In 1858 besluiten de kerkvoogden van de Hervormde kerk te Heeg (tegenwoordig Haghakerk genoemd) een nieuw orgel te laten bouwen.
De in 1788 uitgegeven dispositieverzameling van Knock vermeldt over het oude orgel: ‘Het orgel alhier met 1 Hand-Clavier en Vrij
Pedaal heeft de volgende 9 stemmen: Manuaal: Praestant 8 voet, Holpijp 8 voet, Octaaf 4 voet, Quint 3 voet, Octaaf 2 voet, Mixtuur
en Sesquialter. Pedaal: Trompet 8 voet en Holpijp 8 voet. Verders 4 Blaasbalgen, en heeft onder kort Octaaf. Op 13 maart stuurt
Van Dam een volledig bestek en een tweetal tekeningen naar de kerkvoogdij te Heeg. In een begeleidend schrijven wordt gerefereerd
aan een gesprek in de kerk. Na dat gesprek brengt Van Dam nog enige wijzingen in het bestek aan. Zijn vraagprijs is 6140 gulden.
Voor het oude orgel biedt hij 200 gulden. Dit bestek wordt door de kerkvoogdij gebruikt om offertes bij verschillende orgelmakers
te vragen. Enige correspondentie over de financiering tussen de kerkvoogdij en de floreenplichtigen, benevens een “Verbaal van het
Provinciaal Collegie van toezigt over de Kerkelijke Administratie bij de Hervormden in Frieslande” betreffende die financiering
levert geen informatie over het orgel op. We laten die zaken dan ook buiten beschouwing.
Op 15 juli verschijnt Steven Wijnands
Velds ten tonele. Deze organist ontving zijn opleiding bij Daniël Brachthuyzer. Van 1823-1861 was hij verbonden aan de Martinikerk
te Sneek. Hij trad regelmatig op als orgeladviseur. Daarbij ging hij zeer gedetailleerd te werk. Zo stelde hij zelf zeer
nauwkeurige bestekken op. Hij propageerde het aanbrengen van een zelfstandig pedaal. Daarvan enige voorbeelden:
• 1839 Hervormde kerk Woudsend, Scheuer (Hoofdwerk: 9 stemmen, Positief: 5 stemmen, Pedaal: Subbas 16 voet, Violon 8 voet, Octaaf
4 voet, Bazuin 16 voet). Dit orgel is in 1938 vervangen door een orgel van Bakker en Timmenga, waarbij het front van Scheuer
gehandhaafd bleef.
• 1847 Doopsgezinde kerk Sneek, Scheuer (Hoofdwerk: 12 stemmen, Onderpositief: 8 stemmen, Pedaal: Subbas 16 voet, Open fluit 8
voet, Octaaf 4 voet, Basson 16 voet, Trompet 8 voet).
• 1852 Hervormde kerk Holwerd, Scheuer (Hoofdwerk 9 stemmen, Onderpositief: 6 stemmen, Pedaal: Subbas 16 voet, Prestant 8 voet,
Open fluit 8, Octaaf 4 voet, Trompet 8 voet).
• 1853 Hervormde kerk Grou, Van Dam (Hoofdwerk: 11 stemmen, Bovenwerk: 7 stemmen, Pedaal: Subbas 16 voet, Prestant 8 voet,
Quintadena 8 voet,Octaaf 4 voet, Trombone 8 voet). Geen van deze vier orgels had een pedaalkoppel. In Grou werd die in 1858 door
Van Dam aangebracht, in Sneek in 1870 door Van Dam en in Holwerd in 1907 door Bakker en Timmenga.
Velds en de vakman Van Dam
Op die 15e juli schrijft Velds een brief aan de kerkvoogdij van de hervormde kerk (Velds spreekt nog van de gereformeerde kerk) te
Heeg. Hij verontschuldigt zich voor de vrijpostigheid waarmee hij ongevraagd een brief stuurt, maar omdat hij bij geruchte heeft
vernomen dat de kerkvoogdij een nieuw orgel wil laten maken en hij op grond van zijn “veeljarige ondervinding” weet dat er dan
vaak dingen verkeerd gaan, is hij toch maar zo vrij zich te melden. Vaak gaat een kerkvoogdij, die niet ter zake kundig is, in op
een ontvangen tekening en bijbehorende offerte of wordt de opdracht gegeven aan een orgelbouwer waarvan men toevallig Steven W.
Velds als orgeladviseur de naam kent. In dergelijke gevallen ontbreekt gewoonlijk het noodzakelijke deskundig toezicht. Velds
wijst er op dat er allereerst een volledig bestek moet zijn. In dat bestek dienen de volgende punten te worden vastgelegd: de
constructie en de aanleg van de mechaniek, de dispositie (welke registers, de voethoogte van die registers, welke labialen open en
welke gedekt zijn, welke van de eventuele tongwerken opslaand en welke doorslaand zijn), de te gebruiken materialen (houtsoorten
en metalen, waaronder het materiaal voor het pijpwerk). Men dient zich tot de meest ervaren en beroemdste orgelbouwer te wenden,
niet tot brekebenen of knechten die te vroeg hun meester hebben verlaten. Velds noemt geen namen, maar deze laatste opmerking slaat
duidelijk op J.A. Hillebrand, die nadat hij als werknemer van Van Gruisen in 1811 het orgel in Hallum had opgebouwd, zich
zelfstandig in Leeuwarden vestigde. De opdrachtgever moet een begroting vragen en verder is er een bekwaam opziener nodig, evenals
een bekwaam examinator na de oplevering. Velds heeft vernomen dat voor Heeg wel een bestek is gemaakt, maar dat het volgens
getuigenis van de opsteller zelf ongeschikt is. Van de vier orgelmakers waarmee al contact is geweest, is er één bekwaam, één
bouwt alleen huisorgeltjes, een derde is in het geheel niet bekend en de vierde heeft slechts een klein werkje in Kubaard gebouwd
(W. Hardorff leverde hier in 1856 een orgel met twee manualen en een aangehangen pedaal; FB). Eén van de vier is bovendien
rooms-katholiek (te weten Adema; FB). Velds wijst er op dat in Akkrum, Rauwerd, Oosternijkerk en Niawier nieuwe orgels zijn
gebouwd (door Hillebrand; FB), waar korte tijd na oplevering een andere orgelbouwer nodig was om het instrument in orde te maken.
Ondanks de waarschuwing van Velds heeft men ook in Lemmer slechte ervaringen (daar bouwde Ypma in 1842 een nieuw orgel met 22
registers verdeeld over twee manualen en een vrij pedaal. In 1861 vond ombouw ervan door Van Dam plaats; FB). Tenslotte waarschuwt
hij nog maar eens voor ondoelmatig handelen en biedt hij zijn diensten aan. Op 17 juli schrijft Van Dam nog een keer aan de
kerkvoogdij. Nadat men in Heeg een tekening heeft gekozen, heeft de firma Van Dam nog eens goed gerekend en de prijs verlaagt tot
5680 gulden. Het oude orgel is nog steeds 200 gulden waard, maar de kerkvoogdij mag het ook publiekelijk verkopen. De bouwtijd zal
12 maanden bedragen, gedurende die tijd stelt Van Dam een hulporgel ter beschikking. Op 23 juli legt Van Dam in een nieuwe brief
uit dat de Subbas 16 voet een gedekt register is, een open 16 voet zou door zijn lengte boven de zijtorens uitsteken. Op enig
moment heeft Velds deze brief gelezen, zijn handtekening staat in de kantlijn. Aangezien Velds en Van Dam al meer hadden
samengewerkt, valt aan te nemen dat Velds niet bij toeval gehoord heeft dat er in Heeg een nieuw orgel zal worden gebouwd, maar
dat Van Dam hem heeft ingelicht. Enigszins merkwaardig is dan wel de opmerking van Velds dat de opsteller van het bestek zelf
gezegd heeft, dat het niet geschikt zou zijn. Toch moet uit de context geconcludeerd worden, dat volgens Velds de enige bekwame
orgelbouwer van de vier inschrijvers Van Dam is.
Velds wordt adviseur
Zijn brief maakt indruk op de kerkvoogdij, hij wordt als adviseur aangetrokken. Dit blijkt uit Velds’ brief van 27 juli. Hij voelt
zich vereerd door het in hem gestelde vertrouwen, maar alvorens hij het adviseurschap op zich neemt, wil hij het bestek inzien
en weten welke orgelmaker de opdracht krijgt. Hij wijst nog eens op Lemmer, waar de orgelbouwer niet over de vereiste bekwaamheid
beschikte. Velds blijkt al te weten dat het contract in Heeg op vrijdag 30 juli getekend zal worden. Hij schrijft namelijk dat het
vrijdagmorgen te laat is om nog veranderingen in het bestek aan te brengen. Op 28 juli schrijft Velds nog eens een brief. Hij heeft
het bestek dan al gelezen, hij feliciteert de kerkvoogdij met het wijze besluit de opdracht aan Van Dam te geven en neemt de hem
aangeboden taak graag aan. Hij wijst er nog wel op, dat het pedaal te weinig zelfstandig is door het ontbreken van een Trompet 8 voet.
Het orgel in Heeg wordt dus gebouwd door Van Dam. Alvorens het nieuwe orgel te bespreken zullen we aandacht besteden aan de
correspondentie met de andere orgelmakers die benaderd zijn; wat daarbij te denken van de prijsverschillen? Hardorff en Knipscheer
sturen beide een briefje van één zin, waarin ze zich bereid verklaren een orgel te bouwen volgens het opgegeven bestek en de daarbij horende tekening. Hardorff (brief van 20 juli 1858) vraagt daarvoor 4500 gulden, Knipscheer (22 juli) 6800 gulden. Interessant is de eveneens op 22 juli geschreven reactie van Adema. Hiermee beantwoordt Adema een brief van de kerkvoogdij van 5 juli. Ongetwijfeld zijn de beide concurrenten op dezelfde dag aangeschreven. Adema is weliswaar niet geroepen het bestek te “examineren of te criticeren”, maar heeft wel een aantal op- en aanmerkingen: 1. Adema wil een nieuw soort blaasbalg gebruiken, een reservoir (tegenwoordig noemen we dat een magazijnbalg). 2. Volgens het bestek heeft het bovenklavier geen doorlopende open 8 voet, dus verdient het aanbeveling de 7 grootste pijpen van de Salicionaal 8 voet open in plaats van gedekt te maken of de Viola 8 voet niet met klein c, maar met groot C te laten beginnen. 3. Adema vindt het noodzakelijk dat alle beweegbare deeltjes met laken of andere zachte stof worden ingevoerd. Dit is niet in het bestek opgenomen. 4. De prijs van Adema is 4890 gulden. Op 30 juli wordt in Heeg door L. van Dam en drie kerkvoogden een belangrijk document ondertekend: ‘Bestek en Conditiën van een Nieuw Orgel in de Nederduitsche Hervormde Kerk te Heeg’. Als vijfde persoon tekent S. W. Velds, die daaraan toevoegt “in tegenwoordigheid van”. Hij sluit formeel geen contract, maar ziet er wel op toe dat alle procedures correct verlopen.
In het bestek wordt uitvoerig over de windvoorziening geschreven. Net als Adema beschrijft Van Dam een magazijnbalg. Door het vaak
orkestrale orgelspel werden in de 19e eeuw hogere eisen aan de windvoorziening gesteld dan voorheen. Nadat Juergen Marcussen rond 1819 de zogenoemde kastbalg ontwikkelde, ontstond verderop in de 19e eeuw de magazijnbalg, waardoor als nooit tevoren een gelijkmatige winddruk mogelijk was. In de archieven bevindt zich nog een verhandeling van Velds over de windvoorziening.
Het resultaat
Een uitvoerige beschrijving van het front en de inwendige opbouw is te vinden in het bekende boek ‘Vijf eeuwen Friese Orgelbouw’ van Jan Jongepier op bladzijde 90 en 91. Hier vermelden we alleen de originele dispositie:
Onderklavier, C - g '''
Bovenklavier, C - g '''
Prestant Violon D Bourdon Holpijp Octaaf Roerfluit Prestant Quint Superoctaaf Tertiaan (op C 1⅓' en vanaf c 2' – 1⅓') Cornet Trompet B/D
8' 16' 16' 8' 4' 4' 3' 2' 1-2 st.
3 st. 8'
Salicionaal (C-B in het front) Viool di Gamba (C-B in Roerfluit 8') Roerfluit Salicet Fluit Travers Woudfluit Clarinette (doorslaand tongwerk) Quintfluit
8'
8'
8' 4' 4' 2' 8'
3'
Pedaal, C - d '
Speelhulpen
Subbas Violon Open Fluit Bazuin (doorslaand tongwerk)
16' 8' 4' 16'
3 afsluiters tremulant met lichte zweving op BK klavierkoppeling pedaalkoppeling ventiel.
De Tertiaan en de Quintfluit worden niet in het bestek genoemd, maar zijn wel origineel. Evenmin spreekt het bestek over de lege
plaats in het pedaal (sleep en registertrekker “Muet” – waarschijnlijk bedoeld voor de Trompet 8 voet, die Velds eigenlijk nodig vindt voor een vrij pedaal – zijn aanwezig) en over de merkwaardige aanleg van de pedaalkoppeling (die werkt slechts van C-d, dus over de onderste 15 van de 27 pedaaltoetsen). De Cornet is een 16-voets Cornet met de samenstelling 5⅓ voet, 4 voet, 3⅕ voet). De Cornet moet dus altijd samen met de Bourdon en/of de Violon gebruikt worden. Teneinde de cantus firmus bij de gemeentezang zeer duidelijk te doen uitkomen, verdient het dan wel aanbeveling de melodie met de rechterhand in octaven te spelen. Dit is een ideale registratie voor onbekende liederen, maar bij de beweeglijke ritmiek met veel achtste noten van veel nieuwe liederen uit het voor 2013 geplande nieuwe liedboek technisch nauwelijks uitvoerbaar. De Cornet is dus niet bruibaar voor de bekende Engelse Voluntaries, maar de combinatie 8-4-3-Tertiaan kan dienst doen als Cornet op 8 voetsbasis.
De toonhoogte van het orgel was tijdens mijn bezoek a1 = 427 hertz bij 8 graden C. Bij een graad of 15 is het dan 435 hertz, de
normale hoogte voor de bouwtijd.
Tenslotte
Velds staat bekend als pleitbezorger van een vrij pedaal. Helaas hebben we niet gevonden waarom hij dat zo belangrijk vond. Hij hield in elk geval van grote orgels. In het archief van de PKN te Sneek bevindt zich een tekening van Scheuer van het orgel in de
Martinikerk. Op deze tekening is het Schnitgerorgel uitgebreid met een bovenwerk. Velds en Scheuer hadden wel behoefte aan een meer
romantisch Bovenwerk, maar wilden het Borstwerk handhaven. Er moest dan maar een orgel met 4 manualen komen. Helaas ging die wens niet in vervulling. Toen Scheuer het orgel in de Doopsgezinde kerk te Sneek bouwde, gebruikte hij het daar aanwezige orgel van Van Gruisen (1786, 1 manuaal, aangehangen Pedaal) voor het Hoofdwerk. Het nieuwe orgel kreeg de toonhooge van Van Gruisen (415 hertz.). In 1923 werd de toonhoogte 440 hertz. Na de restauratie in 1975 functioneerde de Basson 16 voet slecht. Reil kopieerde een aantal
pedaalrgisters uit Sneek ten behoeve van een nieuw te maken vrij pedaal voor het Scheuerorgel in Hardenberg. In Hardenberg voldeed de Basson evenmin. Nadat Reil met verbluffend resultaat de schalbekers een halve toon had opgeschoven, heeft op aandrang van schrijver dezes Flentrop dat ook in Sneek gedaan. Sindsdien functioneert de Sneeker Basson uitstekend, hij blijft ook veel beter op stemming. Geen wonder, de bekers hebben nu de lengte die bij de oorspronkelijke toonhoogte behoort. De merkwaardige pedaalkoppeling in Heeg doet denken aan het door Velds bekritiseerde Ypmaorgel in Lemmer. In de hervormde kerk aldaar is de pedaalomvang slechts C-b (24 toetsen) en net als in Heeg werkt de pedaalkoppeling slechts over de eerste 15 toetsen (C-d). Op 10 december 2011 werd het gerestaureerde orgel van Grou in gebruik genomen. Adviseur Theo Jellema vertelde over de uitvoerige correspondentie die in het archief gevonden is. Velds noemt 3 volgens hem “wel aardige orgels” in de directe omgeving (Jorwerd, Roordahuizum en Wirdum, alle drie met Hoofdwerk en Rugpositief met aangehangen Pedaal), maar noemt vervolgens twee orgels van Hinsz in Leens (Hoofdwerk 10, Rugpositief 9 en Pedaal 8 stemmen) en Midwolda (Hoofdwerk 13, Rugpositief 10 en Pedaal 10 stemmen).
Een belangrijke plaats als Grou verdient volgens hem dan ook beslist een vrij pedaal. Met mij zullen vele lezers zich uitvoeringen
van het Wohltemperierte Klavier door Jan Jongepier en Broer Witte herinneren, waarbij bleek hoe prachtig deze “wel aardige orgels”
kunnen klinken en wat er allemaal mogelijk is! Overigens werkte oorspronkelijk ook in Grou de pedaalkoppel maar over de eerste 15
toetsen (C-d). Dit is in 1910 veranderd in een normale koppeling over het hele pedaal.
Folkert Binnema
(met dank aan Sytse ten Hoeve – hij bezorgde mij afschriften uit het archief van Heeg, waardoor het idee ontstond dit artikel te schrijven – en aan organist Fekke Bijlsma voor de gastvrije ontvangst in de Haghakerk te Heeg).