Als ik bij Jan Veninga op bezoek ga voor een gesprek over zijn muzikale loopbaan, is hij in de werkplaats achter zijn huis aan de Huizumerlaan te Leeuwarden druk aan de slag. Hij is momenteel bezig aan zijn tweede positief. Ooit bouwde hij het positief dat half Friesland kent van de Mattheus Passion. Overal deed het dienst als continuo instrument met de maker achter de toetsen. Jan laat mij het in aanbouw zijnde positief zien: ‘Kijk deze pijpen zijn gemaakt van kastplanken die ik kocht toen het Provinciehuis werd verbouwd. De grepen van de stoppen van de houten pijpen heb ik gemaakt van de plataan die ooit sneuvelde voor de bouw van de nieuwe Harmonie’. De Harmonie, dat is de schouwburg van Leeuwarden. Hij ruimt wat spullen op en ons gesprek kan beginnen.
Opleiding via omwegen
Jan Veninga is in 1931 geboren te Nijezijl (Oosthem) bij Sneek. Zijn vader was daar hoofdcontroleur bij de zuivelfabriek. Zijn moeder speelde harmonium en stimuleerde haar zoon om les te nemen bij de meester van de dorpsschool. Toen Jan eens met ‘heit’ meeging naar een collega te Tjerkwerd, liet deze hen het Van Damorgel horen in de hervormde kerk waar hij organist was. Deze collega was blijkbaar een bekwaam amateur-organist, want zijn spel maakte zo’n indruk op de elfjarige Jan dat hij dolgraag les op een echt orgel wilde hebben. Dat gebeurde bij Tjebbe van der Velde, de organist van de hervormde kerk van IJlst. Op dertienjarige leeftijd speelde hij daar voor het eerst tijdens een dienst met Van der Velde achter zich, klaar om in te grijpen als dat nodig mocht blijken. Maar het ging goed!
Tijdens zijn lagereschooltijd brak de Tweede Wereldoorlog uit. Om nog niet de gevaarlijke weg naar Sneek te hoeven afleggen, deed hij zeven klassen op de lagere school. Maar daarna moest hij voor een vervolgopleiding toch naar Sneek. Zijn ouders kozen voor de ambachtschool: die opleiding duurde niet zo lang en dan zou Jan dus ook niet zo lang tijdens die bange oorlogsjaren de gevaarlijke weg naar Sneek hoeven afleggen. Een muzikale loopbaan voor Jan werd niet serieus overwogen. En zo belandde Jan in 1944 op de ambachtsschool te Sneek. In 1947 verliet hij de ambachtschool met het diploma meubelmaker en machinale houtbewerking op zak. Intussen wilde Jan de muziek in, maar zijn ouders stonden erop, dat hij eerst zijn middenstandsdiploma zou halen alvorens de muziek in te gaan. Dat diploma haalde Jan in 1948. In die periode had hij korte tijd orgelles van Gezinus Schrik, organist van de Martinikerk in Bolsward. In datzelfde Bolsward nam Jan’s muzikale loopbaan enige tijd later een aanvang. Als 17-jarige jongen werd hij benoemd tot organist van de Broerekerk aldaar. Gezinus Schrik, zijn leraar en organist van de Martinikerk, had Jan bij het kerkbestuur aanbevolen.
Via via kwam Jan in contact met Jan Baarda uit Menaldum. Die had les van George Stam en volgde deze toen Stam van Leeuwarden naar Utrecht vertrok. Op instigatie van Stam werd Baarda benoemd tot organist van de Grote Kerk te Culemborg, maar hij kwam elke week een paar dagen naar Friesland vanwege zijn koren en om orgelles te geven. Zo kreeg de ene Jan orgelles van de andere Jan. Baarda stoomde Jan Veninga klaar voor het theoretisch gedeelte van het staatsexamen piano. Dat móest Jan halen, hij had het als springplank naar het conservatorium nodig. Anders zou het conservatorium in Utrecht hem vanwege een deficiënte vooropleiding niet toelaten.
De muzikale loopbaan
In Bolsward bouwde Jan ondertussen een bloeiende lespraktijk als privé-docent orgel en piano op. Kinderen van gemeenteleden waren veelal leerling. Het college van B&W van de gemeente Bolsward ontwikkelde plannen om tot de oprichting van een muziekschool te komen. Het nam contact op met Jan Veninga en bood hem aan directeur van de nieuwe muziekschool te worden. Zijn privé-leerlingen dienden zoveel mogelijk naar de nieuwe muziekschool te worden overgeheveld. Dankzij deze ‘deal’ werd Jan de eerste directeur van de Bolswarder muziekschool en dat is hij tot 1959 gebleven. Bestuursleden van de muziekschool werden ouders die Jan goed kende en als docenten werden musici uit de directe omgeving aangetrokken. De goeie ouwe tijd in een klein Fries stadje.
Toen Jan in 1952/53 tot het conservatorium werd toegelaten, moest hij voortaan iedere woensdag naar Utrecht reizen om lessen te kunnen volgen: orgellessen bij Stoffel van Viegen (in de Domkerk) en theorielessen van George Stam, directeur van het Stichtse conservatorium.
Eerst diende hij een ‘basisdiploma’ koordirectie of orgel te halen. Daarna wilde Jan zich in verband met het feit dat hij aan de kweekschool van Sneek was benoemd, toeleggen op de schoolmuziek. De opzet van de studie aan het conservatorium was indertijd duidelijk anders dan tegenwoordig. Omdat hij inmiddels de leiding van een aantal koren op zich had genomen, koos hij ervoor zich eerst te richten op het diploma koordirectie. Daarvoor slaagde hij in 1957. Hierna volgde hij de opleiding schoolmuziek die hij in 1959 voltooide. Na zijn benoeming in 1956 tot muziekdocent aan de kweekschool te Sneek, trouwde hij in 1957 met Janke Feenstra, nog steeds zijn levensgezellin. Hij combineerde dus bijna drie jaar lang het directeurschap van de muziekschool in Bolsward met het docentschap aan de kweekschool in Sneek en met een studie aan het conservatorium.
In 1959 ontstond een vacature muziekdocent aan de hervormde Dr. J. Th. De Visserkweekschool in Leeuwarden, beter bekend als ‘Mariënburg’. Jan Veninga werd uitgenodigd naar deze functie te solliciteren en zo werd hij muziekdocent aan deze kweekschool. Hij heeft daar met veel plezier gewerkt. Zijn vakcollega was Piet Post, organist van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden.
In 1961 verhuizen Jan en Janke van Bolsward naar Leeuwarden en kopen daar aan de Huizumerlaan een grote riante woning. Daar wonen ze nu nog steeds. Tot 1971 bleef Veninga werkzaam aan de kweekschool Mariënburg. Na kort aan enkele andere scholen te hebben gewerkt, begon hij in 1973 samen met Piet Post als docent aan de nieuw gestichte Muziek-Pedagogische Academie (MPA) te Leeuwarden. Jan gaf daar aanvankelijk algemene muzikale vorming (AMV), schoolmuziek en koordirectie, later gaf hij uitsluitend koordirectie omdat het aantal leerlingen in dat vak sterk gegroeid was. In 1983 werd de MPA omgedoopt tot conservatorium, maar het Leeuwarder conservatorium werd in 1989 jammer genoeg vanwege het roemruchte ‘herenakkoord’ tussen de Commissarissen van de Koningin in Friesland en Groningen met de minister van onderwijs alweer opgeheven en ondergebracht bij het conservatorium te Groningen. Een troostprijs die Leeuwarden ter compensatie zou krijgen, was een nieuwe schouwburg (De Harmonie). Jan betreurt de opheffing van het Leeuwarder conservatorium nog steeds. Een groot verlies voor het Friese muziekleven, dat nu de uitstralingseffecten van een ‘eigen’ conservatorium moet missen. Jong muzikaal talent is nu aangewezen op een conservatorium buiten Friesland en blijft daar vaak ‘hangen’ zodat het Friese muziekleven hun stimulans veelal moet missen.
De Opstandingskerk
In het begin van de jaren zestig van de 20e eeuw was aan Achter de Hoven de Hervormde Opstandingskerk gebouwd. Jan Veninga werd daar tot organist benoemd. Hij bespeelde daar aanvankelijk een kabinetorgel dat daar als voorlopige voorziening was geplaatst. Het Hervormd Kerkkoor Centrum was eigenaar van dit instrument, dat nu in Thorn staat. Normaliter stond het op de Koningskraak in de Grote Kerk van Leeuwarden. De dirigent van dat kerkkoor, Piet Post, wilde het orgel na verloop van tijd graag terug in de Grote Kerk en toen kwam Jan zonder instrument te zitten. Hij heeft daarna twee jaar lang de gemeente in de Opstandingskerk van achter de piano begeleid.
In die situatie deden enkele orgelmakerijen voorstellen om een orgel voor de Opstandingskerk te bouwen.Jan Veninga had echter eigen ideeën omtrent het orgel dat hij wenste en stapte met zijn plannen naar de jonge Leeuwarder orgelbouwers Harrie Dam en Wopke Yedema, die de Fa. Bakker & Timmenga hadden overgenomen. (Vlak na het behalen van het ambachtschooldiploma had Jan nog geprobeerd bij Bakker & Timmenga als leerling orgelmaker aan de slag te komen, maar in die moeilijke naoorlogse jaren nam de orgelmakerij Bakker & Timmenga geen nieuw personeel aan). Avonden lang hebben de orgelbouwers en Jan getekend, plannen gemaakt etc. Hierbij kwam zijn opleiding aan de ambachtschool goed van pas. Een mooi ontwerp met hoofdwerk, rugwerk en pedaal zou fl. 49000,- moeten kosten, maar dat vonden de kerkvoogden te duur. Het mocht niet meer dan fl. 38000,- kosten. Omdat het orgel toch iets duurder uitviel, heeft de wijkgemeente nog de pedaaltransmissie voor de Prestant 8’ betaald. Het nieuwe orgel dat in 1966 in gebruik werd genomen, werd in Leeuwarden al gauw een bekend instrument, vooral omdat de concerten van de Grote Kerk naar de Opstandingskerk verplaatst werden. De Grote Kerk werd wegens een omvangrijke restauratie gesloten. Tal van bekende organisten hebben daarom op het B&T-orgel geconcerteerd.
De dispositie van het neo-barokke orgel in de Opstandingskerk van Leeuwarden:
Hoofdwerk
Borstwerk
Pedaal
Prestant
8 vt
Gedekt
8 vt
Bourdon
16 vt
Roerfluit
8 vt
Fluit
4 vt
Prestant
8 vt
Octaaf
4 vt
Prestant
2 vt
(transmissie hoofdwerk
Mixtuur
3-4 st.
Sifflet
1 vt
Regaal B/D
8 vt
Manuaalkoppel
Twee pedaalkoppels
De Opstandingskerk had een prachtige akoestiek en Jan zag eigen concerten wel zitten. Van 1966 tot 1988 heeft hij er kerkconcerten georganiseerd, waarbij zijn echtgenote de administratieve kant voor haar rekening nam. Die kerkconcerten vonden op zondagmiddag plaats. Daarnaast vonden er geruime tijd ook de orgelconcerten uit de serie van de Grote Kerk plaats, omdat deze kerk en het Müllerorgel gerestaureerd werden. ‘We hebben in de Opstandingskerk zelfs eens een mis uitgevoerd die geschreven was door Piet Post. Piet zat achter het orgel, zijn vrouw Truus zong, ik zelf speelde klavecimbel en mijn vrouw Janke fluit. Ook een liedbewerking van mijn hand is door dit ‘kwartet’ uitgevoerd. Mooie tijden waren dat.’
Inmiddels was Jan weer orgel gaan studeren. Die studie had hij in Utrecht destijds niet afgemaakt. Vanaf 1963 volgde hij de meeste orgellessen bij Cor Kee, veelal in Amsterdam in de lutherse kerk aan het Spui. In 1966 behaalde hij het staatsexamen orgel A. Hij deed dit examen in de doopsgezinde kerk van Rotterdam, waar hij onder andere George Stam (!) als examinator trof.
Jan vertelde over de mis van Piet Post en over zijn eigen liedbewerking, die door het echtpaar Post en het echtpaar Veninga werden uitgevoerd en waarbij hij zelf het klavecimbel bespeelde. Ook in het klavecimbelspel heeft hij zich bekwaamd. Door zijn drukke concertpraktijk kwam hij ook met nieuwe inzichten aangaande de uitvoering van vooral barokmuziek in aanraking. In een aantal concerten werkte Jan samen met ensembles van de later zo beroemd geworden Ton Koopman. Onder de indruk van diens spel en inzichten besloot Jan begin zeventiger jaren klavecimbellessen bij Ton Koopman te volgen. Dat waren deels privé-lessen, maar deels ook lessen aan de conservatoria waar Koopman doceerde. Ook in deze tijd kwam zijn interesse voor instrumentenbouw weer boven: hij bouwde zelf een tweeklaviers klavecimbel.
Uren kan Jan Veninga verhalen over zijn muzikale belevenissen. Vooral over de belevenissen met zijn koren. Zo’n 25 heeft hij er gehad, van kinderkoren tot min of meer professionele koren. Een voorbeeld van dat laatste is de Leeuwarder Cantorij, door hemzelf opgericht. Twintig jaar lang heeft hij daarvan de inspirerende leiding gehad. Prettige herinneringen bewaart hij vooral aan het Mingd Koar Grou, waarvan hij veertien jaar dirigent is geweest. Ook aan de Bonifatius Cantorij van Dokkum bewaart hij dierbare herinneringen. Door zijn werk aan de MPA en het conservatorium te Leeuwarden ziet hij zichzelf in de eerste plaats als een ‘koorman’.
65 plus
Jan Veninga leidt momenteel geen koren meer, daar staat echter tegenover dat hij nog wél organist is. En wel van de hervormde kerk te Reduzum (Roordahuizum), waar hij direct na zijn pensionering werd benoemd. Hier bevindt zich een fraai Van Gruisenorgel (1785). Tijdens de kerkdiensten is er naast het begeleiden van de gemeentezang ook gelegenheid om de karakteristieke klankkleur van dit orgel door het spelen van orgelliteratuur te laten horen. Het orgel was net gerestaureerd, toen hij in Reduzum aantrad. Jan vraagt zich wel eens af hoe het in de toekomst met het instrument orgel zal gaan. Daarom is hij blij dat er met enige regelmaat orgelstudenten van conservatoria in Reduzum komen spelen. De hervormde kerk van Reduzum doet ook al enige jaren mee aan de nationale orgeldag in Friesland. Hij staat helemaal achter deelname van Reduzum aan deze dag, want hij wil nog een bijdrage leveren om de belangstelling in onze tijd voor het orgel zo levendig mogelijk te houden.
En herinnert u zich de film De Overval? In deze op waarheid berustende film waarin verzetsmensen die in de Leeuwarder gevangenis zitten door hun kameraden worden bevrijd, komt ook een scene met orgelspel – opgenomen in de Grote Kerk van Leeuwarden – voor. De betreffende acteur bespeelt natuurlijk niet echt het orgel, dat doet Jan Veninga. ‘Piet Post zou het eigenlijk doen maar die kon op het laatste moment niet, dus vroeg ’ie mij!’ De vergoeding voor Jan bedroeg net als voor andere figuranten 25 gulden.
Ook de pauzeconcerten in de Grote Kerk van Leeuwarden zijn na de restauratie die in 1976/77 klaar was, op initiatief van Jan Veninga gestart. Eerst op het koororgel. ‘Post zag het ziet zo zitten: ‘Daar komt geen hond, joh’, zei hij. Maar de pauzeconcerten bestaan nog steeds’, aldus een tevreden Jan Veninga, koordirigent in ruste maar nog actief als organist en als amateur-orgelbouwer, die het hout van een gesneuvelde plataan weer muzikaal tot leven brengt.