ok2023menu



Johannes Spékle Friese Orgelkrant 2023
 

Johannes Spékle, een katholiek (kerk) musicus in Harlingen in de eerste helft van de twintigste eeuw

Wilde vroeger binnen de r.-k. kerken een viering muzikaal goed verlopen, dan kon dat van oudsher niet zonder enkele onmisbare functionarissen: naast de pastoor (of hogere geestelijke), met diens liturgische en muzikale ‘wensen’, betrof het dan een organist, een bediener van de windvoorziening, een zangkoor en (tot in het midden van de 19e eeuw) ook – indien aanwezig – het ‘kerkorkest’ dan wel enkele instrumentalisten. Meestal was de organist tevens ‘directeur’ (=dirigent) van het koor. (*1) In nagenoeg alle gevallen – afgezien van de pastoor – werden deze functies ingevuld door ‘amateurs’, pro deo of voor een schamel loon, die het erbij deden naast een gewone baan. Organisten hadden zich doorgaans in meerdere of mindere mate privé geschoold (door les te nemen bij al actieve organisten, in veel gevallen hun voorganger op de orgelbank), veel later kwamen er professionele opleidingen aan conservatoria en (vanaf 1925) de r.-k. Kerkmuziekschool Sint Caecilia (Nederlands Instituut voor Katholieke Kerkmuziek) in Utrecht. Ondanks deze scholing moest ook de meer geschoolde organist directeur voor een behoorlijk inkomen omzien naar andere nevenwerkzaamheden op muzikaal of ander vlak. Dat gold (en geldt ook nu nog steeds) voor r.-k. kerkmusici in grotere plaatsen. Hoe die situatie is in kleine parochies laat zich raden.

Bestaansmogelijkheden: een vergelijking met twee Friese
r.-k. kerkmusici in Leeuwarden

Wat voor mogelijkheden waren er in 1919 voor Johannes Spékle, toen hij als directeurorganist aantrad in de Sint Michaëlskerk te Harlingen? Als illustratie daarvan bekijken we kort de activiteiten van twee Friese collega’s van hem, te weten Theo Lambooy en Jacques Bos, beiden actief in Leeuwarden in ongeveer dezelfde periode als Spékle dat was in Harlingen.
Theo Petrus Antonius Lambooy (Dronrijp 1901-Leeuwarden 1995) had zich bekwaamd als organist als leerling van zijn voorganger in de Sint-Dominicuskerk (P.C. Koerman) (*2) en door zelfstudie. Lambooy was van 1926-1971 organist (en vanaf 1936 tevens ‘koordirecteur’) van dezelfde kerk; door de week was hij onderwijzer (daarbij onder andere van 1939-1964 ook voorzitter van de r.-k. onderwijzersvereniging, afdeling Leeuwarden), daarnaast was hij betrokken bij het Frysk Orkest (bestuurslid van 1952-1972), muziekmedewerker en -recensent van de Leeuwarder Courant en publicist (waarvan o.a. diverse artikelen over r.-k. kerkmuziek en, naast andere werken, twee boeken over het Leeuwarder muziekleven ‘Leeuwarden musiceert’ (deel I 1974, deel II 1986) en Van schutterij tot Frysk Orkest (samen met Hugo Kingmans, 1970). Hij schreef ook een aantal composities. Zijn dagen waren dus goed gevuld.

Ook Jacques Bos (Blerick 1910 - Leeuwarden 2001), opgeleid aan de al genoemde kerkmuziekschool te Utrecht, was naast zijn functie als directeur-organist van de SintBonifatiuskerk (vanaf 1931-1992) ook daarbuiten zeer actief. Omdat elders al uitgebreid aandacht aan hem is geschonken, geven we hier slechts een kort resumé van zijn activiteiten: Zo leidde hij een druk bestaan met het elke week dirigeren van zo’n negen koren en gaf hij ook muzieklessen op een drietal middelbare scholen in het noorden des lands. Hij zorgde er tevens voor dat het aantal duiven in de toren van de Sint-Bonifatiuskerk beperkt bleef! (*3)
Heeft Leeuwarden nog een behoorlijk groot inwonertal, in een kleinere stad zoals bijvoorbeeld Harlingen was de situatie voor een r.-k. kerkmusicus nog lastiger. Dat het echter ook daar soms voor een katholiek musicus mogelijk was om van ‘de muziek’ te leven, blijkt uit de activiteiten aldaar van Johannes Spékle, die we navolgend beschrijven.

Speklé zat fulltime in de muziek, binnen en buiten de kerk speelde hij een grote rol in het muziekleven van Harlingen en omgeving

Directeur-organist Johannes Spékle (*4)

Evenals zijn voorgangers Jacobus Schrage (van 1826-1873) en Willem Schoot Uiterkamp (van 1874-1919) zou ook Johannes Hendrikus Spékle het als directeur-organist lang aan de speeltafel van het orgel in de r.-k. Sint Michaëlskerk te Harlingen uithouden: van 1919 tot zijn overlijden in november 1957. (*5) Deden zijn twee voorgangers op die post de muziek er nog bij naast een ‘normaal’ beroep (Schrage was door de week koopman, Schoot Uiterkamp was onderwijzer en ook winkelier), Spékle zat fulltime in de muziek. Vele jaren heeft hij een belangrijke en veelzijdige rol gespeeld in het muziekleven van Harlingen en directe omgeving, zowel binnen als buiten de kerk. Johannes Hendrikus Spékle (zijn naam is dikwijls abusievelijk geschreven als: Spekle, Speckle, Spèkle) werd geboren op 15 januari 1891 in Velp, waar zijn vader kapper was. Johannes Spékle trouwde op 14 mei 1923 in Harlingen met Theresia Agatha Isbranda Nieuwenhuis, dochter van een kalkfabrikant ter plaatse. Na een kort verblijf op achtereenvolgens de adressen Havenplein 18a, Voorstraat 54 en Brouwersstraat 16 woonde Spékle vele jaren op het adres Kleine Bredeplaats 21, waar hij ook allerhande muzieklessen gaf en er op 25 november 1957 overleed, ‘na een langdurig lijden’. Zijn eigen muzikale ‘opvoeding’ ontving hij van Christiaan Antoon Christiaans, van 1888 tot zijn overlijden op 70-jarige leeftijd in 1943 vele jaren organist van de rooms-katholieke St.-Eusebiuskerk te Arnhem. Spékle maakte in augustus 1913 al grote indruk met zijn ‘machtige orgelspel’ en kundige koorbegeleiding bij een bezoek van kardinaal Van Rossum aan die kerk. In 1919 werd hij nog tijdens zijn militaire diensttijd directeur van de zangvereniging ‘Gelria’ in Doetinchem, die hem al in hetzelfde jaar na een eerste goed ontvangen concert met leedwezen zag vertrekken naar Harlingen.

Aan het werk in Harlingen (en omgeving)

Naast zijn werk in Harlingen als bespeler van het Adema-orgel, directeur van het kerkkoor en gelijk ook als dirigent van een nieuw opgerichte katholieke gemengde zangvereniging (‘aanvankelijk’ 100 leden!), vestigde Spékle zich er ook als muziekleraar.

Binnen de eigen kerkgemeenschap leidde hij koren zoals de r.-k. gemengde zangvereniging St. Caecilia, na de oorlog de in 1951 opgerichte r.-k. gemengde zangvereniging ‘Frisia Cantat’ en het r.-k. kerkkoor Arte et religione. Bestuurlijk was hij actief binnen de bond van r.-k. mannenkoren. Daarnaast was hij ook ‘buitenkerkelijk’ actief: als begeleider en spoedig daarna als dirigent van koren zoals de gemengde zangvereniging Euterpe en de chr. zangvereniging Euphonia, waarmee hij met veel succes ook geregeld grote oratoria uitvoerde.

Met Euterpe waren dat in 1927 Die Schöpfung (Haydn), 1929 Die Zerstörung Jerusalems (August Klughardt), 1930 Elias (Mendelssohn) en in 1931 Saul (Händel). Met Euphonia gaf hij in 1928 een uitvoering van Saul (Händel), in 1929 van Samson (Händel) en in 1931 van Der Messias (Händel). Bij al deze uitvoeringen bestond het ad hoc orkest (gerecruteerd uit leden van de Friesche Orkest Vereniging) uit een dubbelstrijkkwartet, waar nodig aangevuld met enkele blaasinstrumenten (fluit, hobo, trompet), piano en/of orgel. De crisisjaren en de oorlog maakten een eind aan deze optredens. Hij sloot zich al met al zeker niet op binnen de eigen roomskatholieke zuil. Dat blijkt ook uit het feit dat hij na 1920 vele jaren dirigent was van het Stedelijk Muziekcorps, sinds 1922 van het fanfarecorps ‘O.K.K.’ (= Oefening Kweekt Kunst) in Kimswerd, van 1923 tot 1940 ook van de chr. muziekvereniging Advendo in Franeker, in 1939 van Apollo te Makkum. Onder zijn gedreven (maar zeer gewaardeerde) leiding waren deze ensembles geregeld succesvol bij concoursen.

Componist binnen en buiten de kerkmuren

Hij was ook actief als componist: in 1915 werd van hem in Oosterbeek een ‘schoone feestcantate’ uitgevoerd bij de 25-jarige priesterwijding van pastoor Vossenaar. Een jaar later kreeg hij het kerkelijke nihil obstat voor zijn ‘Missa “Sanctus” (voor ‘4 mst. met orgel,- handschrift’). (*6) Met kerstmis 1920 weerklonk in Harlingen een Kerstcantate van hem in de St.-Michaëlskerk.
Een andere feestcantate van zijn hand werd uitgevoerd in 1923 bij 25-jarig priesterjubileum van pastoor J. Hermsen (tekst Theresia Nieuwenhuis-van der Werf). Zijn zogenaamde ‘Priester Cantate’ (op tekst van Guido Gezelle) werd door het r.-k. koor uitgevoerd in 1942 (bij de eerste mis van pater Krol) en bij vergelijkbare gebeurtenissen vervolgens ook in 1953, 1954 en 1955. Profaan waren zijn arrangementen van diverse Friese volksliederen in de twintiger jaren, terwijl hij voor de door hem gedirigeerde muziekcorpsen onder andere in 1923 (?) de ‘Harlinger Marsch’, in 1935 de ‘Advendo marsch’ en in 1936 zowel de ‘O.K.K. jubileum-marsch’ als de ‘Frisia-marsch’ componeerde.

Orgelbespelingen

Als organist trad hij niet buiten de kerk op met eigen solo-concerten. Orgelbespelingen gaf hij voor zover bekend niet, uitgezonderd enkele bijzondere gelegenheden, zoals ‘opverdienstvolle wijze’ op 12 juni 1929 bij de ingebruikneming van het Pels-orgel in de parochiekerk te Makkum (tegelijk het gouden jubileum van organist Bergsma) (*7) en op Tweede Paasdag in 1932 in Witmarsum, St.-Nicolaas van Tolentijn, bij de ingebruikneming van het nieuwe orgel van Jos Vermeulen (Alkmaar). (*8) Soms speelde hij een enkele orgelsolo als onderdeel van een concert met meerdere executanten, zoals een koor).
Ten slotte is het aardig om te vermelden dat hij, naast de al de eerder genoemde muzikale activiteiten, in de vooroorlogse jaren actief was bij een plaatselijke schietvereniging en in die tijd, maar ook na de oorlog een talent vol fotograaf bleek te zijn.

Terugblik

Spékle was in de r.-k. kerk te Harlingen de eerste fulltime musicus in functie. Hoewel hij was benoemd als organist, lag de nadruk van zijn werk wel sterk op het begeleiden en leiden van het kerkkoor, minder dan op de functie als organist als zodanig. Dit was overigens geheel in lijn met de toenmalige liturgische praktijk, waarin het orgel dienstbaar was aan het koor. Het is duidelijk dat alleen met dit ‘kerkenwerk’ voor hem geen behoorlijk inkomen viel te verdienen. Die situatie verschilt trouwens weinig van de huidige situatie binnen de r.-k. kerk, ook voor professioneel opgeleide kerkmusici.
Gelukkig bewoog Spékle zich graag op andere muzikale paden, zoals we al zagen. In de wereld van fanfare en harmonie bereikte hij op diverse concoursen fraaie resultaten. Zijn geregelde uitvoeringen van oratoria in de vooroorlogse periode waren zeker opmerkelijk voor een kleine stad als Harlingen. Het niveau dat hij daarmee bereikte kunnen we slechts spiegelen aan de daaraan gewijde concertverslagen in de pers. Over de kwaliteit van zijn composities, waarvan mij niet bekend is of daarvan iets bewaard bleef, valt vooralsnog niets te zeggen. En dan gaf hij ook nog diverse soorten muziekles. Spékle was kortom – veel meer dan alleen organist – in hart en nieren een volbloed homo musicalis, en zelfs daarnaast had hij (als ontspanning?) ook nog tijd voor andere hobby’s. Met zijn overlijden verloor katholiek Harlingen een voor zijn tijd opmerkelijk breed ontwikkeld kerkmusicus.

Victor Timmer

Noten:
1. Tot zeker 1900 was de omvang van parochiekoren beperkt: in kleine parochies bedroeg deze niet meer dan 5-10 leden, in grote plaatsen hooguit circa 20 leden.
2. Pieter Christophorus Koerman (Amsterdam 1851 - Alkmaar 1947) was onder andere opgeleid voor piano aan het conservatorium in Keulen; hij was eerst werkzaam in Amsterdam en Alkmaar, alvorens in 1896 naar Friesland te vertrekken. Daar was hij vele jaren zeer actief in het openbare muziekleven in Leeuwarden. Daarnaast was hij er van 1897-1935 directeur van het koor van de St.-Dominicuskerk aan de Speelmansstraat. Meer over hem is te lezen bij Th. Lambooy, Leeuwarden musiceert, Leeuwarden 1974, met name p. 128-130.
3. Er stond dus geregeld ‘gevogelte’op het menu in huize Bos. Zie meer over Jacques Bos in: Ton van Eck, ‘Van Adema via Verschueren weer naar Adema’, in Ton van Eck, Victor Timmer en Sible de Blaauw, Een prachtig werk. 280 jaren orgels en hun gebruik in de Sint-Bonifatiuskerk te Leeuwarden, Leeuwarden 2022, p. 93-95.
4. Gegevens voor het grootste deel via www.delpher.nl verkregen uit berichten in kranten, in het bijzonder de Harlinger Courant en de Nieuwe Harlinger Courant.
5. H. Oldenhof, Huis en baken. De kerk van Sint Michaël te Harlingen, p. 92 en 93. Meer over de voorgangers van Spékle als organist zal binnenkort worden gepubliceerd in een boekje over de complete orgelgeschiedenis van de Sint-Michaëlskerk te Harlingen door Ton van Eck en de auteur van dit artikel.
6. Sint Gregorius-blad 1916-06, p. 120. Dit betekende dat het stuk was officieel was goedgekeurd voor gebruik in de r.-k. Eredienst.
7. Sint-Gregorius-blad 1929-08, p. 136.
8. Archief H. Nicolaas van Tolentijn (aanwezig in archief Makkum, r.k., ter plaatse), notulen kerkbestuur, 6 september 1931 en 1932.


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard