Vorig jaar verscheen een biografie over de in Workum geboren Hessel de Harder. De auteur, Marie-Anne de Harder, beschrijft de
levensloop van haar vader, musicus, die in 1915 in Workum werd geboren. Daar ging hij op zondag met zijn ouders naar de Nederlands Hervormde Sint-Gertrudiskerk.
Hij vertelde veel over de grote kerk met zijn beschilderde gildebaren uit de 18e eeuw, en de Bijbelse voorstellingen op de kansel, zoals de opwekking van Lazarus;
hij kon ze bijna uittekenen. Ook genoot hij zondags van het orgelspel op het uit de 17e eeuw daterende orgel, een instrument dat hij later zelf zou bespelen.
Door een ongeluk werd hij op zijn tiende jaar blind en vanaf dat moment was hij voor zijn verdere scholing aangewezen op de blindeninstituten. Daar werden de leerlingen
in de meeste gevallen opgeleid tot typische blindenberoepen zoals matten vlechten en bezems maken. Op het blindeninstituut in Amsterdam kreeg hij ook pianoles en zondags
bezocht hij kerken in Amsterdam, zoals de Nieuwe en de Oude Kerk en de Westerkerk. In 1932 verhuisde het instituut naar Bussum en daar kreeg Hessel de Harder orgelles van
Frans Hasselaar, die organist was van de Amsterdamse Westerkerk en beiaardier van de Oude Kerk. In 1937 kwam Hessel in het bezit van het diploma van de Nederlandse Organisten
Vereniging en daardoor werd hij bevoegd docent en kerkorganist. In de examencommissie zaten onder meer Anthon van der Horst en Cor Kee. Hij werd organist in Blaricum en hij
begon daar ook een lespraktijk.
Organist in Utrecht
In 1942 werd er een organist gevraagd voor de Nicolaïkerk te Utrecht. Naar de vacature solliciteerden maar liefst 31 organisten, onder wie Hessel de Harder. Van hen bleven
er uiteindelijk twee over: naast Hessel de Harder was dat de later bekend geworden Lambert Erné. En deze werd benoemd in de Nicolaïkerk. Hessel de Harder nam zijn plaats in
in de Julianakerk en zo verhuisde hij naar Utrecht, waar hij in hetzelfde jaar in het huwelijk trad.
Na de oorlog was er niet veel werk voor een organist en daarom solliciteerde hij bij de PTT in Den Haag. Hij kreeg de baan en werd typist op kantoor van de PTT. Maar hij werd
ook weer organist onder meer van de Nieuwe Badkapel in Scheveningen. Daarnaast ging hij naar de beiaardschool in Amersfoort en nadat hij daar het diploma had behaald werd hij
in 1958 beiaardier in Katwijk wat hij tot 1978 zou blijven.
Via Friesland naar Hoogeveen
In 1968 verhuisde hij weer naar Friesland waar hij docent werd aan de pas opgerichte muziekschool ‘De Wâldsang'. Dat heeft maar kort geduurd, want het reizen naar de vele lesplaatsen
was bezwaarlijk. Ook had hij daar geen orgel tot zijn beschikking en daarom solliciteerde hij naar de functie van organist in de Goede Herderkerk te Hoogeveen. Toen daar bij de plaatselijke
muziekschool de functie van piano- en orgeldocent vrij kwam werd hij ook daar benoemd en verhuisde hij naar Hoogeveen. Op 12 juni 1983 speelde Hessel de Harder zijn laatste dienst in Hoogeveen
en niet veel later verhuisde hij naar de Achterhoek waar hij 27 maart 1987 overleed.
Marie-Anne de Harder beschrijft niet alleen de muzikale loopbaan van haar vader, maar schrijft ook over de blindenzorg en de blindeninstituten aan het begin van de 20e eeuw. Met dit boek
wil de schrijfster laten zien hoe bijzonder het was dat haar vader als blinde uiteindelijk een volwaardige plaats in de maatschappij wist te veroveren. Ook is er een hoofdstuk over het
kerklied en de organist in de loop van de geschiedenis, waarin ze onder meer prof. G. van der Leeuw, de grote man achter de liturgische beweging en latere minister van cultuur, aanhaalt.
In 1931 hield Van der Leeuw een rede waaruit de schrijfster één van zijn stellingen citeert: “Het orgelspel zij geheel kerkelijk van stijl en begeve zich noch op het terrein der buitenkerkelijke,
noch op dat van de zgn. opwekkingsmuziek. Het vindt zijn basis in het reformatorisch koraal”.
Het zeer lezenswaardige boek van Marie-Anne de Harder is uitgegeven door uitgeverij Elikser te Leeuwarden en is in de boekhandel verkrijgbaar en kost € 16,50.