ok2013menu




Over Nicolaas Arnoldi Knock en het Friese orgel Friese Orgelkrant 2013
 

Welke (Friese) orgelliefhebber kent niet het bekende boekje van Nicolaas Arnoldi Knock 'Dispositien der merkwaardigste kerkorgelen'(Groningen 1788; heruitgaves in 1959, 1962 en 1971)? Het zal hem zoals de auteur van dit artikel gegaan zijn: voor het eerst was er dankzij deze heruitgaves uitgebreide informatie over het rijke Friese orgelbezit in vroeger tijd en eindelijk kon dat op waarde worden geschat. Over de schrijver van het boekje was echter slechts mondjesmaat iets bekend en deze informatie was dan ook nog deels onjuist. Eerst recent konden de nodige tipjes van de sluier over het leven en werken van Knock worden opgelicht. In dit artikel wil ik - na eerst globaal een indruk te hebben gegeven van zijn persoonlijke handel en wandel - vooral ingaan op de betekenis van Knock voor het Friese orgel. Die ligt op drie terreinen: (a) het genoemde dispositieboekje, (b) de kennismaking met moderne ontwikkelingen op het gebied van orgelspel en orgelrepertoire in het buitenland door de introductie van de virtuoos Abt Vogler en (c) zijn activiteiten als kenner en keurder van orgels.

Leven en werk

Nicolaas Arnoldi Knock, op 7 april 1759 te Rotterdam geboren als zoon van Wesselius Knock (‘gereformeerd’ predikant aldaar), stamde af van leden van het Friese en Groningse patriciaat. Zowel aan de kant van zijn vader (de ‘Knockkant’) als aan die van zijn moeder (de ‘Arnoldikant’) waren familieleden actief geweest of nog werkzaam als bekleders van openbare bestuursambten of als predikant: de Knocks zowel in Groningen als in Friesland, de Arnoldi’s alleen in Friesland. Zo was Nicolaas Arnoldi, zijn grootvader aan moederskant, in de 18e eeuw onder andere burgemeester van Leeuwarden (er hangt nog een groot portret van hem in het Historisch Centrum aldaar) en secretaris, c.q. zaakwaarnemer van de Friese Nassau’s, toen die naar het hof in Den Haag vertrokken. We mogen ‘onze’ Nicolaas wel een beetje als Fries beschouwen en dat niet alleen door zijn afkomst: zijn vader was onder andere predikant in Schingen/Slappeterp en Leeuwarden, zelf bezocht de jonge Nicolaas van 1768-1775 in Leeuwarden de Latijnse school (in deze periode woonde hij bij zijn grootouders van moederskant). Na zijn aansluitende studie rechten in Groningen (waar hij in 1780 ook summa cum laude promoveerde), keerde hij terug naar Leeuwarden, waar hij een huis had aan de Grote Kerkstraat, met een tijdlang een koetshuis aan het Heer Ivostraatje. Hij was van 1781-1788 grietman van Ooststellingwerf en vertegenwoordigde o.a. deze grietenij in de Staten van Friesland. Ondertussen was hij in januari 1781 getrouwd met Renske Ypkje van Boelens. Uit dit huwelijk werden een zoon en een dochter geboren. In 1788 gaf hij vrijwillig zijn functie als grietman op, in 1789 werd zijn huwelijk ontbonden. Daarna leidde hij een wat ambulant bestaan, want behalve in Leeuwarden heeft hij achtereenvolgens korte of langere tijd gewoond in Zwolle, Kampen, Amsterdam en Leiden. Hoe hij toen in zijn levensonderhoud voorzag, is onbekend. Deze ‘zwerftocht’ door Nederland wordt weerspiegeld in het lidmaatschap van de vrijmetselaarsloges waarvan hij deel uitmaakte. In Groningen is hij al vrijmetselaar, in Leeuwarden wordt hij lid van L’Esprit du Corps. Na de opheffing daarvan was hij in 1782 één van de oprichters van de nog steeds bestaande loge De Friesche Trouw. Hij was vervolgens lid van loges in Kampen en Leiden. In laatstgenoemde stad had hij zich in het najaar van 1792 ook ingeschreven als ‘lidmaat’ van de universiteit, ongetwijfeld vanwege de voordelen op fiscaal gebied (vrijstelling van de accijns op tabak en sterke drank!) en juridisch terrein. Dat laatste zou hij ook goed hebben kunnen gebruiken, toen duidelijk was geworden dat hij in 1793 tijdens de Leidse kermis (toen gevierd in de week na Hemelvaartsdag) - na het eten van ‘broedertjes’ (= poffertjes) en gezamenlijk gebruik van de nodige alcohol in enkele plaatselijke etablissementen - de dienstmeid van zijn huisbaas had verleid tot ‘vleeschelijke conversatie’ en haar daardoor had bezwangerd. Vooruitlopende op de komende bevalling had de aanstaande moeder Knock gevraagd om ‘passende ondersteuning’, maar zij en Knock waren niet tot overeenstemming gekomen. De hele gang van zaken is ons bekend dankzij haar request uit februari 1794 bij de zogenaamde Academische Vierschaar, de Leidse universiteitsrechtbank. Zij had zich daartoe gewend aangezien Nicolaas Knock ziek was geworden en inmiddels was overleden. De precieze doodsoorzaak is niet bekend. Hij stierf op 14 februari 1794 in Leiden en werd de week daarna begraven in de later afgebroken Onze-Lieve-Vrouwekerk in Leiden. Op 23 februari van dat jaar werd zijn ’onechte’ dochtertje gedoopt in de Hooglandse Kerk aldaar.

Knock en de muziek

Al van jongs af aan was duidelijk dat Nicolaas Knock over de nodige muzikale talenten beschikte. Al tijdens zijn schooltijd in Leeuwarden bespeelde hij diverse instrumenten. Met name zijn klavecimbelspel werd ‘meesterlijk’ genoemd en hij moet later een virtuoos en fantasievol klavecinist en organist zijn geweest. Jacob Wilhelm Lustig, de bekende (en kritische) organist van de Groninger Martinikerk, omschreef hem als ‘een dilettant van eerste klasse’, waarvan het een genoegen was om hem ‘op het klavier of op het orgel te horen fantaseren’. Klavecimbelonderricht heeft hij vermoedelijk enige tijd gehad van de toentertijd bekende klavecinist, componist en muziekleraar Johann August Just, werkzaam aan het hof in Den Haag. Just droeg zijn bewaard gebleven bundel met zes vierhandige ‘Divertissements’ opus 12 voor klavecimbel of pianoforte (1781) op aan ’Amateur de Musique’ Knock. Het contact met Just kan tot stand zijn gekomen, dankzij de genoemde nauwe banden van zijn grootvader Nicolaas Arnoldi met de ‘Friese’ stadhouders Willem IV en V. Had Knock ongetwijfeld eerst een klavecimbel, omstreeks 1790 bezat hij ook een ‘Forte-piano’. Van wie hij het bespelen van klokkespel en orgel heeft geleerd, is niet bekend. Maar vermoedelijk zal hij tijdens zijn Groninger studietijd contact hebben gehad met Johannes Tammen, organist van de Groninger Academiekerk en tegelijkertijd ook klokkenist van de Martinitoren. Als organist heeft Knock het instrument altijd als ‘liefhebber’ bespeeld. Van de concerten die hij heeft gegeven zijn er bespelingen bekend van het orgel in de Groninger Martini- en Academiekerk op 12 maart 1789 bij gelegenheid van de verjaardag van prins Willem V, alsmede drie concerten die hij medio 1792 gaf op orgels in Amsterdam (Nieuwe Kerk), Haarlem (Bavo) en Leiden (Pieterskerk). Voorzover bekend was de programmering deels geënt op die van de toentertijd bekende orgelvirtuoos Abt Vogler (waarover later meer). In Friesland liet hij zich in 1785 ook van een andere kant zien bij gelegenheid van het tweehonderdjarig bestaan van de Franeker Academie. Tijdens de festiviteiten op 22 en 23 september 1785 in de Martinikerk aldaar dirigeerde hij een 36-koppig instrumentaal ad hoc-ensemble, daarbij geassisteerd door de eerder genoemde organist Tammen. Op ‘ordre’ van Knock werd de musici bovendien een maaltijd geserveerd. Op een lege maag is het nu eenmaal niet prettig musiceren... Ongetwijfeld mede beïnvloed door de nauwe band van zijn grootvader met de Friese Nassau’s, was Nicolaas Knock omstreeks 1788-1790 behoorlijk prinsgezind. Dat liet hij op 7 augustus 1788ook openlijk blijken door op de geboortedag van de vrouw van stadhouder Willem V (‘met voorkennis van burgemeester Abelus Siccama’) de beiaard van de St.-Jacobs- of Nieuwe Toren te Leeuwarden te bespelen en dat, terwijl het stadsbestuur gezien de vigerende politieke spanningen had besloten, ‘dat er op dien dag geene openbare Plechtigheden zouden plaats vinden’! Merkwaardigerwijs is er noch in de raadsstukken, noch in de Leeuwarder Courant iets genoteerd over deze ‘subversieve’ actie, waarover de (Groninger) Ommelander Courant wist te melden: ‘zynde dit ook de eenigste plechtigheid geweest, dit dus den weldenkenden Friesen, dubbel aangenaam moet zyn.’ Dat Knock als organist goed stond aangeschreven bewijzen uitspraken uit Groningen (1789), dat zijn ‘uitmuntende Gaven op het Orgel, in ons Gemenebest bekend genoeg zyn’, een jaar later in het bekende tijdschrift 'De Boekzaal': ‘den in dit vak [van organist] mede beroemde kenner, en tot eene ongemeene hoogte gevorderden liefhebber en uitoeffenaar’, terwijl enkele jaren na zijn dood werd opgemerkt: ‘zijnde zeer beroemd geweest, wegens zijne grote bedrevenheid in de muzijk, en bijzonder al wat het orgelwerk betreft.’

Knock en Vogler

Het is de verdienste van Knock geweest, dat hij de bekende orgelvirtuoos Georg Joseph (Abt) Vogler in maart 1786 naar Leeuwarden (en aansluitend ook naar Groningen) heeft gehaald voor het geven van twee concerten in de Jacobijnerkerk. Op die manier maakte ‘de Friese orgelwereld’ kennis met nieuwe ontwikkelingen elders in Europa. Voglers impressionistische klankschilderingen zouden in de volgende decennia ook bij Friese organisten weerklank vinden. Voor nadere bijzonderheden verwijs ik naar het artikel hierover in de Friese Orgelkrant 2011. De goede verstandhouding met Vogler blijkt ook uit de inscriptie door laatstgenoemde in het bewaard gebleven 'album amicorum' van Knock.

De ‘Dispositien’

Knock is vooral bekend geworden door de dispositieverzameling, die hij in 1788 publiceerde in navolging van en als aanvulling op de eerdere publicatie door de uit Leeuwarden afkomstige Goudse organist Joachim Hess (1774). Knocks ‘Dispositien’ werd gedrukt en uitgegeven door Petrus Doekema in Groningen, bij wie in 1780 ook zijn dissertatie was gedrukt. Met enkele annonces in de Ommelander Courant (zoals onderstaande van 5 februari 1788) en in de Leeuwarder Courant (van 13 februari 1788) werd het publiek daarvan op de hoogte gebracht:

“NB. NB. By de Boekverkooper PETRUS DOEKEMA, in de oude Boteringe-Straat tegen over ’t Stads-huis, is gedrukt en wordt heden uitgegeven, en is meede alom te bekomen, DISPOSITIEN der merkwaardigste KERK-ORGELEN, welke in de Provincie Friesland, Groningen en Elders aangetroffen worden. Kunnende dit werk verstrekken tot een vervolg van ’t werk van den Heer HESS. Door NICOLAAS ARNOLDI KNOCK J.U.Dr. Grietman over Stellingwerf Oosteynde, Gecommitteerde Staat ten Landdage &c.&c. in Quarto á 16 stuiver (……).

Het is niet bekend in welke oplage het boekje verscheen en in hoeverre het snel en breed verspreiding vond. Het kreeg positieve aandacht in de ‘landelijke pers’ en werd als een waardevolle aanvulling op ‘Hess’ beschouwd. Het boek van Knock liet zien hoeveel kerken in Friesland en Groningen een orgel bezaten, nagenoeg alle bespeeld door een schoolmeester-voorzanger, een door Knock (in navolging van Hess) aanbevolen combinatie, ook financieel. Bovendien, aldus een recensent, “Dan zouden veele Dorps- Voorzangers geen gevaar loopen, om menigmaal, het zij uit onbedrevenheid, het zij uit schoolmeesterlijke verwaandheid, den toon van het gezang zoo onmatig hoog te zetten, dat zij genoodzaakt zijn, zich paars en blaauw te schreeuwen, terwijl verre het grootste deel der vergadering [d.w.z. de kerkgangers] buiten staat is, om behoorelijk te kunnen medezingen.” Knock noteerde op dezelfde wijze als Hess gegevens van door hem als ‘Liefhebber’ en ‘dilettant’ bespeelde en/of geëxamineerde orgels, alsmede informatie, welke hij verkreeg “deels uit gedrukte werken” [hij verwijst enkele malen naar ‘De Boekzaal’] en “deels door Briefwisseling met uit- en inlandse Vrienden” [organisten]. Ook noteerde hij van twee orgels gegevens die hij kreeg van genoemde Abt Vogler. De dispositiecorrecties van enkele andere intrumenten kunnen eveneens van Vogler afkomstig zijn. Van het overgrote deel van de door Hess genoemde plaatsen in Friesland waar volgens hem een orgel aanwezig is, geeft Knock de dispositie. Een aantal door hem bezochte instrumenten noemt hij in zijn Dispositien bij name, zoals die in Hellum, Siddeburen, Sneek (Martinikerk), Oosterlittens, Amsterdam, Zweins e.a. Lyrisch was hij met name over het Wenthin-orgel in Zweins. Van een aantal andere instrumenten is een eigen bezoek niet uit de tekst op te maken, hoewel hij ze wel heeft bespeeld (voorbeelden: Martinikerk Groningen, Roden, Wassenaar, etc.). Een aantal disposities in Noord-Nederland verkreeg hij mogelijk van (of door contacten via) J.H. Tammen, die hem ook kan hebben ingelicht over de beide orgels in Emden. De orgels ten oosten van Groningen (zoals Hellum en Siddeburen) kan hij hebben bespeeld onderweg naar een bezoek aan zijn oom Antonius Knock (predikant in Noordbroek). Zowel Lambertus van Dam als Albertus van Gruisen leverden hem vermoedelijk aanvullende gegevens, met name van op stapel staande werkzaamheden. Ook kende hij Rudolph Knol. Ondanks het grote aantal disposities dat Knock opneemt uit Friesland, is het geen “vollständiges Inventar der Provinz im Jahre 1788”; zo ontbreken bijvoorbeeld de disposities van de orgels in de rooms-katholieke staties in de Friese hoofdstad en Workum en van de orgels in Franeker. Niettemin is het de verdienste van Knock, dat hij - in aansluiting op de al door Hess genoemde instrumenten - met name het omvangrijke Friese orgelbezit qua disposities voor het eerst duidelijk op de orgelkaart heeft gezet en een gezicht heeft gegeven. Knock vermeldt de gegevens van in totaal 65 orgels.

Knock als kenner en keurder van Friese orgels

Ook als orgeldeskundige was Knock ‘liefhebber’. Zijn orgelbouwkundige kennis heeft hij misschien deels te danken aan Tammen en verder zelf ontwikkeld. Over welke boeken hij op dat terrein beschikte is, afgezien van ‘Hess’, onbekend. Zijn niet nader omschreven ‘musicaale werken’ (waaronder wellicht ook bladmuziek) werden geërfd door zijn twee kinderen en zijn sindsdien spoorloos. In 1793 meldde hij dat hij zeker 16 orgels heeft geëxamineerd. Dit hoeft niet per se zijn gebeurd in verband met een ingebruikneming, maar kan ook louter zijn gebeurd uit interesse en ter kennisvermeerdering. Hoe een keuring door hem werd verricht is onbekend. Zijn houding tegenover Lambertus van Dam was overigens wat tweeslachtig, want - hoewel hij zich in 1793 zich ‘altoos’ een vriend van Van Dam noemde - had hij toch ook kritiek: “(…) daar ik 2 orgels in vrieslandt van hem (so hij seit van hem gemaakt) heb goedgekeurd; maar hoe is het gegaan; de Heer Feddema; van Harlingen; de Heer Tammen; van Groningen en ik; hebben; twee, drie maal, moeten komen; om die Orgels te examineeren. Ja zelfs is het orgel te Oldeboorn ingewijd sonder dat de Trompet of Dulciaan er in was; Dus syn die Orgelen (door ons goedgekeurd) nu wel in goede staat; maar tog met onze adsistentie want gedurig was het; die pijp moet nog iest hoger die iets lager - Daar bij als van Dam een orgel aan neemt in 2 jaar te leveren; so mag men wel tevreden sijn; als het in 4 jaar geheel is afgedaan. (…) Daar en boven weet van Dam wel; hoedat wy (namelyk; de Heer Tammen; Feddema; en ik) het orgel in Grote kerk te Sneek hebben bevonden, als mede waar om hij te Oosterend is afgekeurd; om daar het Orgel niet te maken (ik mag mij hier over niet meer uit laten.).” Onderstaand een kort overzicht van zijn rol, voorzover bekend, als examinator in Friesland. Van de keuringsrapporten in Oldeboorn en Burgum bleven elders in het land bij toeval afschriften bewaard, reden om ze hier af te drukken.

Sneek

Knock was in augustus 1780 aanwezig bij de eerste keuring van werkzaamheden door L. van Dam aan het Schnitgerorgel, samen met Feddema en J.H. Tammen. Bij de eindkeuring wordt hij niet genoemd, mogelijk had hij de eerste keer Tammen vergezeld en was hij niet officieel adviseur.

Oosterend

Uit correspondentie van Knock uit 1793 blijkt dat als gevolg van de slechte ervaringen welke men in 1780 had met Van Dam in Sneek, deze daardoor de opdracht voor werkzaamheden in Oosterend misliep.

Oldeboorn

Niet alleen bleef van de ingebruikneming in 1779 van dit Van Damorgel het programma bewaard, ook een afschrift van het oorspronkelijke keuringsrapport. Het werd zoals er onder staat vermeld: “gecopieerd door mij L. G. Weezel organist enz te Wassenaar den 1 october 1792.” Daar verkreeg Lambertus van Dam de opdracht tot de uitbreiding van het aanwezige Hinszorgel met een rugwerk. Vermoedelijk had hij dit rapport en dat van zijn orgel in Burgum meegenomen als referentiemateriaal, waarbij organist Weezel de kans kreeg het te dupliceren. De inhoud van het rapport was aldus: Nicolaas Arnoldi Knock J:U Stud te Groningen en Jan Feddema Organist en Stads Schrijf en rekenmeester te Harlingen: door den Wel Edelen Gestrengen Heere Augustinus Lyklama á Nyeholt, Grietman over Utingeradeeletc etc en opperkerkvoogd van Oldeboorn, verzocht tot het examineeren van het nieuwe Orgel in de Kerk te Oldeboorn, gemakt door Lambartus van Dam, Mr. Orgelmaker te Leeuwarden --- verklaaren het gemelde Orgel, op den 26ʿ Juny 1779, met veel naauwkeurigheid te hebben onderzocht, en zonder hoofdgebreken bevonden. Verders voldoende aan het gemaakte Bestek. Weshalven wij dit Orgel verkiezen voor goed en teffens roemen als een konststuk dat tot ere van dezelver maaker verstrekt.

In Kennisse onze handen,
Actum 7 July 1779
(get) J Feddema.
N. Arnoldi Knock J.U.Stud.

Sneek, Doopsgezinde kerk

Hier keurde hij in 1786 samen met Martinikerkorganist G. Muizelaar het nieuwe orgel van Albertus van Gruisen. Nadere bijzonderheden ontbreken.

Bergum (Burgum)

Dat Knock dit Van Damorgel in 1788 heeft gekeurd, is bekend uit het verslag in 'De Boekzaal'. Van het keuringsrapport bleef een afschrift d.d. 1 oktober 1792 bewaard (zie ‘Oldeboorn’). Het luidt aldus: Ondergesch:N. Arnoldi Knock Gecommitteerde Staat ten Landsdage van Vriesland, en H.B. Idzerda Organist van Grouw; van weegen den Hoog Edelen Gestrengen Heer Hobbe Baard van Sminia, Grietman, over Tietjerksteradeel Gecommitteerde Staat ten Landsdage etc. etc. en Jetze van Sminia Secretaris van derzelfden deele etc. verzocht zijnde tot het examineeren van het nieuw gemaakte Orgel te bergum; vervaardigd door den kunstrijken Orgelmaker Lambertus van Dam, woonachtig te Leeuwarden. Verklaaren bij dezen: na dat wij met alle, naauwkeurigheid dit examen gedaan hebben, volstrekt geene, hoegenaamde gebreeken bevonden, en dus voldoende aan het daar voor af gemaakte Bestek. Weshalven wij niet kunnen afzijn, dit open blijk van onze goedkeuringe, zo over de vraaie schikking eghale intonatie, zuivere tempeering en nette bewerking aan den kundigen vervaardiger van het werk af te geeven.

In kennisse onze handen.
Bergum den
24 october
1788
N. Arnoldi Knock
H.B. Idzerda

Wiewerd

Het nieuwe orgel van Rudolph Knol werd in 1788 gekeurd. Knock deed dit samen met organist G. [=S?] de Vries, ‘voornaam organist en Klokkenist te Leeuwarden.’ Van Knock werd gezegd: ‘zowel kundig in de behandeling als beproeving van Musikaale Instrumenten.’

Heerenveen, Schoterlandse kerk

Dit orgel van Albertus van Gruisen werd in 1790 gekeurd door Sybe de Vries (Leeuwarden) en Gosling Jans (Dokkum) ’ten overstaan van Nicolaas Arnoldi Knock’, welke volgens 'De Boekzaal' betuigde, ‘dat, niettegenstaande zyn Hoog Ed. reeds veele Orgels had onderzogt, echter hy nog geen had bevonden, ’t welke zo ter eere strekt van deszelfs Maker, te meer daar die nog vervaardigt had verscheydene dingen tot deszelfs versiering en meerdere volmaking, waartoe hy volgens ’t gemaakt bestek niet eens verpligt was.’ Dit in later tijd enkele malen gewijzigde instrument staat, na een ‘tussenstop’ van 1972-2003 in Assen, sinds 2011 in een rooms-katholieke kerk in het Spaanse Madrid!

Epiloog

Knock heeft betrekkelijk kort geleefd in een in veel opzichten snel veranderende tijd. Dankzij de ‘Dispositien’ reikt zijn betekenis echter tot in onze tijd en mede daardoor neemt hij een eervolle plaats in de rij van personen in die een beeld hebben willen geven van de rijke Friese orgelcultuur. Een rij die begon bij Joachim Hess en loopt tot en met Jan Jongepier. Voor wie van de lezers het boekje van Knock of een heruitgave ervan nog nooit heeft gezien of geraadpleegd: het is tegenwoordig volop (tweedehands) verkrijgbaar via internet.

Victor Timmer

Bronnen:
N.A.Knock, Dispositien der merkwaardigste Kerkorgelen, Groningen 1788.
Victor Timmer, Rond Abt Vogler en zijn orgeloncerten in Leeuwarden’, Friese Orgelkrant 2011, 18-19.
Victor Timmer, ‘Nicolaas Arnoldi Knock, ‘een dilettant van eerste klasse’,
deel 1, Het Orgel, 108/ (2012), 4 - 15;
idem deel 2, Het Orgel 108/5 (2012), 4 - 13.
Dr. A.H.Vlagsma (afschriften keuringsrapporten Oldeboorn en Burgum).


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard