ok2010menu




Veranderend orgellandschap in Friesland Friese Orgelkrant 2010
 


De veranderingen die zich in het Friese orgellandschap voltrokken tussen het verschijnen van de Friese Orgelkrant van 2009 en die van 2010 (en zich deels nog voltrekken) zijn voor een belangrijk deel van een heel andere aard dan die waarover we in de vorige krant konden berichten. Was het oudste instrument dat gerehabiliteerd werd tóen een Van Gruisenorgel uit 1840, nú gebeuren er belangrijke dingen aan veel oudere instrumenten. De terugkeer van deze orgels als vitale muziekinstrumenten op de Friese orgelkaart (waarvan in elk geval één bijna verdwenen was doordat het al 25 jaar zweeg, en een ander doordat het door 'verval van krachten' nog slechts vermoeide tonen voortbracht) is een zeer heugelijk feit.

BURGWERD

Wanneer we ons door de chronologie van de bouwjaren laten leiden, is het in de eerste plaats de restauratie van het Schwartzburgorgel van Burgwerd, die genoemd moet worden. Johann Michael Schwartzburg was in 1724 naar Leeuwarden gekomen om Christian Müller bij te staan bij de bouw van het orgel van de Grote Kerk. Toen dat instrument 3 jaar later voltooid was, keerde Müller terug naar Amsterdam. Schwartzburg bleef en verrijkte Friesland met een paar prachtige instrumenten. Het laatste daarvan werd na Schwartzburgs dood van zijn erven gekocht en geplaatst in de kerk van Beers, de vier eerder gemaakte instrumenten bouwde Schwartzburg in een tijdsbestek van zeven jaren (tussen 1733 en 1740) voor de kerken van Wolvega, Burgwerd, Morra en Leeuwarden (Waalse Kerk). Geen van de vier orgels bleef onveranderd bewaard. Ingrijpend werd het Burgwerder orgel van zijn oorspronkelijke luister beroofd: in 1948 werden aan het door Schwartzburg als éénklaviers instrument gemaakte orgel een tweede werk (als nevenwerk in een aanbouw achter de oude kas) en een vrij pedaal toegevoegd en de manuaal- en pedaalomvang uitgebreid. Bij die operatie verdwenen nogal wat onderdelen van het fraaie orgelmeubel. Zo'n tien jaar geleden bleek de slijtage van wat in 1948 werd toegevoegd zover te zijn voortgeschreden, dat restauratie onontkoombaar was.

Na ampele overweging werd besloten geheel af te zien van wat in 1948 was toegevoegd. Inzet van de restauratie werd dus de terugkeer van het éénklaviers orgel dat in 1735 in Burgwerd verrees. In het najaar van 2009 begon Flentrop Orgelbouw (Zaandam) met de werkzaamheden. In de loop van 2010 zullen ze voltooid zijn. De in verschillende bronnen overgeleverde oorspronkelijke dispositie, sporen in het orgel zelf, één claviatuurfoto van vóór 1948 en vergelijking met de andere Schwartzburgorgels dienden als leidraad bij de reconstructie. Uiteindelijk is straks met de voltooide restauratie van dit orgel het Friese Schwartzburgkwartet compleet. Adviseurs bij deze restauratie waren Jan Jongepier (in het voorbereidende stadium) en Theo Jellema (bij de realisatie van de werkzaamheden).

BURGUM

Van deze vier bij elkaar horende orgels is het een stap van een kleine halve eeuw naar een drietal orgels dat óók bij elkaar hoort: de drie orgels waarmee Lambertus van Dam in Friesland zijn entree maakt als zelfstandig orgelbouwer. Het zijn drie tweeklaviers orgels die op elkaar lijken en waarin blijkt hoezeer Van Dam in die fase nog aan zijn leermeester Hinsz schatplichtig is. Van deze drie orgels (Aldeboarn 1779, Langweer 1784 en Burgum 1788) overtuigde het laatste de laatste jaren het minst. Dat gold voor de klank (een paar in het verleden gereconstrueerde registers stelden kwalitatief teleur), het gold ook voor een paar zichtbare elementen (vroeg 20e-eeuwse registerknoppen). In 2009 vond onder advies van Jan Jongepier een restauratie van dit orgel door de firma Bakker & Timmenga plaats. Naast technisch herstel behelsde deze restauratie reconstructie van de verdwenen spaanbalgen, reconstructie van drie rugwerkregisters (Prestant 8 vt discant, Nasard 3 vt en Sexquialter) en vernieuwing van registerknoppen en registernaamplaatjes naar Van Damvoorbeeld.

MARRUM

In 1831 werd in onze provincie door de orgelbouwer Hillebrand het laatste tweeklaviers orgel met een rugwerk gebouwd. Het instrument kent een bewogen geschiedenis. Al dadelijk bij de oplevering wordt het afgekeurd. De orgelmaker Lohman moet uit Groningen komen voor "reddingswerkzaamheden". Hij levert het instrument, waarin hij een aantal wijzigingen aanbrengt, in 1833 op. In 1860 was het in verband met de bouw van een nieuwe kerktoren en westwand noodzakelijk om het orgel met balkon geheel af te breken en daarna weer op te bouwen. Enkele wijzigingen zijn daarbij aangebracht, vooral aan de registermechaniek en de claviatuur. In 1878 vervangt Fokke Bakker (één van de firmanten van de twee jaar later opgerichte orgelmakerij Bakker & Timmenga) de oude windvoorziening door een nieuwe grote magazijnbalg. Tot 1943 herstelt Bakker & Timmenga het orgel meerdere keren.
In 1944 ondergaat het orgel een complete restauratie door de orgelmaker Spanjaard. Het oorspronkelijke concept is toen helaas geweld aangedaan. Spanjaard voegt o.m. een vrij pedaal toe met elektropneumatische tractuur. Het resultaat van deze restauratie viel iedereen erg tegen. In 1973 werkt S. Bak aan het orgel. Was het werk van 1944 al niet best, in 1973 is helaas ronduit knoeiwerk verricht. Al in de jaren '80 wordt het orgel dan ook gaandeweg onbespeelbaar. Na jarenlang te hebben gezwegen wordt het nu eindelijk geheel gerestaureerd door Mense Ruiter Orgelbouw (Zuidwolde) onder advies van Stef Tuinstra. De werkzaamheden begonnen in februari 2009 en zullen medio 2010 voltooid worden. Alle ingrepen aan het pijpwerk door Spanjaard en Bak worden ongedaan gemaakt, zodat de weg vrijkomt voor terugkeer naar de vroeg 19e-eeuwse klank. De frontpijpen worden van aluminiumverf ontdaan en opnieuw gefolied. Van de labia wordt de goudverf verwijderd; ze worden nu belegd met bladgoud. In een vervolgfase wordt het elektrische pedaal vervangen door een geheel nieuw, in stijl bijpassend pedaal. Ook wordt er gezocht naar wegen om sinds 1860 ontbrekende ornamentiek alsnog weer aan te brengen. Maar ook zonder dat toekomstige werk zal het resultaat al niets minder dan een wedergeboorte zijn!

SEXBIERUM

Nóg een orgel ontwaakt dit jaar uit een lange slaap. Het is het orgel van Sexbierum. Van 1767 tot 1778 bouwde de orgelbouwer Albertus Anthoni Hinsz drie tweeklaviers orgels in Friesland (kort daarvoor had hij een orgel afgemaakt waarin iemand anders was blijven steken). Die drie orgels werden door de geschiedenis niet ongemoeid gelaten. Het orgel van Hallum (1768) verdween toen in 1804 de kerktoren instortte.
Het orgel van Minnertsga (1778) viel ten prooi aan een kerkbrand in 1947. Het orgel van Sexbierum, waarom het ons hier gaat, werd gebouwd in 1767, maar het inwendige ervan moest in 1924 wijken voor nieuwbouw. Die werd uitgevoerd door de firma Bakker & Timmenga. Gehandhaafd werden één Hinszregister en één register dat stamde van een dispositiewijziging uit 1859 door L. van Dam en Zonen. Het nieuwe instrument kreeg voor het Hoofdwerk en het Zwelwerk sleepladen met mechanische toetstractuur en pneumatische registerbediening, en een geheel pneumatisch bediende kegellade voor het Pedaal. Het orgel werd in 1995 slachtoffer van oververhitting in het kader van bestrijding van de bonte knaagkever. Daarna werd in Sexbierum eerst een elektronium gebruikt en later een klein koororgel. De orgelmakers Mense Ruiter werken nu onder advies van Hans Fidom aan restauratie van het in 1924 in de Hinszkas ontstane Bakker & Timmenga-orgel. Het orgel krijgt enkele vaste combinaties (die vaak voorkomen bij pneumatische instrumenten, maar hier in 1924 niet werden aangebracht); de pedaaldispositie wordt uitgebreid van twee tot vijf registers.

De wand tussen kerk en voorkerk wordt verplaatst, zodat het orgel helemaal in de kerkruimte komt te staan. In het verleden stond het achterste gedeelte van het orgel in de voorkerk, wat in het stookseizoen nogal wat klimatologische problemen met zich meebracht. Naar verwachting zal de restauratie in oktober 2010 gereed zijn.

OVERIGE RESTAURATIES

Bij zoveel "bijzondere" restauraties mag niet worden vergeten dat er ook "gewone" restauraties plaatsvinden van orgels die 100 jaar of langer ongewijzigd bleven, maar uiteindelijk toch slijtage gingen vertonen. In deze categorie zijn te noemen: het Van Damorgel in de hervormde kerk van Tjalleberd (ca.1870), dat werd gerestaureerd door Bakker & Timmenga (opgeleverd eind 2009), het Bakker & Timmenga-orgel van Sibrandabuorren (1903), dat werd gerestaureerd door dezelfde firma (oplevering begin 2010), en het Van Damorgel (1869) in de hervormde kerk van Wijnaldum, een heel boeiend instrument waarin Van Dam veel ouder materiaal verwerkte (ook deze restauratie wordt uitgevoerd door Bakker & Timmenga).

Een betrekkelijk jong orgel, het Bakker & Timmengaorgel, dat veertig jaar geleden voor de Sneeker Ichtuskerk werd gebouwd, werd onlangs onder advies van Dirk Donker overgeplaatst naar de voormalige Noorderkerk (die inmiddels een culturele bestemming gekregen heeft) in dezelfde stad. Het instrument met twee klavieren (hoofdwerk en borstwerk) en vrij pedaal onderging bij deze gelegenheid een kleine dispositiewijziging.
We sluiten af met twee restauraties die beide nog in volle gang zijn. Het betreft de orgels van Boazum hervormde kerk (Heineman 1783 / Knol 1791; restauratie Bakker & Timmenga) en Harlingen Grote Kerk (Hinsz 1776; restauratie tweede fase [dispositie- en klankherstel] Flentrop Orgelbouw). Beide projecten zijn zo belangwekkend dat we er zeker volgend jaar op terugkomen!

TJ   


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard