De Leeuwarder stadsorganist Theo Jellema had vorig jaar een valse start
met zijn arbeidsintensieve marathonproject ‘Drie jaar Bach’ op zaterdagmiddagen
in 24 kerken van de gemeente Leeuwarden. Corona zorgde ervoor
dat hij maar zeven van de acht geplande concerten kon doen en ook
nog eens binnen vier in plaats van de geplande negen maanden. Op 19
maart startte hij met de tweede ronde in Easterlittens.
Begin 2020 stopte Theo Jellema als vaste kerkorganist van de Grote Kerk in Leeuwarden.
Zijn lessen aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen beëindigde hij in september
2021. Hij blijft actief als adviseur bij orgelrestauraties. Dit jaar steekt hij bijvoorbeeld
veel tijd in de begeleiding van de plaatsing van een nieuw groot orgel in een oude
kas in Enkhuizen. Ook schrijft hij voor onder meer het landelijke maandblad Het Orgel.
Een mooie publicatie zit er in bij speurwerk naar het instrument in de kerk van Arum.
“Een gelukstreffer”, vertelt Jellema. “Soms vind je niet meer dan een A4’tje over een
orgel. Nu vond ik omdat ik meer tijd heb in de archieven mooie informatie uit
brieven van vier orgelmakers, mensen die zich met restauraties bemoeiden en
zelfs sollicitatiebrieven van organisten uit het verleden.”
Wanneer kreeg je het idee voor deze Bach-marathon?
“Mijn functie van stadsorganist, die ik sinds zes jaar heb, mag ik zelf invullen. Ad Fahner,
die veel bezig is met de stadshistorie, tipte mij of er niet iets te doen was met de orgels
in de dorpen van de gemeente. Leuk, helemaal omdat Leeuwarden flink uitgedijd is. Ik
telde 21 dorpsorgels en voegde er 3 in de stad aan toe.”
Hoe is het repertoire tot stand gekomen?
“Johann Sebastian Bach is natuurlijk een aansprekend etiket. En hij biedt veel keus,
al kan ik de grote werken natuurlijk op de meeste dorpsorgels niet spelen. In deze drie
jaar verrijk ik mijzelf bijzonder, omdat ik van zijn muziek die gecomponeerd is voor één
klavier zonder pedaal maar 10 procent op mijn repertoire had.”
“De boeken 1 en 2 van het Wohltemperierte Klavier vormen een prachtig geraamte voor
de 24 concerten; ze tellen 24 preludes en 24 fuga’s, gemakkelijk te verdelen dus.
Verder speel ik de complete Inventionen en Sinfonien en de Kunst der Fuge.
Bijzonder vind ik zelf de volledig uit te voeren merkwaardige en soms wat
onevenwichtige Neumeisterkoralen van de jonge Bach, die pas in het Bachjaar 1985
zijn uitgegeven. Aan los grut om de drie kwartier per keer vol te krijgen,
heb ik gekozen voor onder meer delen uit zijn Franse en Engelse suites, echte
klavecimbelmuziek. Op de grote orgels van Grou en Mantgum kan ik bekende preludes en
fuga’s en triosonates uitvoeren. Ik puzzel wat af aan mijn bureau om het in drie
kwartier per keer te krijgen.”
Hoe bereid je je voor op die speeldagen?
“Vorig jaar met die tussenpozen van veertien dagen was het best hard studeren. Voor
het Wohltemperierte Klavier gebruikte Bach voor ieder stuk een andere toonsoort. Ook in
dis-klein, daar speel je bijna nooit in. Omdat ik door corona een tijdje heel weinig speelde,
kon ik al flink studeren op stukken voor over pakweg driekwart jaar in deze serie. Ik doe
dat vaak hierboven op mijn clavichord. (Een oud klavierinstrument met een zachte op
een luit lijkende klank, dat in de zeventiende en achttiende eeuw veel gebruikt werd voor
kamermuziek, WvdH). Een week vooraf repeteer ik op het orgel dat aan de beurt is,
vooral ook om te kijken hoe het er voor staat. Sommige worden niet meer wekelijks bespeeld.”
Welke orgels zijn je onbekend?
“Geen. Ik bekijk de disposities vooraf goed, maar in Jellum en Weidum heb ik denk ik
misschien tien of twintig jaar terug voor het laatst gespeeld. Het allerkleinste is dat van
Friens. Elk instrument is bijzonder en alle orgels zijn me even lief. Verrast was ik door die
van Weidum en Baard. Uit de tweede helft van de negentiende eeuw – dus toch al wat
verder af van Bach (1685-1750) – en toch verbinden zij zich zo goed met zijn muziek.
Soms moet ik mijn repertoirekeuze nog bijstellen. Het typewerk doe ik zelf. Als ik van
koers moet veranderen, zit ik soms op zaterdagochtend voor de middag nog nieuwe
programma’s voor de bezoekers te kopiëren.”
Hoe is de belangstelling?
“Gemiddeld kwamen er zo’n 75 mensen. De kerk in Idaard is zo klein dat er zelfs mensen
onder de orgelbalustrade in de hal zaten. Ik speel om drie uur ’s middags, omdat er ook
mensen van verder weg komen door publiciteit in landelijke orgelbladen. Ik sprak een
Utrechtenaar en een man uit Noord-Holland, die ik wel vaker zie. Die kunnen na afloop
weer mooi op tijd thuis zijn. Ik weet van mensen die het plan hadden alle 24 te bezoeken,
maar dat lukt ze vast niet. Voor Friese bezoekers liggen de kerken mooi centraal.”
“Voor het concert vertel ik in 3 minuten over wat ik speel, tussendoor niet. In de Grote
Kerk van Leeuwarden kan ik met 38 registers, 3 klavieren en een pedaal wel wat langer
spelen, maar op de kleinere orgels is je palet gewoon te beperkt om langer dan drie
kwartier gevarieerd uit de hoek te komen.”
Hoe ziet het speelschema er voor dit tweede jaar van de drie uit?
“De start was op 19 maart in Easterlittens. Ik doe er na de zeven van vorig jaar nu negen
om weer op het gemiddelde van acht per jaar te komen. Bijna altijd op de derde zaterdag
van de maand. De laatste van de serie van dit jaar is dus op 19 november.’’