Dit jaar is het 50 jaar geleden dat Anthon van der Horst overleed. Anthon van der Horst werd als organist en
dirigent wereldwijd bekend om zijn actuele en vernieuwende vertolkingen van de werken van Johann Sebastian Bach.
Ook als componist en docent liet hij zijn sporen na. In dit artikel wordt getracht een goed beeld te geven van
deze veelzijdige musicus, die een belangrijke plaats inneemt in de Nederlandse muziekgeschiedenis van de 20e
eeuw.
Levensloop
Op 20 juni 1899 wordt Anthonie van der Horst geboren als zoon van Hendrik van der Horst en Johanna Algonda Petronella
van der Horst-van Acker. Naast Anthon werden er nog drie andere kinderen geboren. Vader Hendrik was dirigent en docent
piano en pedaalharmonium en zo kwam Anthon al vroeg met muziek in aanraking. Hij bleek al snel over veel talenten te
beschikken. Als kind van vier speelde hij al piano en harmonium en kon hij goed noten lezen. Zijn eerste muzieklessen
kreeg hij van zijn vader en op tienjarige leeftijd trad hij al voor het eerst in het openbaar op als begeleider van
een koor van zijn vader. Naast zijn muzikale talenten had Anthon ook gevoel voor taal en hield hij van gedichten.
Toen hij nog maar vijftien jaar oud was, ging hij reeds naar het conservatorium in Amsterdam. Hij studeerde daar orgel
bij Charles de Pauw en compositie bij Bernard Zweers. Ook Anton Tiere was een belangrijke docent voor Anthon van der
Horst (muziektheorie en compositie). In 1917 slaagde hij cum laude voor zijn orgelexamen, waarna hij in 1919 in het
Concertgebouw in Amsterdam de Prijs van Uitnemendheid wist te bemachtigen. Op 11 april 1922 trouwde hij met Elisabeth
Anna Sophia van Schevichaven.
Na zijn afstuderen had Anthon van der Horst meteen veel muzikale werkzaamheden, die hij al tijdens zijn studie opgebouwd
had. De nadruk lag in die tijd vooral op het begeleiden van solisten en koren. Met de beroemde sopraan Aaltje Noorderwier
had hij een speciale band; met haar maakte hij vele concertreizen en hij schreef ook composities voor haar. Anthon en
zijn vrouw kregen drie kinderen: Hent (1924), Jaap (1927) en Ton (1932).
Als snel werd Anthon van der Horst een vooraanstaande dirigent, organist, docent en componist in Nederland. Ook tijdens
de Tweede Wereldoorlog ging hij zoveel mogelijk door met zijn werkzaamheden. Aan de ene kant natuurlijk omdat het zijn
werk en inkomen betrof, aan de andere kant ook omdat hij absoluut niet zonder muziek kon en juist in de oorlogstijd kracht
kon putten uit de muziek. Omdat tijdens de oorlog concerten soms niet doorgingen of werden uitgesteld, een aantal
leerlingen hun studie moest onderbreken en de Engelse Kerk in Amsterdam (waar Van der Horst toen organist was) werd
gesloten, had hij meer tijd en mogelijkheden om zijn ideeën over muziek op te schrijven. Opvallend hierbij was zijn drang
naar authenticiteit en het stellen van vragen als: wat is de oorsprong van de muziek, wat zijn de bedoelingen van de
componist en wat staat er in de originele partituur? Deze ideeën uitte hij in radio-uitzendingen, in zijn lessen, artikelen
en boeken en uiteraard in zijn eigen uitvoeringspraktijk. Hij stond daarin soms lijnrecht tegenover opvattingen van tijdgenoten.
In 1948 werd Anthon van der Horst erepromovendus in de Godgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te Groningen. Dit vanwege
zijn werk op het gebied van kerkmuziek in het algemeen en vanwege zijn kennis over en vertolking van de kerkmuziek van
Johann Sebastian Bach in het bijzonder. Dit eredoctoraat was een belangrijke waardering voor zijn werk. Ook als
concertorganist en orgelimprovisator kreeg hij veel erkenning en gaf hij veel internationale concerten. Na de oorlog
volgden zeer veel uitvoeringen als dirigent met de Nederlandse Bachverening (NBV) en was hij ook meerdere malen
gastdirigent bij het Concertgebouworkest. Van 1950 tot 1965 werd Anthon van der Horst bij de gemiddelde Nederlander
vooral bekend door zijn piano- en orgelspel bij de dagopeningen en morgenwijdigen op de radio bij de VPRO.
Zo op het oog een succesvolle carrière. Toch merkte Van der Horst ook veel onbegrip voor zijn werk. Hij liep er regelmatig
tegenaan dat zijn werk te gecompliceerd werd gevonden en dat niet iedereen bij repetities en uitvoeringen zo diep wilde gaan
als hijzelf. Omdat hij vanaf 1952 ook nog te maken kreeg met een ernstige ziekte – hetgeen later kanker bleek te zijn – kan
men wel spreken van behoorlijk wat tragiek in zijn leven. Vanaf 1957 moest hij vanwege zijn gezondheid beginnen met het
afbouwen van zijn werkzaamheden en moest hij steeds meer dingen afzeggen. Zijn laatste muzikale activiteit in het openbaar
was de uitvoering van de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach met de NBV in Naarden in 1964. Op 7 maart 1965 overleed
Anthon van der Horst op 65-jarige leeftijd.
Organist
In 1915 werd Anthon van der Horst benoemd als kerkorganist van de Grande Eglise Wallone in Amsterdam. Daarna volgde in 1919
de Engelse Kerk in Amsterdam, in 1944 de Nederlandse Protestanten Bond in Hilversum en in 1955 de Grote Kerk te Naarden.
Voor iemand van zijn status waren dit niet echt de kerkmuzikale posten waar je het eerst aan zou denken. Het was ook de
bedoeling dat hij organist van de Oude Kerk in Amsterdam zou worden, op het door hem zeer geliefde en veelbespeelde orgel.
Dit liep helaas mis, volgens Van der Horst zelf doordat het kerkbestuur van plan was hem een dusdanig laag honorarium te
geven dat hij genoodzaakt was om deze post aan zich voorbij te laten gaan. Voor een serieus en ijverig musicus als Van der
Horst was het onderbetalen van (kerk)musici een onoverkomelijk punt.
Als begeleider op orgel en piano trad hij op met vele bekende solisten als Aaltje Noorderwier (sopraan), Jo Vincent (sopraan),
Louis van Tulder (tenor), Max Kloos (bariton), Paul Loewer (fluit), Johan Feltkamp (fluit), Carel van Leeuwen Boomkamp
(cellist), Jaap Stotijn (hobo).
Hij werd als concertorganist internationaal gewaardeerd om zijn Bachspel en zijn improvisaties. Zijn Bachvertolkingen
vielen in die tijd op omdat er veel romantisch vernis vanaf was. Het leverde hem vele concertuitnodigingen op voor
belangrijke festivals in het buitenland. Hij gaf ook improvisatieconcerten samen met collega’s en leverde de thema’s
voor het eerste Haarlemse Improvisatieconcours in 1951. Piet Post, een leerling van Van der Horst, die na een improvisatie
van Van der Horst aan hem vroeg waarom er twee precies dezelfde variaties achterelkaar klonken met slechts een verschil in
registratie, kreeg als antwoord dat Van der Horst even niet meer wist hoe hij verder moest en zichzelf zo tijd schonk om na
te denken over een volgende variatie! Dit zegt wel iets over zijn manier van improviseren: bedachtzaam en theoretisch
onderlegd, maar ook koelbloedig en ver boven de materie staand!
Zijn interesse voor de authentieke uitvoeringspraktijk was ook terug te vinden in zijn ideeën over orgelbouw. Hij was
adviseur bij de bouw van Flentrops eerste mechanische orgel in de Grote Kerk te Wageningen in 1943 (het orgel werd bij
de slag om de Grebbelinie in 1945 reeds verwoest). Ook was hij adviseur bij de restauraties van de orgels in de Grote
Kerk te Zwolle (1951) en de Laurenskerk te Alkmaar (1959).
Pedagoog
Ook als pedagoog was Van der Horst zeer actief. In 1922 was hij betrokken bij de oprichting van het Gooisch Muzieklyceum,
waar hij in 1927 directeur van werd. In 1935 werd hij hoofdleraar orgel aan het Amsterdams Conservatorium en in 1937 ook
hoofdleraar koor- en orkestdirectie aldaar. Bekende en belangrijke namen onder zijn orgelstudenten zijn bijvoorbeeld Albert
de Klerk, Piet Kee, Bernard Bartelink en Charles de Wolf, alsmede de Leeuwarder organist Piet Post.
Veelzeggend is het dat hij niet goed overweg kon met Jacob Bijster, zijn collega aan het Amsterdams Conservatorium, die
vanaf 1942 tegen Van der Horsts wil de tweede hoofdvakleraar orgel werd. Jacob Bijster kwam uit de school van Marcel Dupré,
een heel andere belevingswereld dan die van Van der Horst. Anthon van der Horst werd als docent gezien als iemand die meer
nadruk legde op muzikaliteit en meer vrijheid gaf in technisch opzicht dan Bijster. Opvallend is dat het in hun composities
juist andersom is: Anthon van der Horst met zijn strenge modus conjunctus (zie verderop in dit artikel) en zijn brede
theoretische onderbouwing was daarin weer meer technisch dan Jacob Bijster.
Componist
Anthon van der Horst leefde dag in dag uit met muziek in zijn hoofd. Componeren was dan ook de diepste uiting van zijn
wezen. Hij zag het componeren zelf als een bezield spel waarbij dán de componist, dán de muziek zelf een zet op het
schaakbord zet. Hij kon altijd en overal componeren. Eigenlijk was het uitvoeren van muziek voor hem ook een vorm van
componeren; elke keer werd een stuk weer als nieuw uitgevoerd. Zo kan gezegd worden dan Van der Horst vrijwel altijd met
componeren bezig was!
Componeren deed hij vaak in verband met zijn eigen praktijk, zoals de liederen die hij componeerde voor Aaltje Noorderwier
(voor haar schreef hij ook het werk “Oratio Moysi hominis Dei” voor haar 60e verjaardag en 40-jarig jubileum in 1928). Ook
componeerde hij veel in opdracht van de VPRO en de NCRV. Zijn bekende werk “Choros VI” over het Wilhelmus is bijvoorbeeld
in opdracht voor de NCRV geschreven. Zijn voorkeur voor mystieke teksten uit de Middeleeuwen blijkt uit bijvoorbeeld zijn
“Choros I” (1932) voor instrumenten en menselijke stemmen. Ook schreef hij drie symfonieën voor orkest.
De jeugdwerken hebben nog een laatromantisch idioom. Later ontwikkelde Van der Horst een eigen muzikale taal die hij ‘modus
conjunctus’ noemde. Het voert te ver om dit in dit artikel theoretisch uit te leggen, maar het komt erop neer dat er een
toonladder wordt geformeerd met afwisselend hele en halve toonafstanden waarbij de dominant en de subdominant samenvallen
precies in het midden van het octaaf. Het eerste orgelwerk van Van der Horst (“Suite in modo conjuncto” (1943) voor het
orgel in de Oude Kerk te Amsterdam) is het eerste werk waarin hij deze modus zeer expliciet toepast.
Ook componeerde hij werken los van de concertpraktijk en zonder directe aanleiding. Sommige van deze werken moesten jaren
wachten op een uitvoering en sommige orkestwerken zijn zelfs tot op de dag van vandaag nooit uitgevoerd! Voorbeelden
hiervan zijn “Nocturne Funèbre” uit 1950 en “Trois Études symphoniques” uit 1954. Dit kan te maken hebben met het eerder
genoemde punt dat sommige werken van Van der Horst werden (en misschien nog worden) ondergewaardeerd als te gecompliceerd
en te weinig direct.
Dirigent
De eerste benoeming als dirigent was in 1920 bij de Christelijke Oratoriumvereniging te Utrecht. Later werd Anthon van der
Horst in 1930 dirigent bij het Christelijk Gemengd Koor Sursum Corda en in 1931 bij de Koninklijke Oratoriumvereniging te
Amsterdam. In 1932 werd hij benoemd als dirigent bij de Nederlandse Bachvereniging. Een belangrijke stap. In het werk bij
de NBV kon hij zijn voorkeur en zijn behoefte aan kennis van de muziek van Bach en tijdgenoten helemaal kwijt en hij werd
vanwege de jaarlijkse Naardense uitvoering van de Matthäus-Passion van Johann Sebastian Bach zelfs wereldberoemd.
Bekend is het verhaal dat Anthon van der Horst bij een uitvoering van de Matthäus in Naarden het allemaal zo regisseerde
dat de klokken die voorafgaand aan de uitvoering werden geluid, precies ophielden op het moment dat hij als dirigent de bok
betrad! Dit zegt wel iets over zijn precisie, maar wellicht ook over een zekere ijdelheid.
In 1937 volgde nog een benoeming als dirigent bij de Koninklijke Zangvereniging Excelsior. Dit koor bracht veel koorwerken
van Van der Horst zelf in première.
Het gastdirigentschap bij het Koninklijk Concertgebouworkest geeft maar aan wat zijn niveau als grootheid op diverse
gebieden was!
Slot
Anthon van der Horst, een veelzijdig en vooruitstrevend musicus, die met hart en ziel met zijn werk bezig was. Hij was een
van de mensen die de basis legde voor hoe wij vandaag nog steeds musiceren. Het feit dat er nog steeds nauwelijks of zelfs
nooit uitgevoerde werken van hem bekend zijn geeft aan dat er voor de Nederlandse muziekwereld nog veel werk te verrichten
is om deze man de eer te brengen die hem toekomt!
Jochem Schuurman
N.B. Voor dit artikel is gebruik gemaakt van het indrukwekkende en uitvoerige boek “Anthon van der Horst, 1899-1965. Leven
en werken” van Gert Oost (Canaletto, 1992). Ook is er gebruik gemaakt van een interview met Johan G. Koers op 28 januari
2015 te Oranjewoud.