ok2008menu




Een onbekende orgelbouwer uit Bolsward Friese Orgelkrant 2008
 

Over leven en werk van Eeltje Sjoerds Ypma

In de periode circa 1850 – 1920 is in Friesland een groot aantal orgels geplaatst. Nog afgezien van die kerken waar een al aanwezig orgel werd vervangen door een meer eigentijds instrument, werden ook veel andere kerkgebouwen - waaronder vele doopsgezinde vermaningen en een in aantal toenemende hoeveelheid gereformeerde kerken - voor het eerst voorzien van een pijporgel. Naast de grote 'spelers' op de 'kerkorgelmarkt' (zoals de firma Van Dam, Bakker & Timmenga en Hardorff/Kruse) waren er ook 'mindere goden' die ieder op hun manier het orgellandschap verrijkten met door hen aangeboden nieuwe en/of gebruikte orgels. Bij leveranciers uit eigen provincie kunnen we in de jaren na 1880 denken aan Hendrik van der Zee ( schoolmeester te Makkum), Rinze Feenstra (Sneek), Rense Ypes Groustra en Taeke Pieters Klimstra. Aan beide laatstgenoemden werd in de Friese Orgelkrant 2006 (pagina's 16 – 18) reeds de nodige aandacht geschonken, aan de beide anderen wordt in de toekomst mogelijk nog eens aandacht geschonken. Een wat vreemde eend in deze protestantse bijt vormde de rooms-katholieke orgelmaker Eeltje Sjoerds Ypma uit Bolsward, actief in de periode van circa 1850 – 1888, ook buiten het eigen kerkelijk erf. Bij de naam Ypma zal men doorgaans denken aan de broers Dirk Ypma (1813 - 1854) en Lodewijk Ypma (1823 - 1887), die hun grootste bekendheid verwierven vanuit Alkmaar. Ze waren echter geboren en getogen in Bolsward, waar Dirk ook de orgelmakerij had opgericht. Na hun vertrek naar de kaasstad bedienden ze aanvankelijk nog wel een deel van hun Friese klanten, maar de nadruk verschoof steeds meer naar de toenemende werkzaamheden in het westen van ons land. Vanaf 1853 vatte echter één van hun andere broers, Eeltje, de werkzaamheden vanuit een eigen werkplaats in Bolsward weer op en droeg zo op een eigen bescheiden manier zijn steentje bij aan de Friese orgelgeschiedenis. Vooral aan hem is dit artikel gewijd.

E.S. Ypma – enige personalia:

Eeltje Sjoerds Ypma werd op 26 januari 1819 te Bolsward geboren als zoon van timmerman en molenmaker Sjoerd Feddes Ypma en Jeltje Dirks Kortrijk; het kinderrijke gezin was rooms katholiek en behoorde pastoraal bij de Sint-Martinusstatie, c.q. -parochie, waarbinnen diverse Ypma's op verschillende manieren actief waren (als koorzanger, organist, orgelmaker, 'klusjesman' etc.). Hij trouwde op 8 juni 1851 [hij was toen zelf 32 jaar oud] met Catharina (Trijntje) Jans Popma (51 jaar oud), afkomstig uit Witmarsum en weduwe van Hendrik Johannes Brandsma († 7 augustus 1849, Bolsward); het huwelijk bleef kinderloos. Ypma's echtgenote overleed op 3 september 1871. Eeltje hertrouwde op 13 januari 1875 met Petronella Wijnands (* 31 januari 1830, Sneek - † 28 april 1881, Bolsward), weduwe van Johannes Feddes Postma van Ypma. Door dit huwelijk verkreeg Eeltje Ypma op slag vier (stief)kinderen: drie dochters en de zoon Willem Johannes [waarover later meer]. Na langdurig ziek te zijn geweest stootte hij zijn zaak af en vertrok hij per 25 mei 1888 naar Bakhuizen; hij overleed 'zonder beroep' op 30 januari 1893 in het gesticht (oudemannenhuis) te Bolsward.

De broers Ypma in hout en orgels – de vroege jaren

Omdat het begin van Eeltje Ypma's loopbaan als orgelmaker nauw verweven is met die van zijn beide broers, is het goed daar eerst de blik op te werpen. Aanvankelijk hebben de zonen Ypma van hun vader de eerste beginselen van het vak van timmerman geleerd; Fopke zou dat beroep ook vele jaren uitoefenen, alvorens logementhouder te worden. Dirk heet in 1832 nog 'timmerknegt', maar moet al in hetzelfde jaar in dienst zijn getreden bij de orgelmaker Willem van Gruisen te Leeuwarden, want in de opgave voor de Nationale Militie van dat jaar noemt hij zich al 'orgelmaker' (hij woont dan niet meer bij zijn ouders). In 1834 werkt hij als Van Gruisens 'knegt' aan het orgel in de doopsgezinde kerk te Warga. In hetzelfde jaar staat hij in het bevolkingsregister van Bolsward vermeld als orgelmaker, met als huisadres dat van zijn vader. Hij heeft enige tijd daarna in Bolsward een eigen bedrijf gesticht; de tot nu toe vroegst bekende activiteiten dateren uit 1838, het jaar waarin hij ook zijn eerste nieuwe orgel bouwt (voor de Sint-Franciscuskerk ter plaatse). Hij woont dan als 'orgelmaker' op het adres Wipstraat A6. Eeltje zal in het bedrijf van zijn broer zijn gaan werken, want vier jaar later (in 1838) staat hij voor de Nationale Militie te boek als 'Orgelmakersknegt'. Eenzelfde gang maakte Lodewijk (Lolke Sjoerds) die vier jaar daarna (in 1842) in hetzelfde register als 'orgelmakersknegt' werd ingeschreven; op dat moment woonde hij bij "een broeder" (Dirk ?).
Over het vertrek van Dirk en Lodewijk Ypma met de orgelmakerij naar Alkmaar valt het volgende te zeggen: In juli en augustus 1842 bood Dirk Ypma een in zijn bezit zijnde "geheel nieuw vertimmerde HUIZINGE, geschikt voor vele affaires, staande op de Kleine Dijlakker te Bolsward" te koop aan, medio oktober van hetzelfde jaar gevolgd door "Eenen geheel nieuw verbouwde HUIZINGE c.a., staande op de Wipstraat (…) door den eigenaar den heer D.S. IJpma wordende bewoond; den 12 mei 1843 vrij te aanvaarden". De verhuizing zal dus in mei 1843 zijn beslag hebben gekregen. Waarschijnlijk werkte Eeltje toen al enige tijd niet meer in het bedrijf van zijn broers, want hij werd in 1842 niet in het bevolkingsregister genoemd en twee jaar later werd bovendien genoteerd dat hij zich per 26 oktober 1843 (weer) had gevestigd in de gemeente Bolsward en uit Antwerpen ["Zuid braband"] kwam. Hij noemde zich toen 'timmerman'. Misschien was zijn voortijdige vertrek uit Bolsward ook de reden dat niet hij, maar Lodewijk met Dirk naar Alkmaar vertrok. Kennelijk heeft hij zijn heil elders gezocht en is hij daarna teruggekeerd naar Bolsward, waar hij zijn eerste stiel - dat van timmerman – weer heeft opgepakt. Bij zijn huwelijk in 1851 geeft hij als beroep op dat van 'timmerknegt'; hij heeft dus sinds het vertrek van zijn broers naar Alkmaar zelf zeker 10 jaar in Bolsward in 'het hout' gezeten, alvorens hij weer aantoonbaar het vak van orgelmaker heeft opgepakt.

Een eigen bedrijf

Eeltje Sjoerds Ypma heeft zich in 1853 weer op het orgelmakerspad begeven, - ditmaal als zelfstandig ondernemer. Hij had in de periode rond 1840 daartoe bij Dirk kennelijk voldoende vaardigheden opgedaan en misschien in de jaren nadien ook wel eens wat werk in Friesland namens 'Alkmaar' uitgevoerd. De start van zijn eigen bedrijf kunnen we afleiden uit de 'afscheidsadvertentie' uit 1888 waarin hij dankte "voor het vertrouwen mij gedurende vijfendertig jaren ruimschoots geschonken". In 1853 komen we hem als orgelmaker ook archivalisch voor het eerst tegen in Lutkewierum (hervormde kerk) met een reparatie.
Gezien het feit dat hij in de Gemeenteverslagen van Bolsward in de periode 1851 – 1890 geen enkele maal wordt genoemd in de rubriek "Ambacht en Ambachtelijke Nijverheid", moeten we ervan uitgaan dat hij zich vooral bezig hield met de handel in, plus de verhuur en onderhoud van door hem geleverde toetsinstrumenten (pijporgels, harmoniums en piano's); we moeten zijn 'affaire' dus eerder tot de 'winkelnering' rekenen. Ook bewaard gebleven advertenties bevestigen dat beeld. Hij was lange tijd verkoopadres voor Groningen en Friesland van harmoniums van de Rotterdamse firma Van der Tak (aanvankelijk samen met de zaak van Th. Postma te Leeuwarden). De orgelmakerij zal in de praktijk slechts een onderdeel van de zaak zijn geweest, ook al staat hij in elk geval vanaf 1866 (maar vermoedelijk ook al daarvoor) toch voor de gemeentelijke belastingen te boek als 'orgelmaker' en noemt hij zichzelf in advertenties ook steeds zo.

Lag zijn inkomen de eerste jaren nog onder dat van zijn broers Gerben (kastelein) en Fopke (timmerman), het huwelijk in 1875 met zijn tweede (welgestelde) echtgenote bracht daarin aanzienlijke verbetering.
Over de omvang van de zaak van Ypma is vrijwel niets bekend; hij zal vermoedelijk niet veel meer dan één of twee medewerkers hebben gehad. In dat verband kunnen worden genoemd de zich 'orgelmaker' noemende S. (Sipke) de Jong, alsmede Ypma's al genoemde stiefzoon Willem Postma. Van eerstgenoemde komen we de naam slechts enkele malen tegen (Dokkum, 1872 en Workum, 1875 en 1888).

Op 27 juni 1873 overleed de 16-jarige Thomas Deelstra 'ten huize van den WelEd. Heer E. IJpma, Mr. Orgelmaker te Bolsward, die in hem een veel belovend en bemind leerling verliest.' Thomas Deelstra was afkomstig uit Ferwert en mogelijk is het contact met Ypma tot stand gekomen toen laatstgenoemde in 1870 in Ferwert, dat toen nog Ferwerd met een d heette, een orgel plaatste (zie werklijst). In 1876 adverteerde hij voor een "Leerling (…) tevens ter opleiding voor Pianostemmer". Over Willem Postma is iets meer bekend: hij werd op 11 mei 1855 geboren als zoon van Johannes Feddes Postma van Ypma (timmerman te Bolsward) en Petronella Wijnands. Doordat zijn moeder hertrouwde met Eeltje Ypma werd Willem stiefzoon van laatstgenoemde. Over zijn jonge jaren is niets bekend, maar hij zal het vak van orgelmaker hebben geleerd van zijn stiefvader en hij heeft dat na 1888 nog 13 jaar voortgezet in Bolsward. Hij werd in 1892 ook 'organist' genoemd. In welke kerk hij deze functie uitoefende is niet bekend, maar mogelijk was dat de Sint-Franciscuskerk te Bolsward. Ik vond tot nu toe slechts één advertentie van hem in de Leeuwarder Courant, waarin hij adverteert met pianinos en amerikaanse orgels; over pijporgels wordt niet (meer) gerept. Het orgelmakersvak c.a. zal hem steeds minder perspectief geboden hebben en vermoedelijk om die reden zocht hij zijn heil elders: per 13 mei 1901 vertrok hij naar Amsterdam. Hij overleed aldaar op 25 juli 1925, na al jaren een ander beroep dan dat van orgelmaker te hebben uitgeoefend.

Het werk van E.S. Ypma

Het ligt voor de hand dat Eeltje het orgelmakersvak heeft geleerd in het bedrijf van zijn broer Dirk. Mogelijk heeft hij zich in het begin vooral bezig gehouden met houtbewerking en later dat vak 'in slappe tijden' ook weer tijdelijk uitgeoefend, wellicht samen met zijn broer Fopke. Naar de redenen waarom hij weer orgelmaker is geworden kunnen we slechts gissen: was het vanuit Alkmaar te lastig om steeds over te moeten komen naar Friesland en onstond er zo als vanzelf voor hem emplooi? Bood het herstel van de bisschoppelijke hiërarchie in de rooms-katholieke kerk voldoende perspectief, gevolgd door het toenemende aantal protestantse kerkjes in Friesland waar men aan een pijporgel begon te denken?
De relatie met het 'broeder-bedrijf' in Alkmaar is lang blijven bestaan, een voor beide partijen voordelige zaak. Dit verschafte Lodewijk Ypma een goede mogelijkheid bij nieuwbouw ingenomen oude orgels 'kwijt te raken', iets wat volgens zijn zeggen in Holland haast niet mogelijk was; daar wilde men toch wat grotere en meer moderne orgels. 'Bolsward' kon op die manier voordelig instrumenten aanbieden en zodoende vlot inspelen op de toenemende vraag naar prettig geprijsde orgels voor de groeiende 'gereformeerde' markt en voor arme hervormde gemeenten. Bovendien kon Eeltje Ypma waar nodig waarschijnlijk ook voor toelevering van onderdelen een beroep doen op het atelier in Alkmaar. Daarnaast hield hij bij grotere klussen ook wel eens ruggespraak met broer Lodewijk, zoals in 1868 i.v.m. plannen tot modernisering van het Schnitgerorgel in de Grote kerk te Sneek.
Hij heeft ook korte tijd zakelijke contacten gehad met de firma Peereboom & Leijser uit Maastricht, vermoedelijk sinds 1873 (bouw van het Peereboom & Leyser-orgel in de Bolswarder Sint-Franciscuskerk; Ypma had zowel voor als nadien het onderhoud van het orgel in deze kerk). Afgezien van het door hem in Welsrijp opgestelde orgel (tegenwoordig in de Meinardskerk te Minnertsga), zijn er slechts twee andere transacties geweest: zowel in 1876 als in 1880 werd aan 'Bolsward' een register Trompet geleverd. De relatie is dus incidenteel en van korte duur geweest.
Of hij ook langs andere weg aan te verkopen gebruikte orgels kwam, is niet bekend.

Het einde van de orgelmakerij

In de loop der jaren '80 moet de gezondheid van Eeltje Ypma dusdanig zijn verslechterd, dat in de tweede helft van mei 1888 de handelsvoorraad "wegens voortdurende ziekte van den eigenaar" publiek te koop werd aangeboden, benevens zijn inboedel. Tevens werd in een andere annonce het woonhuis, "met doelmatige Werkplaats en grooten Tuin aan de Bargefenne (…) thans in gebruik bij den orgelmaker E.S. YPMA" (dat deze sinds 1853 al in eigendom had) per medio juni 1888 te huur aangeboden. Inlichtingen waren te bekomen bij "W. POSTMA van YPMA", dus bij Ypma's stiefzoon.
Blijkbaar was men bang bij de verkoping niet alles kwijt te raken, want eind mei werd nogmaals op dezelfde boeldag gewezen, waarbij men wenste te verkopen: "Een partij nieuw Wagenschot en ander Hout, Kisten, IJzer, oude Orgels, Blik, Tin- en Aardewerk, eenige Meubelen en hetgeen meer ter verkoop zal worden aangeboden." Opvallend is, dat - afgezien van "oude orgels" - niet meer werd gerept over andere muziekinstrumenten. Waren die inmiddels al onderhands verkocht? Onbekend is wat Willem Postma van zijn stiefvader overnam ten behoeve van het voorzetten van het bedrijf.

Eeltje Ypma als orgelmaker

Hoe moeten we Eeltje Ypma inschatten als orgelbouwer? Tot nu toe is er slechts één nieuw orgel van hem bekend (Workum, - met gebruikmaking van de aanwezige kassen en een deel van het pijpwerk); of hij daarnaast nog meer instrumenten nieuw heeft gebouwd is vooralsnog niet bekend. Het is niet ondenkbaar dat het "nieuw kabinetsorgel" behorende tot de in 1865 publiek verkochte inboedel van zijn vader door hem is vervaardigd. In elk geval heeft hij heel wat gebruikte instrumenten - mogelijk meer dan we nu weten - in zijn werkplaats hersteld en na meer of minder ingrijpende aanpassingen speelklaar te koop aangeboden. Hij kon dus wel 'iets'.
Zij werklijst overziende blijkt dat hij in katholieke kring vooral in het zuidwesten van Friesland actief is geweest; maar mede door advertenties in onder andere de Leeuwarder Courant bereikte hij ook de 'protestantse markt' elders in de provincie. Van de door hem geleverde orgels bleef erg weinig bewaard.

WERKLIJST E.S. YPMA (en van 1888 -1901 W.J. Postma)

Onderstaand overzicht is zeker niet compleet en geeft slechts de huidige stand van zaken weer. Op de vermelde activiteiten wordt hier niet gedetailleerd ingegaan, enkele uitzonderingen daargelaten. Verdergaand systematisch onderzoek zal zeker nog voor de nodige aanvullingen zorgen. Aanvullingen door lezers van dit artikel zijn derhalve zeer welkom.

Gewoon onderhoud:

Tot nu toe zijn mij onderhoudswerkzaamheden over een kortere of langere periode bekend in de parochiekerken van Bakhuizen, Blauwhuis, Bolsward (Sint-Franciscus en Sint-Martinus), Dokkum, Makkum, Roodhuis, Sloten, Sneek en Workum; daarnaast in de beide hervormde stadskerken te Bolsward en de hervormde kerk te Stavoren.
In een aantal plaatsen waar hij grotere werkzaamheden heeft uitgevoerd of orgels leverde, heeft hij ook aansluitend onderhoud verzorgd of mogen we dit (bij ontbreken van relevante archivalia) veronderstellen.

1853   LUTKEWIERUM, hervormde kerk: reparatie voor f. 60,-.
1869   STAVOREN, hervormde kerk: demontage orgel i.v.m. instorting van de westgevel van de kerk. De herplaatsing werd gegund aan N.A.G. Lohman, aangezien Ypma katholiek was en het meeste geld voor de nieuwe kerk uit hervormde kring kwam.
1865   SLOTEN, rooms-katholieke kerk: wijziging mechaniek en schoonmaak van het kabinetorgel.
1865-1885   ARUM, gereformeerde kerk: plaatsing gebruikt orgel. Misschien betrof het hier het 4-voets instrument waarmee Ypma eind 1868 adverteerde of één van de in die tijd bij hem voorradige huispijporgels. Het werd in 1894 vervangen door een nieuw orgel van J. Proper.
1869   BOLSWARD, gereformeerde kerk (A): plaatsing gebruikt orgel. [voor f. 300,-; het instrument zelf was door de gemeente gekocht van L. van Dam & Zn.]
1870   FERWERD, gereformeerde kerk: plaatsing gebruikt orgel. Dit is zeer waarschijnlijk het orgel waarmee Ypma adverteerde in de Leeuwarder Courant van 4 maart 1870: "Te koop, voor de geringe som van f. 425, een zeer fraai en solied werk, met Pedaal en Engelsch Tinnen Front. Te bevragen bij E. IJPMA, Orgelmaker te Bolsward". Het instrument werd april/mei te Ferwerd (thans Ferwert) geplaatst; de totale kosten incl. galerij bedroegen f. 820,07.
     
            
     
1870   BOLSWARD, Broerekerk, (okt.) Het Verbeeckorgel werd door hem gerepareerd en weer speelbaar gemaakt voor f. 180,-. Daarnaast ontving Ypma een gratificatie en een getuigschrift.
1871 BLAUWHUIS, rooms-katholieke kerk: overplaatsing naar de nieuwe kerk en ombouw (f. 600,-). Het werd enige jaren later beschreven als "een eenvoudig orgel (…), het eenige dat nog niet in overeenstemming is met de rijke uitvoering van het overige".
1871   SNEEK, rooms-katholieke kerk: overplaatsing van het Loret/Van Gruisen-orgel naar de nieuwe kerk.
1873   DOKKUM, rooms-katholieke kerk: overplaatsing naar de nieuwe Cuijperskerk en ingrijpende wijziging van het Verbeeck?/Harmens?/van Gruisen-orgel.
1874   WAAKSENS (Litt.), hervormde kerk, plaatsing gebruikt orgel. De herkomst blijkt onder andere uit het inwijdingsbericht in de Franeker Courant van 30 januari 1874: "Dit was van eene de R.C. gemeenten te Bolsward aangekocht, en door den Heer E. IJpma, orgelmaker aldaar, zoo verbeterd dat door deskundigen zoowel kracht als zuiverheid van toon geprezen werd". De betreffende plaats van herkomst was de Sint-Franciscuskerk te Bolsward, waar in 1873 het oude orgel van Dirk Ypma (diens opus uit 1838) was vervangen door een ander instrument. Begin 1910 werd in Waaxens een nieuw Van Damorgel geplaatst; het oude orgel was in september 1909 te koop aangeboden. Het moet dus dit instrument zijn dat in 1910 door T. Klimstra werd geplaatst in de gereformeerde kerk te Wierum. Het is dus niet afkomstig uit de gereformeerde kerk (A) te Bolsward, zoals tot nu toe in Wierum werd gedacht [maar op grond van recente gegevens al niet erg waarschijnlijk meer was]. Wel is het in overeenstemming met de overlevering dat het instrument oorspronkelijk gestaan zou hebben in 'een rooms-katholieke kerk in Bolsward'. Het front van het in de loop der tijd sterk gewijzigde instrument, lijkt een en ander te ondersteunen (gelet op de overeenkomst met vroege orgelfronten van Dirk Ypma).
1874   WELSRIJP, hervormde kerk: levering en plaatsing gebruikt orgel. De firma Peereboom & Leijser verkocht voor f. 2000,- aan de kerkvoogden van Welsrijp het uit Vreren (B.) afkomstige Robustelly-orgel (1785), mogelijk via bemiddeling van Ypma, die ook de plaatsing te Welsrijp verzorgde. Diens naam (en niet die van de eigenlijke leveranciers) wordt genoemd in het inwijdingbericht in de Leeuwarder Courant van 23 augustus 1874: "(…) toen was aller stem eenparig, om den leverancier, den heer E.S. Ypma, van Bolsward, alle hulde te brengen voor zijn net en degelijk werk."
     
            
     
1874   WORKUM, rooms-katholieke kerk: overplaatsing naar de nieuwe kerk van het aanwezige kleine orgel (vermoedelijk een positief of een kabinetorgel).
1877   SNEEK, rooms-katholieke kerk: herstel van opgelopen stormschade.
1877   WITMARSUM, doopsgezinde kerk: verhuur van een tijdelijk orgel (tot 1881) voor f. 40,-/jaar.
1878   WORKUM, hervormde kerk: nieuwbouw in de bestaande (iets gewijzigde) kassen van Jan Harmens (1697); nieuwe frontpijpen, binnenwerk vrijwel geheel nieuw, een aantal oude registers bleef gehandhaafd. De nieuwe onderdelen waren mogelijk deels betrokken van L. Ypma te Alkmaar. In 1981 vond een reconstructieve nieuwbouw plaats door Flentrop Orgelbouw met als uitgangspunt de oorspronkelijke situatie. Daarbij werd van Ypma niets gehandhaafd.
1879   NES (Ameland), rooms-katholieke kerk: overplaatsing van het orgel van Gebr. Adema (1862) naar de nieuwe Cuijperskerk.
1880   WORKUM, rooms-katholieke kerk: verhuur interim-orgel (tot 1885 ?) t.t.v. de bouw van het nieuwe Adema-orgel.
1881   KOUDUM, gereformeerde kerk: verhuur van een tijdelijk orgel.
1882   KOUDUM, gereformeerde kerk: plaatsing gebruikt orgel.
1882   STAVOREN, hervormde kerk: vernieuwing van de windvoorziening, waarbij voor f. 300,- de spaanbalgen werden vervangen door een magazijnbalg met schepbalgen.
1884   BOLSWARD, Martinikerk, dispositiewijziging en plaatsing koppeling HW-BW.
1884   WARNS, hervormde kerk: plaatsing gebruikt orgel (afkomstig uit Middenbeemster, rooms-katholieke kerk). Het instrument werd in 1918 verkocht naar Tweede Exloërmond.
     
   
     
1887   BLIJA (thans Blije), gereformeerde kerk: plaatsing gebruikt eenklaviers orgel.
1887   FERWERD, gereformeerde kerk: plaatsing gebruikt orgel. Hoewel het orgel uit de parochiekerk van Zoeterwoude beschikbaar was, werd toch een ander instrument gekozen. Het orgel kwam mogelijk in 1923 terecht in de gereformeerde kerk van Twijzelerheide.
1889   WORKUM, gereformeerde kerk: plaatsing gebruikt orgel. Dit orgel was in 1780 door G.Th. Bätz gebouwd voor de rooms-katholieke statie te Wognum, stond vervolgens in Spaarnwoude, daarna te Workum, waarna het in 1921 werd verkocht aan de gereformeerde kerk van Twijzel. Daar verbrandde het in 1933.
1892   BAKHUIZEN, rooms-katholieke kerk: reparatie en levering nieuwe balg.
1892   OOSTERWIERUM, rooms-katholieke kerk: levering van een 'amerikaansch harmonium' plus pompinstallatie (gekocht van J. v.d. Tak & Co, Rotterdam).
     
Victor Timmer


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard