Rond enkele etiketten in kabinetorgels van Albertus van Gruisen
Friese Orgelkrant 2023
In de Friese Orgelkrant 2019 (p. 10-12) werden enkele huisorgels besproken, gemaakt door Friese orgelmakers in de 19e eeuw.
Uiteraard kon daarbij slechts op enkele aspecten worden ingegaan, omdat dit mede afhing van de toegankelijkheid van de instrumenten.
Door de compacte, vaak ingenieuze bouwwijze van dit soort orgels komen details immers vaak pas aan het licht bij een meer of
minder verregaande demontage van het binnenwerk. Een goede gelegenheid doet zich bijvoorbeeld voor bij een restauratie of bij
wat minder ingrijpende herstelwerkzaamheden, zoals in het onderhavige geval, en dat leidde tot deze kleine aanvulling op het eerder
genoemde artikel.
Het kabinetorgel van Albertus van Gruisen
Een van de in het genoemde artikel besproken instrumenten was een kabinetorgel van Albertus van Gruisen. Bij vergelijking van
de op dat moment beschikbare gegevens met die, zoals vermeld door A.J. Gierveld in zijn bekende ‘huisorgelbijbel’, betrof het hier
waarschijnlijk ‘Gierveld nr. 78’. (*1).
Enige tijd na het verschijnen van het artikel verwisselde het instrument van eigenaar en het bevindt zich sindsdien in particulier
bezit in Groningen. De nieuwe eigenaar is voornemens het orgel de komende tijd voorzichtig te (laten) rehabiliteren, waarbij als
eerste stap de windlade (met de opmerkelijk omvang van C-c4 zoals in Oosternieland) is gerestaureerd. Contact met deze eigenaar,
mededelingen zijnerzijds en een korte bezichtiging van het instrument leiden nu al tot enkele nieuwe inzichten, al blijven diverse
vragen vooralsnog onbeantwoord. Allereerst is de herkomst tot aan de voorlaatste eigenaar nog steeds onduidelijk: het zou
afkomstig zijn geweest uit het grote-rivierengebied, dan wel uit Zuid-Nederland, maar de geschiedenis voordien is nog volledig
onbekend. Het staat nu wel vast dat het ‘Gierveld nr. 78’ betreft, ook qua bouwjaar. Gelet op verschillen die het instrument zelf
laat zien in vergelijking met de vrij summiere beschrijving door Gierveld, heeft het er alle schijn van dat deze het instrument
niet zelf heeft gezien, maar kennelijk (noodgedwongen?) is afgegaan op een wat slordige beschrijving en/of een afbeelding van het
uiterlijk, hem verstrekt door de toenmalige eigenaar. (*2) Zo blijkt niet – zoals bij nr.78’ stond genoteerd – de rechterrij
registertrekkers ‘fake’ te zijn, maar juist de linkerrij! Ook maakte Gierveld geen melding van het feit dat aan het inwendige
wel een en ander gewijzigd is trouwens ook nog door de voorlaatste eigenaar, VT). Het door Gierveld genoteerde opschrift op de
binnenzijde van de voorslag van de ventielkast heeft hij onjuist en onvolledig weergegeven als: “Albertus van Gruisen en Zonen,
oud 70 jaren, Anno 1812”. Een zeer sierlijk etiket op de achterzijde van de voorslag van de ventielkast toont met een zeer correct
handschrift de werkelijke tekst (zie de afbeelding linksonder op deze pagina).
Albertus Wilhelmus van Gruisen (‘Junior’)
De etiketten in de orgels van Albertus van Gruisen zijn doorgaans te vinden achterin de ventielkast; dat in het orgel te Groningen
vormt daarop een uitzondering. Wie beschreef deze etiketten? Van één exemplaar is dat met zekerheid bekend, omdat de schrijver,
in dit geval Albertus junior oftewel Albertus Wilhelmus van Gruisen (1786-1831) dit zelf op een etiket vermeldde (in Oosternieland,
zie boven). Hij heeft net zoals zijn broers Johannes Albertus Josephus en Wilhelmus in zijn jonge jaren bij zijn vader in de orgelmakerij
gewerkt. Hij verliet echter het bedrijf in 1808 en noemde zich niet veel later ‘Mr. Spiegelmaker’. Hij zal dus waarschijnlijk niet
meer hebben meegewerkt aan het kabinetorgel uit 1809 dat tot 1962 in de hervormde kerk te Oldelamer stond en dat daarna in particulier
bezit kwam. (*6) Het wordt momenteel gerestaureerd bij Reil Orgelmakers BV te Heerde. In de ventielkast van dit instrument zijn
zelfs twee etiketten aanwezig: links achteraan een kort rechthoekig etiket met daarop geen of een verwijderd opschrift, halverwege
de achterwand bevindt zich een langwerpiger etiket met als opschrift: “Gemaakt door A. van Gruisen & Zoonen Orgelmakers á Leeuwarden”.
(*7) Daarnaast bevindt zich op de slaglijst boven het klavier een ingelegde lijst met het opschrift: “A: van Gruisen & Zoonen, Fecit
Leeuwarden 1809”. Zijn beide opschriften nog van de hand van ‘junior’?
Albertus junior stond later te boek als koopman en handelaar in aardewerk en steenkool. Ten tijde van zijn overlijden had hij
een lijstenmakerij en verkocht hij behang. (*8) Of hij in voorkomende gevallen nog wel eens is bijgesprongen in de orgelmakerij
is niet bekend, maar niet onmogelijk. Dat hij een niet onverdienstelijk tekenaar was, bewijst het door hem in 1805 getekende
silhouet van zijn vader (*9), aanwezig op één van de twee etiketten in de windlade van het Van Gruisen-kabinetorgel
(niet in ‘Gierveld’ genoemd) in de kerk Oosternieland. (*10) Op het andere etiket staat: “A: Gruisen & Zoonen Orgelmaker á
Leeuwarden 1805”.
Mogelijk heeft ‘Junior’ ook na vertrek uit de orgelmakerij nog wel etiketten voor zijn vader beschreven. Dat van het hier
besproken Groninger orgel is echter duidelijk van een andere, vooralsnog onbekende hand. Het is ook aardig om dit etiket te
vergelijken met dat wat werd aangebracht in de ventielkast van het door Van Gruisen een jaar eerder opgeleverde kerkorgel van
de r.-k. statie te Woudsend (*11). Dat vertoont meer gelijkenis met het handschrift van het etiket uit 1805 en is mogelijk nog
wel geschreven door Albertus Junior.
Dat Albertus van Gruisen zich in 1812 in het Groninger orgel nadrukkelijk als ‘Senior’ liet
aanduiden, is wellicht omdat hij daarmee duidelijk wilde maken dat niet zijn gelijknamige zoon als de (mede-)maker van het
orgel moest worden beschouwd, ook al was die op dat moment al vier jaar uit ‘de zaak’ en hield die zich met andere zaken bezig.
Maar tekenen kon ‘junior’ zeker!
Victor Timmer
Noten:
1 A.J. Gierveld, Het Nederlandse huisorgel in de 17e en 18e eeuw, Utrecht 1977, p. 137-138.
2 Zoals dhr. Gierveld mij ooit meedeelde, was lang niet elke eigenaar van een huisorgel happig om hem (Gierveld) toegang te verlenen
tot een te bezoeken instrument. In het uiterste geval werd het bezit van zo’n instrument zelfs ontkend, dan wel kreeg hij überhaupt
geen toegang of kon hij niet het binnenwerk bekijken en moest hij het doen met meer of minder nauwkeurige schriftelijke of mondelinge
informatie.
3 Jan Jongepier, Vijf eeuwen Friese orgelbouw, Leeuwarden 2004, p. 38.
4 Gierveld, p. 138-139.
5 Gierveld, p. 137.
6 Gierveld, p. 137.
7 Met dank aan orgelmaker Hans Reil (Heerde) voor het verstrekken van enige informatie over het orgel en het maken van afbeeldingen van
het etiket.
8 Ton van Eck & Victor Timmer, Over Albertus van Gruisen en zijn orgel in Woudsend, Woudsend 2011, p. 9.
9 Het is de tot nu toe oudst bekende afbeelding van een Nederlandse orgelmaker.
10 Victor Timmer, ‘Het kabinetorgel in de kerk te Oosternieland’, Groninger Kerken 1/1 (maart 1984), p. 12.
11 Zie noot 8.