Vorig jaar verscheen het jubileumboek van Adema's Kerkorgelbouw BV te Hillegom. Omdat deze firma zijn oorsprong kent in Leeuwarden, bespreken we in de Friese Orgelkrant het jubileumboek en de ontstaansgeschiedenis van dit orgelbouwbedrijf. Aan het boek hebben bekende auteurs meegewerkt. In het eerste hoofdstuk bespreekt Victor Timmer de historie van de orgelbouwers Adema. Voor de volgende twee hoofdstukken tekenen Ton van Eck en Arjen Looyenga.
Victor Timmer bespreekt de werkzaamheden van de orgelmakerij onder de verschillende generaties Adema's. Het begin ligt in Leeuwarden. De broers Carolus Borromeüs (Carel) Adema (1824 - 1905) en Petrus Josephus Adema (Piet) Adema (1828 - 1919) stichtten in 1855 de orgelmakerij 'Gebroeders Adema'. De firmanten stamden uit een groot rooms-katholiek gezin. Bij andere orgelmakers (onder andere Van Dam en Hardorff) leerden zij het vak. Door veranderingen in de rooms-katholieke kerk kende hun bedrijf gunstige startvoorwaarden.
In 1868 werd een filiaal in Amsterdam geopend. P.J. (Piet) Adema nam daarvan de leiding op zich. Dit filiaal werkte mee aan het project onder leiding van de Franse diplomaat Charles-Marie Philibert ter vergroting en modernisering van het bestaande orgel in de Mozes-en-Aäronkerk volgens de principes van de beroemde Aristide Cavaillé-Coll. De jonge hoofdstedelijke vestiging van de Gebroeders Adema was bereid zich die principes eigen te maken. Het project zou een hectisch verloop hebben en in 1878 worden afgerond. Het droeg voor een belangrijk deel bij aan het faillissement van de Adema's. Het Leeuwarder moederbedrijf werd meegezogen in de financiële consequenties van het project in Amsterdam. Dit leidde zowel zakelijk als persoonlijk tot een breuk tussen de oprichters.
De Leeuwarder Adema's hielden vast aan de traditionele principes van orgelbouw en bedrijfsvoering. Piet Adema in Amsterdam ging anders te werk. Hij maakte als zelfstandige ondernemer na 1877 een goede doorstart. Door het Mozes-en-Aäronproject beschikte zijn orgelmakerij over moderne kennis. Dus werd hij veel gevraagd om instrumenten - met name de windvoorziening - te 'moderniseren'. Hij koopt van Nöhren, fabrikant van orgelbestanddelen te Roermond, diens pneumatische systeem, een variant op het systeem van Weigle. Sindsdien hebben de Amsterdamse Adema's dit steeds toegepast. In 1901 bouwden P.J. Adema & Zonen hun laatste mechanische orgel. Na een faillissement in 1916 - waarvan de precieze oorzaken in het boek niet duidelijk worden - zetten Piet's beide zoons, Joseph en Sybrand, de orgelmakerij onder de naam 'Firma Adema en Cie' voort.
In het tweede hoofdstuk schetst Ton van Eck de geschiedenis van het innovatief vermogen van de Adema's. In hoeverre gingen ze met hun tijd mee en pasten ze technische vernieuwingen toe? Onderscheidden ze zich daarin van hun concurrenten? De aandacht gaat in dit hoofdstuk vooral uit naar de Amsterdamse Adema's. De Leeuwarder vestiging bleef lang vasthouden aan de traditionele ambachtelijke principes. In Amsterdam vindt om uiteenlopende redenen een ontwikkeling van ambachtelijke naar fabrieksmatige productie plaats. Daar ondervinden de Adema's scherpere concurrentie dan de Leeuwarder onderneming. Hoewel het Amsterdamse bedrijf door zijn betrokkenheid bij het 'orgelproject' in de Mozes-en-Aäronkerk aanvankelijk een kennisvoorsprong verwierf, bleef het de volgende decennia toch lang vasthouden aan pneumatische orgels. Pas in 1941 bouwde het zijn eerste elektropneumatische orgel. Concurrent Franssen uit Roermond deed dat al in 1918. Na 1945 maakte Adema Amsterdam nog geruime tijd elektropneumatische orgels, terwijl toen - met name onder protestantse orgelbouwers - het mechanische orgel weer in zwang kwam. Zonder hen conservatief te noemen concludeert van Eck dan ook dat de Adema's uit de nationale hoofdstad toch behoudender waren dan hun concurrenten. De Adema's uit de Friese hoofdstad bouwden pas in 1926 hun eerste pneumatische orgel.
In het derde hoofdstuk gaat Arjen Looyenga nader in op de fronten van de Adema-orgels. Hij onderscheidt een aantal hoofd- en subtypen, waaronder het neogotische en open fronttype. Ook in het gebruik van verschillende fronten zijn de Amsterdamse Adema's meer met hun tijd meegegaan dan de Adema's uit Leeuwarden. Voor een deel is dat te verklaren uit het feit dat de Amsterdammers meer met vernieuwende kunstenaars en architecten hebben samengewerkt, bijvoorbeeld uit de kring van de Utrechtse School in de neogotiek. Het boek toont enkele spectaculaire fronten van de Amsterdammer Adema's, zoals dat in de Zwolde Dominicanerkerk (1912), het front van het hoofdorgel in de Sint-Willibrorduskerk buiten de Veste in Amsterdam (sinds 1971 in de basiliek Sint-Bavo te Haarlem) en het fraaie orgelfront in de Sint-Janskerk te Laren, een reconstructie (2002) van het transeptorgelfront in dezelfde Sint-Willibrordus buiten de Veste. De orgels in Workum en Harlingen, gebouwd door de Amsterdamse Adema's, zijn bekend vanwege het gedeelde neogotische front. In beide gevallen is dit een resultaat van samenwerking tussen de architect Alfred Tepe, de beeldhouwer Mengelberg en orgelbouwer P.J. Adema. Over het ambachtelijk-artistieke peil van de Adema's zélf en van de kunstenaars waarmee zij hebben samengewerkt, is dit hoofdstuk bijzonder informatief.
Hoewel de drie auteurs een verschillend vertrekpunt hebben voor hun bijdragen, overlappen de drie hoofdstukken elkaar gedeeltelijk.
Zij plaatsen dezelfde informatie dan weliswaar in een ander perspectief, maar de lezer moet wel voortdurend bladeren om de afbeeldingen bij de tekst te zoeken. Die afbeeldingen zin dan al eerder in het boek geplaatst, omdat het betreffende orgel ook toen aan de orde kwam.
Na de bijdrage van Looyenga volgt een bijlage waarin veertien kunstenaars, die met het 'huis' Adema hebben samengewerkt, worden vermeld. We noemen er twee: P.J.H. Cuypers (1827 - 1921), vermaard katholiek architect en F.W. Mengelberg (1837 - 1919), beeldhouwer te Utrecht. Vervolgens worden de drie belangrijkste auteurs van het boek geïnterviewd: Victor Timmer, Ton van Eck en Arjen Looyenga. Aansluitend is een gesprek met Toine Schreurs, tot 2002 directeur van het familiebedrijf te Amsterdam, weergegeven.
Tenslotte bevat het boek portretten van de elf medewerkers van het huidige bedrijf. Naast drie organisten met als opleiding het conservatorium of het Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek zijn 'vogels van diverse pluimage' bij Adema Orgelbouw werkzaam. Directeur Ronald van Baekel is één van die organisten. In 2002 nam hij het bedrijf van Toine Schreurs over. Daarmee kwam een eind aan het familiebedrijf, want Schreurs was familie van de Adema's. Door de afwisselende informatie die het boek biedt - van de drie hoofdstukken die de kern van het boek vormen, tot de wat meer verstrooiende interviews en portretten - heeft het ons alle 108 pagina's, van begin tot eind, weten te boeien.