een goed, soms hemels gevoel én doorzettingsvermogen
In het voorjaar van 2022 stuitte ik bij het doornemen van archiefmateriaal over orgels in Fryslân op een bericht in het Friesch Dagblad
van 21 november 1988:
FERWERD – Froukje de Haan (16) uit Bergum is afgelopen zaterdag op het vierde orgelconcours van de Federatie van Friese
muziekscholen als winnares uit de bus gekomen. In de leeftijdscategorie van 16 tot en met 18 jaar behaalde Froukje de meeste
punten van de zes deelnemers. In de categorie 13 tot en met 15 jaar waren twee prijzen te verdienen. Nummer één werd Geertje van
Veen (15) uit Oldeberkoop. Op de tweede plaats volgde de eveneens 15-jarige Elske Postma uit Leeuwarden. In de jongste
leeftijdscategorie deden twaalf organisten mee. Volgens de juryleden mevrouw G. TalsmaKalsbeek uit Lekkum en de heer
W. Dijkstra uit Marrum was het peil van de organisten “hiel knap”.
Het kostte enige moeite de drie prijswinnaressen van toen te achterhalen. Daarbij bleek Elske Postma Posthuma te heten.
Maar via verschillende contacten en informanten werden de drie gevonden. Zij stemden in met een interview voor de Friese
Orgelkrant. Hierna volgt wat de drie dames over het vervolg van hun ervaringen met het orgel te vertellen hebben.
PASPOORTEN
Naam:
Els(ke) Posthuma
Geboren:
in 1973 in Leeuwarden
Woonachtig:
in Leeuwarden
Opleiding:
HBO maatschappelijk werk
Werk:
(bedrijfs)maatschappelijk werker in Fryslân
Privé:
woont samen met ‘de liefste man van het Noordelijk halfrond’
Favoriete muziek:
Sweelinck en Telemann
Naam:
Geertje van Veen
Geboren:
in 1973 in Gersloot (gemeente Heerenveen)
Woonachtig:
in Lisse
Opleiding:
bioprocestechnologie aan de Landbouw Universiteit Wageningen Werk: Associate director bij MSD (Merck Sharp & Dohme)
in Haarlem en verantwoordelijk voor twaalf verpakkingslijnen van vaccins.
Privé:
gehuwd en moeder van drie kinderen
Favoriete muziek:
Franck en Buxtehude
Naam:
Froukje de Haan
Geboren:
in 1972 in Hantum (Westdongeradeel, nu Noardeast-Fryslân)
Woonachtig:
in Rinsumageast (Dantumadiel)
Opleiding:
agrarische HBO-opleiding Van Hall Larenstein in Leeuwarden
Werk:
productieplanner Dr. Oetker
Privé:
gehuwd en moeder van twee kinderen
Favoriete muziek:
J.S. Bach en daarna Buxtehude
Hoe ben je als kind in aanraking gekomen met het orgel (of harmonium)? En wanneer begon je met orgellessen?
Els: Muziek zat in de genen. Iedereen in onze familie deed wel iets met muziek. Het orgel kwam op mijn pad, want mijn pake
speelde orgel, mijn tante speelde orgel en mijn vader heeft ook orgelles gehad. Mijn vader kaatste liever en oefende niet genoeg
waardoor het geen succes werd. Daar had hij later wel spijt van. We hadden thuis een trapharmonium en door dat instrument werd
ik als kind al gegrepen. Eerst kreeg ik les van buurvrouw Geertje. Daarna kreeg ik les op de muziekschool van Anne Dijkstra. Later
kreeg ik les van Hendrikje van den Berg, gevolgd door John Terwal.
Ik heb vanaf mijn zesde, zevende jaar tot mijn 35e jaar orgelles gehad, niet altijd aaneensluitend, soms waren er vanwege de
studie korte tussenpozen zonder orgellessen. Meestal had ik gedurende de tijd dat ik orgel speelde, ook steeds les. Ik was een
grote fan van Theo Jellema. In oktober 2008, op mijn 35e, kreeg ik echter last van acute doofheid.
Geertje: Er was op mijn basisschool een jongen die orgel speelde. Dat vond ik mooi klinken. Toen ben ik eerst zelf gaan
proberen orgel te spelen nadat mijn ouders een elektronisch orgel hadden gekocht. Vervolgens ben ik op les gegaan.
Vanaf dat ik 9 jaar oud was heb ik altijd les gehad van Jan de Jong aan de Streekmuziekschool Schoterwerven in Heerenveen tot
ik ongeveer 20 jaar oud was. Vanuit Gersloot, waar ik woonde, was dat geen probleem. Toen we naar Oldeberkoop verhuisden ging
ik dagelijks op de fiets naar het voortgezet onderwijs in Heerenveen en mijn orgellessen van Jan de Jong gingen plaatsvinden
in de gereformeerde kerk in Oosterwolde. Het reizen voor school en orgel kostte toen dus meer tijd. Tijdens mijn studie in
Wageningen werd het echt te moeilijk om mijn studie te blijven combineren met orgel studeren. Toen ben ik gestopt met de
orgellessen.
Er was op mijn basisschool een jongen die orgel speelde. Dat vond ik mooi klinken. Toen ben ik eerst zelf gaan proberen
orgel te spelen en daarna ben ik op les gegaan. Door orgel te gaan spelen kon ik me ergens in vastbijten en ervaren te moeten
oefenen om vooruitgang te boeken
Froukje: We hadden thuis een orgel omdat mijn vader, die cornet speelde, dit leuk vond. Mijn broer kreeg thuis privéles,
ik was nog te jong. Maar als mijn broer klaar was met de les, kroop ik snel achter het orgel om ook te spelen. Dus de leraar vond
dat ik toch ook maar op les moest, maar ik kon op dat moment nog geen octaaf omspannen met mijn kleine kinderhanden.
Volgens mij was ik een jaar of zes zeven toen ik begon, in eerste instantie met privéles thuis. Toen wij verhuisden naar Burgum*,
kreeg ik van Piet Wiersma les aan de muziekschool van Burgum, een dependance van De Wâldsang in Buitenpost.
Totdat ik begon met mijn HBO-opleiding heb ik zeer regelmatig orgellessen gevolgd. Daarna werd dat moeilijker en had ik maar
één keer in de zoveel tijd les. Ook ging ik mee als registrant naar de orgelconcerten van Piet Wiersma.
Hoe heb je het meedoen aan het orgelconcours van de Friese muziekscholen in 1988 ervaren?
Els: Ik vond het heel leuk om mee te doen. Het voorbereiden met orgelleraar Anne Dijkstra en het kiezen van de stukken −
onder andere ‘Erbarme dich’ van J.S. Bach − en vervolgens daar eindeloos op oefenen. Ik kon in dat stuk ‘verdwijnen’ en nog
steeds heb ik daar goede herinneringen aan. Na 1988 heb ik echter niet nog eens aan een orgelconcours meegedaan.
Geertje: Ik kan me eerlijk gezegd niet meer zoveel van het orgelconcours in 1988 herinneren. Wél weet ik nog dat ik
het behoorlijk spannend vond. Ik speelde ‘Thema met variaties’ van Hendrik Andriessen.
In 1989, 1990 en 1991 heb ik ook meegedaan aan het concours in Ferwerd. Die drie jaren werd ik steeds eerste in categorie C
(16 t/m 18 jaar). In 1989 speelde ik deel II en deel III uit de vierde orgelsonate van Alexander Guilmant; in 1990 de
‘Toccata voor orgel’ in a van Jan Nieland en in 1991 ‘Preludium, Fuga en Ciacona’ van Dieterich Buxtehude. Dat heb ik
in mijn plakboeken even opgezocht. En alle vier bekers heb ik nog steeds staan.
Froukje: Het is alweer erg lang geleden, maar ik weet nog dat ik het erg leuk vond om te doen. Ik ging al vaak mee met
Piet Wiersma naar zijn concerten en nu mocht je dan zélf het publiek een stuk laten horen. Super spannend allemaal.
Ik heb niet het idee dat er veel orgelconcoursen waren, dus ik heb alleen maar aan dat in Ferwerd meegedaan. Volgens mij heb
ik ook maar twee keer meegedaan waarvan eentje – in 1988 dus - gewonnen. De andere keer zal ik geen prijs gewonnen hebben,
want mijn registrant was ziek geworden weet ik nog. Mijn vader moest invallen, maar dat ging niet helemaal goed.
Ben je ook kerkorganist geweest? Waar en hoelang?
Els: Na het concours in Ferwerd ben ik in Wirdum gevraagd één van de organisten te worden. En later werd ik ook één van
de organisten in de kerken van Jellum, Jorwert, Weidum en Beers. In het begin vond ik het maar saai. Ik moest er echt in groeien
en het begeleiden leren. Later vond ik het heerlijk om te doen.
Geertje: Vanaf mijn 15e tot mijn 18e ben ik kerkorganist geweest van de hervormde kerk in Terwispel-Tijnje en daarna nog 2
tot 3 jaar van de gereformeerde kerk in Oosterwolde. Via mijn orgelleraar Jan de Jong ben ik in contact gekomen met deze kerken.
Ik ben zelf niet met het christelijk geloof opgevoed, maar vond het mooi om een gemeente te kunnen begeleiden en natuurlijk ook
om iets bij te verdienen.
Tijdens mijn Oosterwolder periode als kerkorganist ging ik ook studeren in Wageningen. Ik reisde in de weekenden van Wageningen
naar Fryslân, maar dat werd in combinatie met mijn studie steeds moeilijker en uiteindelijk ben ik gestopt met orgelles en met
het spelen in de kerk.
Froukje: Ik ben op mijn 14e organist geworden bij het geriatrisch centrum Nieuw Toutenburg in Noardburgum. Mijn tante was
organist. Ik ben een paar keer met haar mee geweest en heb in een dienst een paar liederen begeleid. En toen belde de dominee
van Nieuw Toutenburg mij op (die via de muziekschool mijn naam had doorgekregen) of ik daar wou komen spelen. En zo ben ik erin
gerold. Ik ben daar ruim 35 jaar organist geweest.
Intussen begeleidde ik ook jarenlang de diensten in de gereformeerde kerk te Noardburgum. Toen ik naar Dokkum verhuisde, werd ik in
Ee en Holwerd gevraagd om te spelen, Bij deze laatste twee kerken speel ik nu nog. De diensten in Nieuw Toutenburg zijn in juni
2022 gestopt vanwege de geleidelijk afgenomen bezoekersaantallen en vanwege herbouw van het hele complex.
Alleen in een donkere, koude kerk mooie stukken van Telemann, Bach en Sweelinck spelen. Dan kon ik helemaal ‘verdwijnen’
en het orgelspelen neutraliseerde mijn gemoed. Nadat ik doof werd, ontstond er een enorme zoektocht naar wat dat kon vervangen.
Je bent geen professioneel organist geworden. Wat waren je overwegingen om een beroep buiten de muziek te kiezen?
Els: Ik heb met Anne Dijkstra, mijn orgeldocent aan de Leeuwarder muziekschool, wel eens gesproken over het conservatorium
maar met mijn slechte gehoor leek dat niet zo verstandig. Achteraf maar goed ook!
Ik bleef spelen zolang het ging. Het werd gaandeweg steeds lastiger en het was al flink aan het rommelen in mijn oren.
Uiteindelijk ben ik achter het orgel totaal doof geworden. Ik werd ‘s ochtends wakker en toen was mijn gehoor al gedeeltelijk weg,
maar het was zondag (5 oktober 2008) en ik zou in Wirdum de kerkdienst begeleiden op het orgel, dus hupsakee toch naar de kerk.
Het geluid ging steeds meer bij mij vandaan en aan het einde van de dienst was ik stokdoof. Dramatisch was het. Verschrikkelijk.
Het gehoor kwam deze keer niet weer terug en ik kreeg een cochleair implantaat (CI) waarmee ik heel goed spraak kan verstaan.
Daar is het implantaat ook voor gemaakt. Muziek is een ander verhaal. Het implantaat is niet in staat om complexe muziek te vertalen.
Het kerkorgel klinkt als een ‘brij’ van geluiden heeft te veel zwevingen, boventonen, echo en dat maakt het voor mij onmogelijk
te spelen. Ik kan voor een ander heel wel acceptabel spelen, maar voor mijzelf klinkt het in niets op wat het was. Dus heb ik
afscheid genomen van het orgel. Dit was een proces vergelijkbaar met enorm liefdesverdriet. Het heeft wel vijf jaar geduurd eer
ik zonder tranen een gesprek over orgels en orgelmuziek kon voeren. Langzaamaan ging ik mijn draai weer vinden. Er zijn echter nog
altijd momenten waarop ik het orgelspelen vreselijk mis. Het liefste zat ik alleen in een donkere, koude kerk om mooie stukken van
Telemann, Bach of Sweelinck te spelen. Dan kon ik helemaal verdwijnen en orgelspelen neutraliseerde altijd mijn gemoed. Nadat ik
doof werd, ontstond er een intensieve zoektocht naar wat dat kon vervangen.**
De gitaar heb ik serieus geprobeerd. Het wrong te vaak. De piano heb ik geprobeerd. Dat klonk wat beter, maar ook daarvan heb
ik na serieuze pogingen moeizaam afscheid genomen.
Ik heb djembé les gehad, maar ook dat was leuk voor even. Afgelopen zomer heb ik een proefles drummen gehad en daar heb ik
erg van genoten. Het ontbreekt aan ruimte in huis voor een elektrisch drumstel maar zodra die ruimte er is, is dat een serieuze
overweging!
Geertje: Ik was niet goed in improviseren en ik zag aan mijn orgelleraar Jan de Jong hoeveel tijd een beroep in de muziek
opslokte. Het was voor mij logischer om een beroep buiten de muziek te kiezen. Ik ging bioprocestechnologie studeren en ben vanaf
mijn 23e gaan werken. In studie en werk heb ik veel tijd en energie gestoken. Rond mijn 30e heb ik nog wel getracht het orgelspelen
weer op te pakken. Ik wilde echter dan heel graag weer op mijn oude niveau gaan spelen en dat was niet haalbaar gezien de tijd die ik
had om te oefenen. Bovendien raakte mijn Johannus-orgel tijdens een verhuizing zó zwaar beschadigd dat ik toen besloten heb
dat het klaar was. Mijn baan, gezin en sport vragen samen te veel tijd om nu nog aan actieve muziekbeoefening te kunnen doen,
alhoewel ik het mezelf kunnen verliezen in de muziek wel mis.
Froukje: Piet Wiersma, mijn orgelleraar, wou mij wel naar het conservatorium hebben. Maar daar zagen mijn ouders geen heil in.
Ik vond de muziek heel leuk, maar ik zag zelf ook in dat ik daarmee de kost niet kon verdienen. Muziek is nog wél steeds mijn
grootste hobby. Naast het orgel heb ik op mijn 19e saxofoon leren spelen. Mijn man zat destijds bij een muziekkorps en vond dat
heel leuk. Ik ook. Zodoende heb ik een blaasinstrument leren bespelen. En dat doe ik nu nog steeds, bij de fanfare Oranje Dokkum
en bij het saxofoonorkest in Drachten.
Volg je ‘de orgelwereld’ in en buiten Fryslân nog? Bezoek je bijvoorbeeld nog regelmatig orgelconcerten?
Els: De orgelwereld volg ik niet meer. En orgelconcerten bezoeken heeft vanwege mijn doofheid geen zin.
Het orgel heeft me echter zoveel moois gebracht. Het gaf me rust, blijdschap, moed, hoop en bracht me nu en dan in de
hemel. Het spelen in de kerkdiensten vond ik heerlijk. Zo spelen dat mensen lekker konden zingen. Dat anderen eveneens
genoten van mijn orgelspel was ook heel fijn. Ik heb door het orgelspelen veel zelfvertrouwen gekregen.
Geertje: Nee, het orgelgebeuren volg ik niet meer. Orgelconcerten bezoek ik ook niet meer.
Maar het orgelspelen heeft me achteraf beschouwd wel veel waardevols gebracht. Zeker!
Op de basisschool ging het leren mij erg makkelijk af. Door orgel te gaan leren spelen kon ik me ergens in vastbijten
en moest ik echt oefenen om vooruitgang te boeken. Dezelfde situatie was ook het geval toen ik op de middelbare school
(RSG Heerenveen) zat. Naast het oefenen vanwege de orgellessen, heb ik daar ervaren te moeten werken om iets te kunnen
bereiken.
Tijdens de periode dat ik orgellessen had, ben ik vaak als registrant mee geweest naar concerten waar Jan de Jong speelde.
Ook daar heb ik veel van geleerd.
Daarnaast heb ik tijdens de periode dat ik veel orgel speelde ook samen gespeeld met anderen: tijdens kerstconcerten en
door het begeleiden van koren. Ook heb ik samen met een trompettist gemusiceerd. Ik heb door dat samenspelen ervaren hoeveel
voldoening het geeft om samen een mooi resultaat neer te zetten. In mijn huidige werk verwijs ik wel eens naar mijn
muziekervaring, waardoor ik geleerd heb dat 1 en 1 soms meer dan 2 kan zijn.
Muziek maken is een belangrijke factor in mijn leven. Ik krijg veel energie van muziek spelen en ermee bezig zijn.
Als ik mijn muziek niet had naast mijn drukke baan, dan had ik het combineren van werk, hobby’s en gezin niet
vol kunnen houden.
Froukje: De ‘orgelwereld’ in en buiten Fryslân volg ik nog maar weinig. Soms bezoek ik eens een orgelconcert, maar
dat gebeurt niet regelmatig.
Het orgel en mijn muziekopleiding hebben me veel waardevols gebracht. Zeker weten. Muziek maken is een belangrijke factor in
mijn leven. Ik krijg veel energie van muziek spelen en ermee bezig zijn. Als ik mijn muziek niet had naast mijn drukke baan,
dan had ik het combineren van werk, hobby’s en gezin niet vol kunnen houden.
Door maatschappelijke ontwikkelingen als kerksluiting en vergrijzing moeten we ten aanzien van de toekomst van het (kerk)orgel
alert zijn. Wat is jouw mening hierover?
Els: Ik denk dat kerken vroeger heel vaak moeilijk deden wanneer iemand op het orgel wilde spelen. Alsof iedere speler
per definitie ook vandaal was. Dat heeft de populariteit van het kerkorgel geen goed gedaan. Onbekend maakt immers onbemind.
Je moet het orgel horen, zien en ervaren om erdoor gegrepen te kunnen worden. Kerken zouden de deuren wagenwijd open moeten
zetten, het orgel laten horen, mensen ‘boven op het orgel’ laten kijken en het instrument laten bespelen. Dat kan goed bij
de bouw en de ingebruikname van een orgel, zoals ik in de gereformeerde kerk van het Friese Wirdum in 1991 heb meegemaakt.
Geertje: Een jammerlijke ontwikkeling, die mijn inziens ook een gevolg is van toenemende individualisering.
Het is moeilijk te zeggen hoe het orgel weer meer in de belangstelling kan worden gebracht.
Het orgel is zó verbonden met kerken dat het gebruik van het instrument daar ook sterk aan gekoppeld is. Het orgel zou
meer ook niet-kerkelijk gebruikt moeten worden.
Froukje: Froukje: Organisten vormen een uitstervend ras. En ik denk dat het vaker voor zal komen, dat het orgel
niet meer wordt gebruikt tijdens een dienst. Als het orgel niet wordt gebruikt, zal er waarschijnlijk op onderhoud bezuinigd
gaan worden. Daarnaast gaat de kerkgang ook achteruit. In mijn puberteit zat de kerk veel voller dan nu. En ik weet nog dat
ik als orgelleerling niet zomaar werd toegelaten om te oefenen op een kerkorgel. Het kerkorgel was toentertijd heilig.
Nu zijn we al blij dat er überhaupt een organist is. Het wordt steeds moeilijker om de kerkdiensten rond te krijgen.
De tegenwoordige jeugd is niet of nauwelijks te porren voor een kerkorgel. Voor de muzieklessen op orgel heeft zij weinig
belangstelling. Er moet dus wel iets gebeuren om het tij te keren.
Ik denk toch dat we heel actief moeten zijn in het organiseren van concerten en veel meer online media moeten gebruiken.
Het orgel is nu ‘verstopt’ in de kerken, en daar vinden zondagdiensten plaats waar weinig mensen en heel weinig jongeren
komen. Het kerkorgel dreigt een ver-van-mijn-bed-show te worden. Dus moet het kerkorgel op nieuwe manieren aan de man en
vrouw gebracht worden.
Misschien moet je concerten organiseren samen met andere instrumenten of zangers, zodat je ander publiek trekt. Of organiseer
een concert c.q. open dag van het orgel, waarbij bezoekers uitgelegd wordt wat een orgel is en hoe dit in elkaar steekt.
Dus niet volstaan met het op afstand naar een orgel laten kijken.
Kortom, zorg er dus voor dat het orgel gebruikt blijft. Dan blijft het instrument ook goed onderhouden.
Tot slot
Na een digitale voorbereiding ben ik bij de drie prijswinnaressen van 1988 op bezoek geweest. Praten over orgels en
orgelmuziek riep bij alle drie dierbare herinneringen op. Fotoboeken en albums met krantenknipsels kwamen op tafel.
Twee van de drie zijn – om verschillende redenen – helemaal gestopt met orgelspelen, maar ook zij zijn nog
steeds enthousiast over wat het orgelspelen hun heeft gebracht. Jongeren van nu zijn zulke intense ervaringen ook
van harte gegund. Unaniem raden zij jongeren van nu aan muziek te gaan beoefenen. En dan te kiezen voor
klassieke-muzieklessen. Die geven een solide basis waarvan je profiteert, ook als je later naar de lichte muziek
overstapt. In dit verband wist Froukje de Haan zich te herinneren, dat haar orgeldocent Piet Wiersma destijds
weigerde lessen op keyboard te geven. Punt is wel dat jongeren tegenwoordig minder gauw met het orgel in aanraking
zullen komen dan vroeger. Gelukkig zijn er veel initiatieven om scholieren met het orgel kennis te laten maken.
Daarnaast kan het samenspelen met anderen en andere instrumenten ook een stimulans vormen. De drie winnaressen van
1988 laten in elk geval zien hoe muziek het leven kan verrijken.
Johan Sjoukema
(met dank aan de personen die ervoor zorgden dat ik met de prijswinnaressen van 1988 in contact kon komen)
* Friese of Nederlandse plaatsnamen? Het tegenwoordige Ferwert heette in 1988 nog Ferwerd. Voor het overige zijn de
door de geïnterviewden gebezigde plaatsnamen aangehouden.
** Els heeft over haar dramatische ervaringen met slechthorendheid in haar jeugd en doofheid op latere leeftijd beschreven
in het boek ‘Cochleaire capriolen; gehoor in beweging’, uitgeverij Elikser Leeuwarden 2009.