Het Rohlfingorgel in de Sint-Vituskerk te Blauwhuis
Friese Orgelkrant 2011
De voorganger van de huidige Sint-Vituskerk in Blauwhuis kwam in 1804 in het bezit van een pijporgel dat in 1871 - vier
jaar nadat de neogotische schepping van dr. P.J.H. Cuypers in het dorp was verrezen - door E. Ypma werd geplaatst in het
nieuwe kerkgebouw. Het werd kort na 1890 afgebroken en verdween spoorloos. Er kwam een harmonium dat op zijn beurt
in 1924 het veld moest ruimen voor het huidige orgel. Dit instrument werd geleverd door de Duitse Firma Gebrüder Rohlfing
te Osnabrück op aanraden van de priester J.A.S. van Schaik die hiervoor te rade was gegaan bij zijn collega-priestermusicus
prof. dr. H. Vroom. Laatstgenoemde kende het Rohlfingorgel in de voormalige Heilige Hartkerk aan de Moesstraat te
Groningen en roemde dit instrument. Het orgel in Blauwhuis werd geleverd via de Firma Holtman & Leemhuis te Zuidbroek
die als vertegenwoordiger voor Rohlfing fungeerde. De prijs was ƒ 7.800,-. Op 16 december 1924 om 14.00 uur werd het
orgel in gebruik genomen met een bespeling door Jony Ponten uit Groningen. Hij voerde werken uit van Johann Sebastian
Bach, Alexandre Guilmant, Josef Schildknecht en Jacques Lemmens.
De periode waarin dit instrument tot stand kwam wordt door sommigen nog steeds beschouwd als een dieptepunt in de orgelbouw. In die
opvatting is de laatste jaren enige nuancering gekomen. Hoewel de kwaliteit van de gebruikte materialen soms ernstig leed onder de
economische crisis en de felle concurrentie tussen de orgelbouwers, bleken vele constructies toch doelmatig en is de klank van
sommige instrumenten zeer fraai, zeker binnen de voorstelling die men zich daar indertijd van maakte. Het orgel in Blauwhuis is in
vele opzichten een kenmerkend voorbeeld van de Duitse orgelbouw uit het eerste kwart van de 20ste eeuw. Dergelijke instrumenten werden vaak als “valuta-orgels” aangeduid vanwege het lage bedrag dat ze kostten dankzij de sterk gedevalueerde Reichsmark. Bij het orgel in Blauwhuis uit zich dit aspect in het relatief grote aantal zinken pijpen en het gebruik van voornamelijk naaldhout. In 1952 wijzigde Vermeulen te Alkmaar de dispositie van het instrument waarbij hij de Viola di Gamba van het Hoofdmauaal verving door een Kwint 2⅔ voet en de Salicionaal 8 voet van het Zwelwerk door een Sesquialter 1 à 2 sterk. Ook de samenstelling van de Mixtuur werd toen licht gewijzigd.
Deze wijzigingen in neobarokke zin zijn in het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw door Adema-Schreurs Kerkorgelbouw
ongedaan gemaakt. Antoine Schreurs kon daarvoor pijpwerk uit voorraad gebruiken dat stamde uit dezelfde periode als het orgel en dat qua materiaal, mensuur en factuur overeenkwam met het oorspronkelijke pijpwerk. Tegelijkertijd bracht hij het instrument weer in speelbare staat en maakte hij het schoon waarbij hij veel hulp ontving van vrijwilligers uit de parochie. Dankzij de weer
functionerende toestand van het instrument kon de klank worden beoordeeld door de orgeldeskundigen van de toen zo geheten Rijksdienst voor de Monumentenzorg (thans Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed). Dat leidde ertoe dat het orgel kon worden bijgeschreven op de redengevende omschrijving van het kerkgebouw. Bij de huidige restauratie is het gehele orgel schoongemaakt en grondig hersteld. Daarbij is ook de oorspronkelijke samenstelling van de Mixtuur gereconstrueerd door de in 1952 geplaatste pijpen te vervangen door kopieën van de oorspronkelijke exemplaren die qua factuur en mensuur veel beter in het geheel passen. Een korte beschrijving volgt hieronder.
Het orgel is opgesteld in drie delen: in twee eenvoudige kassen ter weerszijden van de tribune en in een door een houten schot
afgescheiden ruimte achter de speeltafel bij de westgevel van de kerk. Op die wijze blijft het rozetvenster in de westmuur grotendeels vrij. De kassen bestaan uit massief eiken lijst- en regelwerk en eiken gefineerde triplex panelen. De opstelling van de windladen in de kassen is als volgt:
in de twee voorste kassen bevindt zich het Hoofdmanuaal. De laden liggen loodrecht op het voorfront met de grootste pijpen achteraan, in de linker kas de C-kant en in de rechter de Cis-kant;
Zwelwerk en Pedaal bevinden zich in de ruimte achter de speeltafel. Het Zwelwerk tegen de westmuur in piramidale opstelling en het Pedaal, eveneens piramidaal, tegen de rechter torenwand.
De windvoorziening bestaat uit een “schwimmerbalg”. Bij de laatste restauratie is de stelling waarop deze staat, verhoogd, zodat de in het midden van de jaren negentig van de 20e eeuw vernieuwde windmachine daaronder een plaats heeft kunnen vinden. De balg is opnieuw beleerd.
De laden zijn van het type “Hängeventillade”, waarbij de zogenoemde keilvormige “Witzig”-balgjes verticaal geplaatst zijn. Het systeem werkt met één winddruk. In de registercancel bevindt zich onder elke pijp een met darmleder bekleed balgje met op het vrije blad een cirkelvormig afsluitventieltje. Wanneer de toets niet wordt aangeslagen, is dit balgje gevuld met lucht waardoor het ventieltje de toegang tot het kanaal naar de pijp afsluit. Zodra de toets wordt aangeslagen ontsnapt de wind uit het balgje, zodat het ventieltje de weg vrijmaakt voor de wind vanuit de registercancel naar de pijp. De ladelichamen zijn van naaldhout. Dit hoeft bij Duitse orgels niet als een negatief aspect te worden aangemerkt. In Thüringen vervaardigden ook de beste orgelmakers in de 18de eeuw de meeste (sleep)laden van naaldhout. Het orgel is voorzien van buizenpneumatiek die opmerkelijk ver is doorgevoerd. Zelfs de zwelkast wordt pneumatisch bediend terwijl dit op simpele wijze mechanisch had kunnen gebeuren. Vanuit de speeltafel gaan loden conducten inbundels naar de pneumatische stations onder de windladen.
De keilbalgjes in de windladen zijn, na meer dan 80 jaar trouwe dienst, alle vervangen. De vrijstaande speeltafel bevindt zich midden achteraan op de tribune vóór de afgeschotte ruimte met het Zwelwerk en Pedaal. Vanuit die positie kan de organist zowel naar de dirigent als naar het hoofdaltaar kijken. De speeltafel bezit twee handklavieren waarvan de ondertoetsen zijn belegd met kunststof.
De registerwippers bevinden zich in een horizontale rij boven de klavieren en voor diverse functies zijn er als stiften uitgevoerde
drukknopjes in de onderlijst van Manuaal I aangebracht. Het zwelpedaal is uitgevoerd als balanstrede en het registercrescendo wordt
naar Duitse gewoonte bediend door een rolzweller met een klokvormige indicator in de lijst boven de handklavieren.
Vioolprestant Holpijp Salicionaal Voix celeste Flute octaviant Piccolo Basson-Hobo
8' 8' 8' 8' 4' 2' 8'
Pedaal, C - d '
Speelhulpen
Subbas Octaafbas
16' 8'
Koppels: II-I, I-P, II-P, II-II 4’, II-I 4’, II-I 16’ Rolzweller Balanstrede voor zwelkast van M II Drukknopjes als stiften in de onderlijst:
Tremolo Holpijp en nulsteller Pedaalomschakelaar en nulsteller Generaal Crescendo en nulsteller Piano Mezzo-Forte Forte Tutti met nulsteller
(Van de registers Viola di Gamba 8 vt en de Salicionaal 8 vt zijn de pijpen in het midden van de jaren negentig van de vorige eeuw
geplaatste kopieën van de originele exemplaren uit voorraad van de orgelmaker).
Ton van Eck
Nawoord van de redactie:
Op zondag 13 mei zal het gerestaureerde orgel van Blauwhuis weer in gebruik worden genomen. Van de Blauwhuister orgelrestauratie zal een boekje verschijnen, zoals dat ook gebeurd is met de orgelrestauratie in de Michaëlkerk te Woudsend. Het boekje over deze
laatstgenoemde restauratie, waaraan de Friese Orgelkrant vorig jaar aandacht besteedde, is van de hand van Ton van Eck en Victor
Timmer. De titel is ‘Over Albertus van Gruisen en zijn orgel in Woudsend’. In 50 pagina’s behandelen de auteurs eerst het rooms-
katholieke leven in Friesland vóór en na 1853 (het jaar waarin de bisschoppelijke hiërarchie in ons land werd hersteld) alsmede het
werk van orgelbouwer Albertus van Gruisen, algemeen én toegespitst op Friese staties. Vervolgens wordt in hoofdstuk 4 de geschiedenis van het Van Gruisenorgel in Woudsend beschreven.
Daarbij komt uiteraard de orgelrestauratie van 2009-2011 uitgebreid aan bod. Het hoofdstuk eindigt met een beschrijving van zowel het inwendige als uitwendige van het orgel na de restauratie. Hoofdstuk 5 gaat over het gebruik van het orgel in rooms-katholieke in de plaatselijke liturgische context. Het boekje eindigt met een evaluerend ‘Besluit’ van Ton van Eck, die tevens de adviseur bij de orgelrestauratie in Woudsend was. Tot slot is een verklarende lijst van vaktermen opgenomen. Verder bevat het boekje ondersteunende illustraties en het nodige fotomateriaal, op de omslag in kleur. Het boekje is voor vijf euro te bestellen bij mevrouw Carla Schraa van het kerkbestuur (telefoon 0514 – 591776).