ok2010menu




Friese componist Johan Koers: hoogmodern maar niet avant-gardistisch Friese Orgelkrant 2010
 

In de vorige orgelkrant besteedden we aandacht aan het verschijnen van composities van de in Oranjewoud wonende componist Johan Koers. We beperkten ons toen tot een bericht hierover. Koers verdient zeker meer aandacht. Hij weet boeiend over zijn professie te vertellen. Theo Jellema sprak met hem.

Wanneer ben je met componeren begonnen?

Al in de zestiger jaren, toen ik orgelles had van Jan Timmer in Heerenveen, begon ik met het schrijven van stukjes. Toen ik op een gegeven moment een aantal daarvan aan hem liet zien, kreeg ik vervolgens een flink stuk harmonieleer tijdens de lessen. Dit resulteerde in tientallen harmonisaties van vooral de psalmen. In mijn conservatoriumtijd hadden we theorielessen van Johan J. de With, een docent die in analytisch opzicht een brede basis gaf.

Dat was prachtig te combineren met de extra lessen harmonie en contrapunt die wij als organisten moesten volgen bij Piet Post. En zo ontstond dan in 1975 mijn eerste werk: de Triptique. Na een aantal jaren autodidactisch te werk gegaan te zijn (hier en daar, zoals bij mijn latere orgelleraar, Haite van der Schaaf in Amsterdam, ontving ik wel eens advies over een werk dat ik op een bepaald moment schreef), ben ik in 1985 compositie gaan studeren bij Jan Masséus. Die lessen waren een regelrechte openbaring. Hij wees mij wegen en mogelijkheden die ik van te voren niet had gezien. Hij was een echte structurist, die dat ook heel goed wist over te brengen: het gebeurde soms dat hij van een te schrijven werk tevoren met grote precisie de structuur opgaf en daar moest je je dan maar aan houden. Het was ook goed dat hij mij meteen leerde niet alleen orgelwerken aan te durven, maar ook kamermuziek, liederen en solowerken voor andere instrumenten. Absoluut een verbreding van de basis! Van meet af aan had ik grote affiniteit met de Franse componisten. De vormgeving, het coloriet – adembenemend! Hoe Vierne zijn "Hymne au Soleil" inzet, en dat in die tijd! Messiaen kondigt zich hier al aan. Die geweldige spankracht van Messiaens stukken spreekt mij enorm aan. Zonder in epigonisme te willen vervallen...., dit zijn toch wel kunstenaars. Alain moet er dan onmiddellijk bij worden genoemd. Zij hebben het fundament van mijn componeren gevormd.

Kun je beschrijven hoe componeren in zijn werk gaat?

Bij het componeren doe ik, voordat ik daadwerkelijk ga zitten schrijven, al veel "voorwerk" in mijn hoofd. Langzamerhand vormt zich een idee dat moet dan rijpen in mijn hoofd en wanneer dat klaar is ga ik schrijven. Dan is er dus eigenlijk al heel veel gebeurd. Er zit altijd een voorraad ideeën in mijn hoofd; ik kan wat dat betreft wel even vooruit. Maar ook tijdens het schrijven zelf moet er uiteraard heel veel werk worden verzet. Ik kan soms dagen werken, nadenken en uitproberen. Soms over niet meer dan twee akkoorden of één maat of een loopje.

Past er een etiket op je stijl van componeren?

Mijn werken zou ik willen typeren als wat Caspar Höweler noemt: hoogmodern maar niet avant-gardistisch. Ik geloof absoluut in tonale centra of, zoals Jan Masséus het noemde, "de centripetale kracht van de tonica". Maar daar omheen kan natuurlijk van alles gebeuren, ook in atonaal opzicht!

Zijn je stukken voor een bepaald orgeltype gedacht?

Dat is een moeilijke vraag! Mijn leerling David de Jong heeft mijn Choral op CD opgenomen op het Adema-Schreursorgel van Oudkarspel. Prachtig! Je zou dus kunnen zeggen, dat ik vanuit het Frans-getinte orgeltype denk. Tijdens het jubileumconcert in november 2008 speelde Jochem Schuurman hetzelfde werk op het Müllerorgel in Leeuwarden; het klonk "totaliter aliter". Maar dan denk je: echt geschreven voor dát orgel! En dat gevoel had ik vorige zomer ook toen jij mijn Versus Alleluiatici speelde. Ik denk eerlijk gezegd toch dat het Müllerorgel bij het schrijven van orgelwerken altijd een beetje over mijn schouder meekijkt: logisch, want ik vind dat orgel met overtuiging het mooiste orgel van Nederland.

Hoe ziet de ideale speler van jouw werk eruit?

Mijn werk vraagt het nodige van de speler. Niet alleen in technisch opzicht, maar vooral voor wat betreft het interpretatieve aspect. Iemand die recht-toe-recht-aan wil spelen, moet mijn muziek gewoon niet spelen. Rubato, klankkleur, inlevingsvermogen, echt willen musiceren, daar gaat het om, en die ruimte meen ik ook te kunnen geven in mijn werken. Ik verkeer in de gelukkige omstandigheid dat er zich een aantal musici in mijn omgeving bevindt dat precies weet hoe mijn "gekanaliseerde emoties" aan het instrument gerealiseerd moeten worden.

En de ideale luisteraar?

Het is te begrijpen dat luisteraars die niet zo goed zijn ingevoerd in mijn werk er niet goed raad mee weten. Dan moet er dus een luisterhouding gekweekt worden. Analoog: ook van de beeldende kunst, de literatuur, de poëzie geldt dat men moet leren zien en luisteren of lezen.

Vertel eens iets over je toekomstplannen

Mijn plannen voor de toekomst zijn eigenlijk doorgaan met datgene waar ik mee bezig ben. In ontwikkeling blijven, niet gaan drijven op formules die het goed deden, want dan ga je rondtrekken in je eigen cirkeltje en dan zit je op een hellend vlak. Verschillende componisten trappen in die valkuil. Ik wil proberen divers te blijven schrijven, niet alleen orgelwerken, maar ook muziek voor andere instrumenten. Op dit moment schrijf ik weer een pianowerk. Kort daarvoor heb ik een paar koorwerken gemaakt en een werk voor hoornsolo voor Corine Liefers. Maar het orgel is voor mij – en dat zal ook altijd wel zo blijven – de rode draad binnen mijn oeuvre. De helft ervan bestaat uit orgelwerken, en dat vind ik een mooie verhouding!

TJ   


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard