In oktober 2022, toen de zorgen over het gasverbruik in de winter het hoogst waren, schreef ik een artikel voor orgeltijdschrift De
Orgelvriend. Op verzoek van de Friese Orgelkrant bewerkte ik het stuk, omdat de inhoud ook na de winter van 2022 vast nog een tijdje
relevant zal blijven.
Veel kerken, vooral die met het label ‘Groene Kerk’ (ja, dat bestaat tegenwoordig ook al) begonnen eind 2022 het groen-zijn ook echt
in praktijk te brengen. De meeste mensen zijn er inmiddels namelijk van overtuigd geraakt dat het verwarmen van een heel kerkgebouw
voor een kerkdienst of een concert van een uurtje niet meer van deze tijd is. En wie niet uit idealen op energie wilde bezuinigen,
zag zich daar door de hoge gasprijzen wel toe gedwongen. Want hoe meer energie er werd ingekocht, ook door kerken, hoe hoger de prijs.
De druk van het moment
Het artikel over kerkverwarming verscheen op een moment van grote onzekerheid. Want zouden de gasvoorraden voldoende blijken?
Zouden mensen met minder geld in de kou komen te zitten? Zouden de gas-afhankelijke bedrijven het einde van de winter halen? En
er gaat toch niet weer opgepompt worden in Groningen? Het pleidooi was: laat de verwarming uit!
Juist kerkgebouwen moeten zich solidair tonen met mensen voor wie energie moeilijk te betalen is. Maar belangrijker nog: door zo
veel te betalen voor energie spelen we dictator Poetin in de kaart. En dat is helemaal niet nodig, want in tweeduizend jaar
christendom kwam de kerkverwarming pas sinds ongeveer halverwege de negentiende eeuw in gebruik. Sporadisch! Het verwarmen van
een geheel kerkgebouw is daarentegen een voorbeeld van de belachelijke luxe die we kregen met de welvaart na de
Tweede Wereldoorlog. Voor samenzijn heb je helemaal geen verwarming nodig!
Want een koude kerk kun je prima bezoeken, ook in de winter. Warme kleding, kruik, dekentje, kussentje op de stoel en lekker
chocolademelk na afloop. Geen tropenrooster, maar een winterrooster: korter praten en preken, meer zingen, maar met heel korte
voorspelen. Minder zitten en meer bewegen. En als het écht koud wordt, dan gezellig een vuurkorf buiten. En juist organisten laten zien
dat het prima kan: overleven in een koude kerk. Als geen ander zijn zij het gewend!
Maar het orgel dan?
Nu zijn er echter ook mensen die zeggen: “De kerk moet een minimale basistemperatuur houden vanwege het orgel.” Dit is niet
waar, en daarom is het goed om het nogmaals eens expliciet op te schrijven: het orgel heeft geen minimale basistemperatuur
nodig. Toch komt de gedachte natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Hoe zit dat precies, wat hebben we geleerd en hoe
kijken we vooruit?
Al sinds de introductie van verwarming in kerkgebouwen is bekend dat verwarming orgels schade toe kan brengen. Berucht zijn de
verhalen over het Utrechtse Dom-orgel voor de laatste restauratie. Het was Klaas Bolt die zei: “De grootste bedreigingen voor
een historisch orgel zijn misschien wel de heteluchtverwarming en de organist.” (*1) De ‘organistendreiging’ is enigszins
afgenomen: sinds Bolts tijd snappen meer mensen dat je niet zomaar alles met een orgel kunt doen. Die andere bedreiging,
de heteluchtverwarming, werd op veel plaatsen ook beteugeld. Veel heteluchtsystemen werden vervangen door een vloerverwarming
of door een stookbeleid dat uitgaat van een langzame verwarming van maximaal 1ºC per uur, of per twee uur. Let wel: die adviezen
zijn inmiddels achterhaald.
Dit achterhaalde advies had hiermee te maken: bij langzaam verwarmen helpt het als je weinig hoeft te verwarmen. Want hoe
hoger de basistemperatuur, hoe kleiner het verschil dat je moet overbruggen om op ‘zondagochtendtemperatuur’ te komen.
Dat dit beleid voor orgels echter helemaal niet het beste is, is een punt dat bijna tien jaar geleden werd gemaakt door
Marc Stappers en Bart Ankersmit, klimaatdeskundigen van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. (*2)
Eigenlijk, zeggen Stappers en Ankersmit, gáát het bij orgels helemaal niet om de temperatuur. Vooruit, als je snel verwarmt
kan het orgel een beetje ontstemmen, of misschien een beetje veel, maar dat is eigenlijk ondergeschikt. Ontstemming is
hinderlijk, maar het komt ook wel weer goed. Veel erger is het als het orgel kapot gaat. Van temperatuurwisseling gaat het
niet kapot, maar van sterke wisselingen in de relatieve luchtvochtigheid wél. Net als andere houten onderdelen in
het kerkinterieur.
Warme lucht kan meer vocht opnemen dan koude. Als je gaat verwarmen, dan daalt de relatieve luchtvochtigheid in de ruimte.
Schommelt die relatieve luchtvochtigheid te veel, dan kan er schade ontstaan.
Zonder verwarming gaat het stijgen en dalen van de relatieve luchtvochtigheid langzaam, met de seizoenen mee. Dat is voor het
orgel prima. Uit het artikel van Stappers en Ankersmit blijkt bovendien dat er niet veel aan de hand is als het stijgen en
dalen van de luchtvochtigheid zo snel gaat dat het hout er niets van kan merken. De vuistregel voor orgels is: houd een
gemiddelde aan van 50% relatieve luchtvochtigheid, en voorkom uitslagen van meer dan 15%. De bandbreedte voor je
luchtvochtigheid ligt in de praktijk dan tussen de 35 en 65%.
Optimale temperatuur: beneden de 10ºC
In 2017 publiceerde de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed een nieuwe brochure over orgels en binnenklimaat. (*3)
Hierin staat letterlijk: “de optimale temperatuur voor orgels is beneden de 10 graden” en “voor het behoud van het orgel
is [een] hoge basistemperatuur (…) onnodig. Orgels in een onverwarmde kerk, waar de temperatuur in de winter kan dalen
tot het vriespunt, zijn vaak in een goede staat en hebben de kou al eeuwen getrotseerd zonder gevolgschade.”
Organisten kunnen zo een paar voorbeelden noemen: Oude Kerk Amsterdam. Dordtse Dom. Utrechtse Kathedraal. Of oude,
leegstaande kerken op het platteland.
Er zijn voor orgels wel gevaren te verzinnen bij erge koude. Zo is er tinpest, een verandering in de kristalstructuur van
tin die dan zou kunnen optreden. Tinpest komt echter vooral voor in pijpwerk met een hoog tingehalte. Vaak zijn dat Viola di
gamba’s, Voix Célèstes of delen van frontpijpen. Het meeste orgelmetaal heeft echter een dusdanig hoog loodpercentage dat
dit gevaar zich niet snel voor zal doen.
Al met al moet het orgel in de komende discussie niet de reden zijn de kerk te blijven verwarmen. Sterker nog: voor het orgel lijkt
het zelfs veel béter om de kerkverwarming uit te laten. De luchtvochtigheid schommelt minder, dus het hout blijft langer goed. En als
de temperatuur minder schommelt, blijft de stemming beter op peil. Mócht een eigenaar of kerkrentmeester hieraan twijfelen, dan
kan de organist of orgelmentor altijd monitoren.
En hoe pakte het uit?
Dankzij overheidsmaatregelen, een relatief zachte winter, maar ook vooral door het bezuinigen van mensen zélf, zijn grote
problemen uitgebleven. Ook kerken werden overal in het land een stuk minder verwarmd dan voorheen.
Het is niet zo dat dit nooit tot ongemak leidde. Het grootste probleem waar orgels mee te maken kregen, was de relatieve
vochtigheid in kerkgebouwen. Veel orgels zijn namelijk ‘ingeregeld’ bij vochtigheidspercentages die passen bij (enigszins)
verwarmde kerkgebouwen. Maar als je helemaal stopt met verwarmen, dan kunnen soms vochtigheidswaarden voorkomen van ruim meer
dan 80%. Organisten voelen dat aan hun vingers, want de toetsen kunnen klam aanvoelen. Dat voelt heel vies. Orgels zelf
kunnen last krijgen van klemmende toetsen of mechanieken, waardoor bijvoorbeeld hangers kunnen ontstaan.
Er was dus weleens ongemak, maar grote problemen waren er niet. Toen het orgel van de Utrechtse Domkerk op Oudjaarsavond
wat last kreeg van hangers (ingeregeld in kerk met lagere vochtigheidswaarden), werd besloten de kerk toch een beetje te
gaan verwarmen. Niet om een hogere temperatuur te krijgen, maar om de vochtigheid iets te verminderen. In de Domkerk
bleek de grens te liggen bij een vochtigheidsgraad van ongeveer 80%, en vanaf dat moment werd dat de streefwaarde.
Andere orgels in grote stadskerken hadden minder, of helemaal geen problemen. Verwarmen om de vochtigheid te
reguleren was daar niet nodig.
Toekomst
Voor de korte termijn is het interessant om te kijken of orgels, na een winter waarin veel kerkruimtes wat kouder en dus
vochtiger waren, in het voorjaar symptomen laten zien die aan die vochtigheid te relateren zouden kunnen zijn. Messing
draagwerk kan bijvoorbeeld oxideren, of een hogere luchtvochtigheid zou, als het weer iets warmer wordt en vochtigheid
eventueel aanhoudt, schimmelvorming tot gevolg kunnen hebben. Er is geen reden voor zorgen, maar voor orgeldeskundigen
en orgelbouwers zijn dit wel aandachtspunten waar ze in 2023 met extra interesse naar kijken.
Het is – helaas – nog te vroeg om iets zinnigs te zeggen over de politieke ontwikkelingen in 2023. Het lijkt er echter
wél op dat de kerken voorlopig wat minder verwarmd zullen blijven dan voorheen. Voor de orgels moet dat in ieder geval
geen probleem zijn. Nu de mensen nog!
Jaap Jan Steensma
Noten:
1. Peter van Dijk, ‘Klaas Bolt (1927-1990): Een leven in dienst van het orgel’, p. 212. In: Jaap Jan Steensma en Peter van Dijk,
Een hemels cieraad van harmonie: Het orgel van de Waalse Kerk te Leiden in perspectief (Gorssel: Erve Muziek 2014), pp. 195-212.
2. Marc Stappers en Bart Ankersmit, ‘Waarom scheuren onze historische orgels?’. In: Het Orgel 2013/2, pp. 26-33.
3. Zie: https://www.cultureelerfgoed.nl/publicaties/publicaties/2017/01/01/kerkorgels-en-binnenklimaat
Noot van de redactie: Dit artikel is eerder verschenen in de De Orgelvriend, nov. 2022. Hartelijk dank aan hoofdredacteur
Joost van Beek voor het opnieuw mogen plaatsen. Dank aan de auteur voor zijn bereidwilligheid het artikel te actualiseren
voor deze publicatie