Hoewel men in Dokkum dit jaar stil staat bij het feit dat er in 1615 sprake is van een carillon, gaat men er eigenlijk
wel vanuit dat er vóór 1615 uur al sprake moet zijn geweest van aanwezigheid van dit oer-Hollandse instrument in de
stadhuistoren in Dokkum. We hebben het hier over een klokkenspel, ook wel beiaard of carillon genoemd. In 1614 moesten
zowel de koepel als het uurwerk van het stadhuis dringend grondig gerepareerd worden. De toenmalige magistraat gaf de
opdracht een werk te maken voor in de nieuwe stadhuiskoepel dat op tenminste 16 klokken zou kunnen spelen, met andere
woorden het klokkenspel werd voorzien van een handspel. Waarschijnlijk bestond een eerder spel alleen als automaat met
een speeltrommel. De nieuwe klokken van Dokkum zouden in volkomen harmonie met elkaar moeten klinken en moesten even
zwaar zijn als de klokken van de Nieuwe Toren in Leeuwarden. Wat voor instrument er in Leeuwarden was is niet meer
precies na te gaan. Slechts bekend is dat het een spel van twaalf klokjes was. In 1541 goot Cornelis Waghevens uit
Mechelen een zware klok voor de Oldehove. Waghevens is als beiaardgieter ook bekend en kan mogelijk het spel gegoten
hebben. Het huidige spel, dat overigens na de afbraak van de Nieuwetoren in 1884 nu in de stadhuiskoepel van het
Leeuwarder stadhuis hangt, werd in 1686 vervaardigd door Claude Fremy op basis van een reeds aanwezige As1 klok
circa 500 kilogram) uit 1544 van Johan ter Steghe.
Waarschijnlijk werd het bezit van een carillon, net zoals het hebben van een imposant orgel, gezien als een heus
statussymbool. Dokkum en Leeuwarden hadden als één van de veertig steden in de Lage Landen een carillon, wat de
importantie van een stad destijds aangaf. Later, pas in begin van de achttiende eeuw, volgde ook de stad Sneek
waarmee het Friese totaal op drie kwam. Anno 2015 zijn er zes met de hand bespeelbare beiaarden in Friesland en
een tal van kleinere automatische klinkende carillons. Dokkum wilde in 1614 niet onder doen voor Leeuwarden en dus
werden er in 1615 uiteindelijk 14 nieuwe klokken gegoten door Jean en Francois Simon uit Lotharingen, die tenminste
even zwaar moesten zijn als de Leeuwarder klokken. En passant goten de gebroeders Simon enkele luidklokken voor
naburige dorpen. Maar hoe zat het met de klank? Vele, vooral buitenlandse bezoekers zoals Charles Burney in zijn
muzikale reizen door Europa, berichten ons hier over.
Zo ook in de 18e eeuw (1715) wanneer ene meneer Z.C. van Uffenbach verslag doet van zijn bezoek aan Dokkum: “Dockum
vonden wij grooter dan wij dachten en tamelijk net en lief gebouwd. Op het stadhuis hangt een klokkenspel, dat echter
zo ellendig is, als ik nog nooit gehoord heb”. We schuiven vervolgens aan bij de raadsvergadering van de vroede vaderen
waarin werd gevraagd “of niet zoude kunnen worden beproefd om een ander klokkenspel te bekomen in plaats van het thans
aanwezige zeer gebrekkige”. Het geluid van het klokkenspel liet duidelijk te wensen over. Sterker nog, het leverde
zelfs de volgende uitdrukking op: 'Praten als het Dokkumer klokkenspel’ en dat staat voor ‘wartaal uitslaan’. Maar
eerder, in 1683, laten Jacob van Melle en Christian Heinrich Postel zich evenwel in hun reisverhaal nog lovend uit.
In 1837 worden de oude klokken verkocht en gaat men op zoek naar een goede klokkengieter. Maar het blijft heel lang
stil in Dokkum. Men had de klokken heel graag willen vervangen maar de kunst van het klokken gieten voor een klokkenspel
was in de 19e eeuw zo goed als verdwenen. Wat nog restte waren de simpele luidklokken.
Dokkum zal het 138 jaar zonder de vrolijke klanken van het carillon moeten stellen. Totdat in 1938, wanneer het
stadhuis gerestaureerd wordt, een Dokkumer voorstelt ook een carillon te laten installeren in de koepel. Door de
onrust in Duitsland en de Duitse bezetting belanden deze plannen in de koelkast. Wanneer Dokkum in 1955 1200 jaar
bestaat wordt er op initiatief van de gemeenteraad een comité uit de bevolking opgericht om de jubilerende gemeente
een carillon cadeau te doen: 'een geschenk van Dokkum aan Dokkum'. En dat cadeau komt er: in 1955 wordt een nieuw
spel van 37 klokken gegoten. Deze beiaard klonk helaas teleurstellend, want wat zei de toenmalige beiaardier Dirk
Donker? “Een oude melkbus klinkt beter”.
Begin jaren '80 werden er weer plannen voor een nieuwe beiaard gemaakt. Binnen enkele maanden was het benodigde geld
bijeen en in september 1983 kon de nieuwe beiaard worden ingespeeld. Bij de bouw had men alvast rekening gehouden met
de mogelijkheid om het spel in de laagte uit te breiden met vier tot acht lagere klokken. Zo kan de basis van het
instrument eenvoudig verlaagd worden, waardoor het een zwaardere klank zou krijgen. De samenstelling van het carillon
is vergelijkbaar met een gemengd koor. Op dit moment zijn het vooral de hogere vrouwenstemmen die we horen. Zou men
in het koor genoeg bassen inbrengen dan heeft het koor een mooie sonore klank. In 2004 schonken Drukkerij Douma Dokkum
en Bouwgroep Dijkstra Draisma elk een basklok waarmee het aantal klokken op 49 kwam. Het carillon heeft nu een lichte
klank waardoor het zeer geschikt is voor het uitvoeren van barokmuziek en mag zich tot de fraaiste instrumenten in
Nederland rekenen.
Iedere vrijdagavond (van 19.00 tot 21.00 uur) en bij speciale gelegenheden wordt het stokkenklavier handmatig bespeeld
door stadsbeiaardier Auke de Boer. Wanneer u goed oplet kunt u horen dat het dan handmatig bespeeld wordt. Dan weer
ingetogen, dan weer voluit, hard en zacht, piano en forte. Het carillon van Dokkum zingt. Daarnaast klinkt het ieder
half uur automatisch via een computer. Hierbij slaat een elektromagnetische hamer de klok aan, maar hierdoor is geen
dynamische verscheidenheid mogelijk, alle tonen klinken even hard, of zacht zo u wil. Het Dokkumer instrument wordt
verder bij veel activiteiten in de stad gebruikt. De aanwezigheid van water en goede luisterplaatsen rondom het
stadhuis geeft een natuurlijk podium. Zo is er een tweejaarlijkse luisterwedstrijd voor schoolkinderen, wat ook de
aandacht van het Jeugdjournaal trok. Ook werd het instrument naast de gebruikelijke gebeurtenissen in 2008/2009
gebruikt in de Elfstedentocht van toneelgezelschap Tryater, waarbij het ‘live’ voor 12.000 bezoekers de toneelmuziek
verzorgde voor de acteurs in hun barre buitenvoorstelling en verder in de musical over Ezonstad. Ook speelde het een
rol bij de jubileumuitvoering van het 75-jarig Toonkunstkoor Dokkum bij “Das Lied von der Glocke”, de beroemde tekst
van Friedrich von Schiller op een toonzetting van Andreas Romberg.
De huidige beiaardier, Auke de Boer, is net als vele van zijn voorgangers ook als organist verbonden aan de Grote- of
Martinuskerk in Dokkum. Deze combinatie is klassiek te noemen. In bijna alle steden in ons land kwam dit voor. Bekende
voorbeelden van stadsorganist en stadsbeiaardier zijn Reynoldus Popma van Oeveringh in Leeuwarden, Johannes Worp in
Groningen (Martinikerk) en Gijsbertus Bastiaans in Haarlem (Bavokerk). Deze dubbelfunctie was zeer aantrekkelijk voor
de musici; men had hierdoor een goed inkomen. Door de week als ‘stadsorganist’ en ‘stadsbeiaardier’ verpoosde men het
volk dat naar de markt kwam voor de inkopen en op zondag in de kerkdiensten. Daarnaast hadden velen een rol bij het
Collegium Musicum, als speler of dirigent.
De volgende beiaardiers van Dokkum zijn bekend:
Dick Gerrijts: 1615-1633;
Claes: omstreeks 1675;
Egbertus Ennius Veltkamp: tot 1694;
Egbert Barsink: tot 1-11-1722;
Adolph de Baron: vanaf 30-6-1742;
Gosling Jans Donga: (mogelijk) 1751-1755;
Dirk S. Donker: 1966-1999;
Auke de Boer: 1999-heden.