ok2015menu




Een Friese organist in Groninger dienst Friese Orgelkrant 2015
 

Over de kortstondige carrière van Willem Cammenga

Inleiding

Friesland heeft in de loop der tijden niet alleen bekende orgelmakers voortgebracht, ook diverse organisten van naam waren er geboortig en/of brachten er geheel of gedeeltelijk hun leven door. Eén van de minst bekenden uit de 19e eeuw is Willem Cammenga uit Leeuwarden. Hij is in zijn geboortestad zelfs zo in het vergeetboek geraakt, dat hij volledig ontbreekt in het bekende boek van Lambooy over de muziekgeschiedenis van Leeuwarden! Zijn betrekkelijke onbekendheid had diverse oorzaken: in Friesland had hij nog nauwelijks naam kunnen maken, want hij was er slechts twee korte periodes officieel kerkorganist, terwijl hij in de tussentijd voor zijn verdere opleiding ook nog eens geruime tijd verbleef in het buitenland. Het meest bekend werd hij daarna nog als organist van de Der Aa-kerk in Groningen, een functie die hij ruim twee jaar bekleedde, maar die abrupt eindigde door zijn vroegtijdige overlijden. Hij had in die korte tijd echter al een zeer goede reputatie opgebouwd. Dankzij zijn studie in Duitsland was hij bij zijn aanvankelijke terugkeer in Friesland ongetwijfeld veruit de best opgeleide organist van zijn generatie in de provincie. Waarschijnlijk was hij zelfs toen in een aantal opzichten ook al beter dan zijn vroegere leermeester Recheus Regnerus Elgersma Frank, de bekende organist van de Grote Kerk in Leeuwarden, zeker als het 'Duitsch klassiek Orgelspel' betrof (muziek van J.S. Bach en anderen). Doordat een aantal Nederlandse orgelstudenten een grondige scholing kreeg in Duitsland begon er na hun terugkeer een heel andere muzikale wind op orgelgebied te waaien in ons land. Zo maakten bewerkingen van klassieke orkestwerken, variaties op bekende liedjes en voorheen populaire impressionistische klankschilderingen en -imitaties, zoals de Slag bij Waterloo, c.q. Doggersbank, de verdrinkingsdood van prins Leopold, twee kijvende echtgenoten, etc. (zie het artikel over Abt Vogler in de Friese Orgelkrant 2011) geleidelijk plaats voor meer echte orgelliteratuur. Willem Cammenga was één van de exponenten van deze nieuwe stroming. Ook hierom is er dus reden deze zo vroeg gestorven beloftevolle organist eens wat nader voor het voetlicht te brengen.

De opmaat in Leeuwarden

Willem Cammenga werd op 25 mei 1835 om vier uur ´s morgens in Leeuwarden geboren als oudste zoon van 'horlogiemaker' Petrus Cammenga en Albertje Frantzen. Willem was kennelijk muzikaal begaafd en kreeg na de eerste pianolessen van schoolmeester W. Leeuwes, vanaf 1847 piano- en daarna orgelles van Recheus Regnerus Elgersma Frank (1829-1858).
Deze talentvolle musicus werd al op veertienjarige leeftijd organist van de Doopsgezinde kerk in Leeuwarden en verhuisde vier jaar daarna (in 1847) naar het grote Müller-orgel in de Jacobijnerkerk, als opvolger van zijn vader (Pieter Frank), die dat orgel liefst 43 jaar bespeeld had. Dankzij het onderricht bij Frank moet Cammenga dit orgel al gauw zo goed hebben leren kennen, dat hij door de snelle vorderingen die hij maakte als leerling, zijn leermeester reeds spoedig verving als die afwezig was, “en wel zóó, dat het ten genoege der Gemeente strekte”. In juni 1851 deelde ‘de commissie voor de orgelzaak’ van de Doopsgezinde gemeente Leeuwarden aan haar kerkenraad mee, “dat de Heer Cammenga hun is voorgekomen geschikt te zijn voor de betrekking van organist”. Hij werd derhalve per 1 juli 1851 benoemd tot tijdelijk organist van de net vergrote Doopsgezinde kerk, ”welke post hij ijverig waarnam”. Hij bespeelde daar het oorspronkelijk uit Amsterdam afkomstige Strümphler-orgel (1786).

Zijn “voortdurende vlijtige oefeningen” wierpen zodanig vruchten af dat de Leeuwarder Courant van 4 mei 1852 wist te melden, “dat onze stadgenoot de heer Willem Cammenga, zoon van den heer P. Cammenga, horlogiemaker, dezer dagen met den meesten lof zijn examen in het bespelen van de piano en het orgel voor het conservatoir, te Leipzig, heeft afgelegd, zoodat hij terstond tot de lessen dier instelling is toegelaten. De heer Cammenga, is een leerling van den heer R. Frank, te dezer stede, weshalve deze onderscheiding niet anders dan strelend ook voor den leermeester kan zijn.”

Leipzig en Dresden

In de lente van 1852 meldde hij zich in Leipzig waar hij onder andere les had van beroemdheden als Ignaz Moscheles, Carl Friedrich Becker en Moritz Hauptmann, waarna hij in 1854 in Dresden zijn studie voortzette bij de beroemde organist Johann Gottlob Schneider Junior (bespeler van het Silbermann-orgel in de Hofkirche). Daarmee trad Willem Cammenga in de voetsporen van andere organisten uit ons land die ook aan dezelfde instituten in Saksen hadden gestudeerd, zoals (eerder al) Johannes Gijsbertus Bastiaans en de broers Johannes Albertus en Gerrit Jan van Eijken. In dezelfde tijd dat Cammenga in 'de oost' was, studeerde daar ook Jan Worp, zijn latere opvolger in Groningen.

Opnieuw Leeuwarden

Aan het eind van 1854 kon Cammenga melden dat hij zijn studie had voltooid en zich als muziekleraar had gevestigd in zijn geboortestad. Het aangegeven adres was dat van zijn ouderlijk huis. Begin 1855 werd hij, als ‘élève’ van het Conservatorium in Leipzig met uitstekende getuigschriften, unaniem gekozen tot organist van het Schwartzburg-orgel in de Waalse kerk in Leeuwarden. Hij zou daar slechts een half jaar dienst doen vanwege de kort daarop volgende benoeming in Groningen. Voor de periode van ‘primo januari’ tot 1 juli van datzelfde jaar ontving hij een honorarium van f. 20,-.

Benoeming in Groningen

Door het overlijden eind 1854 van Jurjen Walles, de organist van de Der Aa-kerk in Groningen, was diens post vacant geworden en werden belangstellenden opgeroepen te solliciteren. Met enige moeite werd voor een vergelijkend examen een capabele jury gevonden in de personen van Recheus R.E. Frank (uit Leeuwarden) en de beide Groninger organisten J. de Wit (rk St.-Martinuskerk), Siwert Meijer (Nieuwe Kerk) en de musicus E. G. Bosse. De aanmelding van Cammenga (vergezeld van helaas niet bewaard gebleven aanbevelingsbrieven uit Duitsland) kwam pas in tweede instantie binnen, wellicht was hij op de vacature geattendeerd door Frank. Van de zes opgeroepen kandidaten staken W.G. Hauff Junior en Cammenga er bij het examen op 16 april met kop en schouders boven de rest uit. De keuze viel op Cammenga, omdat hij het theoretisch gedeelte van het examen als enige foutloos had gemaakt, terwijl zijn ‘talenten als executant zeer worden geroemd.’ Het enige probleem, namelijk dat hij nog geen lidmaat van de hervormde kerk was, werd spoedig opgelost door op 8 juni 1855 in Leeuwarden belijdenis te doen, waarna hij per 21 augustus al werd uitgeschreven wegen het vertrek naar Groningen. In het bevolkingsregister van Leeuwarden werd gemeld dat hij op 29 januari (of moet dat juni zijn?) 1855 de gemeente had verlaten naar Groningen; daaraan was bijgevoegd ‘tijdelijk’. Hield hij nog een slag om de arm? Een getuigschrift werd afgegeven op 29 juni van dat jaar.

De benoeming in de Der Aa-kerk werd spoedig bekend, bijvoorbeeld door het volgende bericht in de Groninger Courant van 29 juni 1855:

“Wij vernemen dat de heer W. CAMMENGA op aanstaande Zondag morgen zijne dienst als organist in de Akerk alhier zal aanvaarden. De benoemde laat in Leeuwarden een goede naam als organist achter; getuigen de volgende woorden, die wij in de Prov. Friesche Courant aantreffen: … Hoewel we ons verheugen, dat den heer CAMMENGA die onderscheiding is te beurt gevallen, en wij niet anders dan de gedane keuze kunnen toejuichen, – daar Groningen getoond heeft belang te stellen in echte klassiciteit – zien wij den benoemde, die zijne opleiding in Leipzig en Dresden, onder de beste theoretici en practici, heeft genoten, toch met leedwezen van hier gaan, en is zijn vertrek ook een groot verlies te noemen voor de Waalsche gemeente, bij wie hij sinds eenigen tijd de betrekking van organist zoo loffelijk vervulde. Wij gelooven toch, dat de plegtigheid van de eeredienst er niet weinig bij zou winnen, wanneer het orgel door klassiek gevormde organisten werd bespeeld, en, zoo ver ons bekend, zoekt men den zoodanigen kunstenaar in onze drie Noordelijke provinciën te vergeefs. Trof men meerdere geniale organisten aan als den heer HAUFF te Groningen, en onzen stadgenoot den heer FRANK – die, zonder eigenlijk gezegde theoretische opleiding te hebben genoten, door sierlijkheid en bovendien de laatste ook door klassiciteit van spel uitmunten – dan zou wel is waar de behoefte aan klassieke kunstenaars niet zoo diep gevoeld worden als thans het geval is, daar niet zelden de eeredienst door het orgelspel van sommigen, vooral ten platten lande, meer ontsierd wordt, dan de gemeente er door wordt gesticht.”

Ook in Groningen wilde Cammenga de broodnodige extra inkomsten verwerven door het geven van muzieklessen, zoals blijkt uit een advertentie in de Groninger Courant van 6 juli 1855. Uit latere berichten blijkt, dat hij in de korte tijd tot zijn overlijden een aanzienlijke lespraktijk had opgebouwd.

Het orgel in de Der Aa-kerk

Het instrument, dat Camminga in Groningen ging bespelen, was het Schnitger-orgel uit 1702, dat oorspronkelijk in de Academie- of Broerkerk stond. Het was door J.W. Timpe in 1814-1816 overgeplaatst naar de Der Aa-kerk, waarbij het met name uiterlijk werd aangepast aan de nieuwe standplaats. In 1831 werd het instrument door hem gewijzigd, waarbij onder andere het Borstwerk verviel en in plaats daarvan een Bovenwerk werd aangebracht. Toen Cammenga er organist werd, was het instrument duidelijk in minder goede doen geraakt en werd er door hem geregeld geklaagd over problemen met de mechaniek en een aantal registers. Plannen voor herstel en modernisering, in het voorstadium waarvan hij waarschijnlijk wel betrokken was, werden echter pas na zijn dood door Petrus van Oeckelen in 1858 uitgevoerd.

Concerten in de Martinikerk

Als nieuwe organist wil je je graag presenteren aan het grote publiek. Dat Cammenga dat niet deed op zijn eigen orgel in de Der Aa-kerk (zoals hier en daar is geschreven) zal ongetwijfeld te maken hebben gehad met de toestand waarin het toen verkeerde. Derhalve gaf hij een orgelconcert in de Martinikerk, getuige de aankondiging daarvan in de Groninger Courant van 2 en 9 november 1855. Het programma van dit concert bleef bewaard. Zoals veelal gebruikelijk was, werd een deel van de opbrengst besteed aan een goed doel, in dit geval aan choleraslachtoffers.

In de Leeuwarder Courant van vrijdag 16 november stond een lovend verslag: “Zaturdag avond had het orgelconcert plaats van den heer W. Cammenga, organist van de A-kerk. De talrijke opkomst getuigde van de belangstelling in en de verwachting van dezen jongen toonkunstenaar. De stukken werden alle voortreffelijk voorgedragen, en de opmerkzaamste en deskundigste toehoorder zoude geen de minste aanmerking daarop kunnen maken; en dit is veel gezegd in aanmerking genomen, dat onder die stukken waren de fugue, van Bach in G. mol, de fugue op den naam Bach, van Schuman[n], no. 6, de sonate van Mendels[s]ohn Bartholdy no. 2, de fugue van den concertgever, alle welke stukken onder de moeijelijkste orgelmuzijk kunnen gerangschikt worden. Alle deskundigen erkenden dan ook eenparig de groote talenten van den heer Cammenga, en men mag zich verblijden, dat wij in ons midden een man bezitten die door zijne muzikale opleiding te Leipzig en Dresden onder de grootste mannen in dat vak, zich zooveel theoretische en practische kennis heeft verworven. Ook als pianist bezit de heer Cammenga groote talenten, volgens het oordeel van zoo vele liefhebbers die reeds meermalen in de gelegenheid waren hem te hooren. Het is te wenschen dat het kunstminnend publiek welhaast in de gelegenheid, zij hem ook als pianist te hooren.”

Afgaande op de netto-opbrengst van dit concert moeten er ongeveer 340 betalende bezoekers zijn geweest. Ruim een maand later werkte Cammenga mee aan een kerstconcert, opnieuw in de Martinikerk. De vocale gedeelten kwamen voor rekening van “een talrijk koor van bekwame zangers en zangeressen”, die daarvoor uitgebreid hadden geoefend onder leiding van de bekende amateurmusicus en orgeladviseur Mr. S.W. Trip. De Groninger Courant gaf twee dagen na het concert een impressie van het gebeuren. Na zo ongeveer het koor en “haren bekwamen directeur” (Trip) de hemel te hebben ingeprezen, werd over de bijdrage van Cammenga opgemerkt: “doet eere eindelijk aan den heer W. CAMMENGA, die door zijn orgelspel, zoowel alleen als om het zangkoor te begeleiden, op nieuw heeft getoond, hoezeer hij den naam van bekwam organist verdient. In het voorbijgaan kunnen we ons niet onthouden om loffelijke melding te maken van het tweede voorgedragene koor, eene cantate op de woorden van den 100sten Psalm, waarin ook de heer CAMMENGA als componist zijne groote kunde heeft bewezen.” Kunnen we hieruit nog een impressie ontlenen van zijn kwaliteit als organist, over zijn al eerder genoemde kennelijk grote gaven als pianist blijven we verder in het ongewisse bij gebrek aan nadere informatie.

Cammenga als componist

Zoals we ook al zagen bij zijn orgelconcert schreef Cammenga zelf ook composities, al verscheen daarvan geen enkele in druk. In de necrologie die verscheen na zijn overlijden, werden naast de al genoemde (en geroemde) Psalm 100 voor gemengd koor en orgel, ‘verscheidene Liederen voor Alt en Sopraan’ genoemd terwijl daarnaast werd opgemerkt dat “een Adagio voor Orgel, eenige 'Lieder ohne Worte' voor Piano en een onvoltooid arrangement der C-dur-Symphonie van Fr. Schubert voor Orgel onder zijne nagelaten manuscripten voorhanden zijn”.

Cammenga en Van Oeckelen

Hebben we in het voorgaande eigenlijk alleen iets vernomen over zijn muzikale kwaliteiten, we weten over hem persoonlijk alleen iets dankzij het feit dat hij betrokken was bij de bouw en keuring van het nieuwe Van Oeckelen-orgel in de Westerkerk te Harlingen in 1857. Zoals bij zoveel Van Oeckelen-orgels trad ook hier Jhr. Mr. S.W. Trip op als adviseur. Deze deelde in februari 1857 mee, dat hij samen met Cammenga het in aanbouw zijnde instrument in de werkplaats had bekeken. De kerkvoogden wilden kennelijk dat Cammenga (als vakorganist) het orgel zou keuren, waarbij Trip echter wel vraagtekens bij diens objectiviteit plaatste, aangezien Cammenga “geëngageerd” was met Van Oeckelen's jongste dochter Christina Bernardina (geboren in 1832). Volgens Trip kwam Willem Cammenga twee maal in de week bij de familie Van Oeckelen over de vloer en bracht hij daar de meeste tijd door met het spelen op het nieuwe orgel (dus niet met zijn ‘engagee’?). Hij was niettemin de meest aangewezen persoon voor de keuring en dat waren de kerkvoogden met hem eens, zodat Cammenga inderdaad het orgel heeft gekeurd. Vermoedelijk heeft hij dat samen gedaan met Trip, die het op 31 mei 1857 officieel inspeelde.

Het einde

De Leeuwarder Courant van 18 december 1857 kwam met het volgende dramatische bericht uit Groningen, gedateerd 16 december:
“Eergisteren avond [14 december, VT] overleed ter dezer stede, in den jeugdigen leeftijd van nog geen volle 23 jaren, de heer W. Cammenga, sedert het voorjaar van 1855 organist van de Akerk alhier. Nadat hij pas van eene vrij ernstige ziekte althans schijnbaar was hersteld, sleepte eene hevige ongesteldheid van slechts weinige dagen hem te grave. In Leipzig en Dresden door de beste meesters gevormd, had hij belangrijke vorderingen gemaakt in de kunst, die hij lief had en steeds met ware geestdrift voorstond. Is zijn vroegtijdige dood een groot verlies voor zijne ouders, die aan den talentvollen zoon innig gehecht waren, zeer veel ook verliezen in hem niet allen die vrienden, die hem meer van nabij hadden leeren kennen, maar ook vele anderen, en daaronder zijne talrijke leerlingen, die hem mede haden leeren hoogschatten om zijne kennis, en niet het minst om zijne beminnelijke eigenschappen. Zijnen bedroefde ouders en verwanten moge het tot verligting strekken in hun diepe en billijke smart, dat de overledene hier bij allen, die hem kenden, in hooge achting stond.”

Zijn ouders plaatsten een overlijdensbericht in de Leeuwarder Courant van 18, 22 en 25 december van dat jaar. Bij zijn dood was Willem Cammenga ongehuwd. Of hij op dat moment nog steeds een relatie had met Van Oeckelen's dochter is niet bekend. Willem Cammenga liet bij zijn dood volgens de later opgemaakte Memorie van Succesie geen onroerende goederen na; er restte slechts een geldelijk saldo van f. 277,50.
Een uitgebreide necrologie van Willem Cammenga werd in januari 1858 afgedrukt in het toen landelijk toonaangevende muzikale tijdschrift Caecilia.

VICTOR TIMMER      


Voornaamste bronnen:

Groninger Archieven: toegangen 1517 en 1518, archief Hervormde gemeente Groningen.
Historisch Centrum Leeuwarden: toegang 1733, archief Doopsgezinde gemeente Leeuwarden.
Historisch Centrum Leeuwarden: toegang 1711, archief Waalse gemeente Leeuwarden.
Lex Gunnink, Repertorium van de orgels gebouwd door Petrus van Oeckelen, orgelmaker te
Harendermolen (Groningen), Zwolle 1990, 9, 63-64.
F.C. Kist, [‘Necroloog’] ‘Willem Cammenga’, Caecilia. Algemeen muzikaal tijdschrift van Nederland, (5/2 (15 januari 1858), 15-16.
Th.P. Lambooy, Leeuwarden musiceert (deel 1), Leeuwarden 1974, 105-107.
Jan Luth (red.), Wereldberoemde klanken. Het Schnitgerorgel in de Der Aa-kerk te Groningen en zijn voorgangers, Zutphen, 2011.
H.C.J. Wullink, ´Jan van Loo, orgelmaker en wasdoekfabrikant´, Mixtuur 41, 449.



stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard