Interview met Bob van der Linde, organist van de Martinikerk in Sneek
Friese Orgelkrant 2021
“Het is mooi om te zien hoe kinderen onbevangen en volledig onder de indruk naar een orgel kunnen luisteren”
Op 1 januari 2020 werd Bob van der Linde (*1995) benoemd tot organist van de Martinikerk en Oosterkerk (PKN) in Sneek. Reden
om nader kennis met hem te maken.
Introductie
Bob van der Linde studeerde voor zijn Bachelor en Master of Music orgel en kerkmuziek bij Reitze Smits en Mark Lippe aan het Utrechts conservatorium en
beiaard bij Frans Haagen aan de Nederlandse Beiaardschool in Amersfoort. Vanaf 2018 is hij stadsbeiaardier van Arnhem, waar hij de beiaard van de Eusebiustoren
bespeelt. Tevens is hij als organist verbonden aan de Anglican Church van Zwolle.
Wat trok je aan in deze vacature?
Verschillende dingen. Laten we beginnen met het instrument in de Martinikerk. En dan niet alleen de fraaie klank, maar ook het uiterlijk: de grote pedaaltorens en het rugwerk dat zo mooi naar voren komt en in het geheel past (Bob laat mij een schets zien van een niet-uitgevoerd voorstel van Scheuer, waarbij er boven het hoofdwerk nog een bovenwerk uittorent en perfect past in de architectuur van de kerk). Dat ontwerp was nog imposanter, maar het orgel zoals het er nu uitziet is ook indrukwekkend en schitterend.
In de tweede plaats ook de gemeente: het is een fusie van verschillende kerkgemeenten met elk eigen tradities en opvattingen. Ook wat betreft de voorkeur voor de muziek in de kerk. Sommigen neigen meer naar de liederen van Johannes de Heer, anderen zijn meer georiënteerd op het liedboek of het evangelisch repertoire. Ik ben een nieuwkomer en kan de eventuele wrijvingen zonder bagage en met een professioneel oog bekijken en helpen tot een oplossing te brengen. Mijn doel is al deze stromingen zich thuis te laten voelen.
En nog een reden: ik denk dat ik hier in Fryslân ook meer kan betekenen dan in de drukkere gebieden in ons land.
“Met een goede registratie klinkt het orgel wonderschoon en kun je veel kanten op met dit instrument”
Het orgel van de Martinikerk is door Schnitger in 1710-1711 gebouwd, maar daarna naar de smaak van de tijd ingrijpend aangepast. Ervaar je dat als een verlies, of geeft je dit ook meer mogelijkheden voor het spelen van bijvoorbeeld romantische literatuur?
Mijn voorganger Dirk Donker had bij de restauratie in de negentiger jaren een vooruitziende blik. Het orgel is dan ook niet terug gerestaureerd naar een ‘oorspronkelijk’ Schnitger-orgel, maar heeft ook de klank die in de loop van de geschiedenis was toegevoegd of veranderd behouden. Het is niet een orgel waar je alles op kunt spelen maar niets karakter heeft. Het orgel heeft verschillende kanten maar het klinkt steeds goed. Het rugwerk heeft bijvoorbeeld een typisch barokke intonatie, terwijl zeker het zwelwerk een Van Dam-factuur heeft. Bij de laatste restauratie zijn de frontpijpen van het hoofdwerk weer aangesloten. Deze oude prestant is erg uitgesproken en laat zich niet altijd mengen met de meer romantische stemmen van het hoofd- en zwelwerk. Voor een organist heeft dit orgel dus best zijn uitdagingen, maar met een goede registratie klinkt het orgel wonderschoon en kun je veel kanten op met dit instrument.
Hoe zie je als kerkelijk organist de rol van het orgel in de liturgie? Dat zal in de eerste plaats de begeleiding van de gemeentezang zijn. Ik vraag dit omdat dit grote orgel een naar verwachting steeds kleinere gemeente zal moeten begeleiden.
Doordat verschillende gemeenten hier zijn gefuseerd, worden de kerkdiensten nog steeds goed bezocht. De opstelling van de banken vraagt wel enige aandacht van de organist. Een gedeelte van de gemeente zit onder het orgel, een ander gedeelte opzij en een klein gedeelte tegenover het orgel. Dat betekent dat de gemeente het orgel niet overal tegelijk hoort. Daarom gebruik ik bij de eerste coupletten vaak een stevige registratie, zodat de tactus duidelijk is.
Op maandag bereiden we de dienst van de komende zondag in grote lijnen met de predikanten voor, meestal ook in het kader van een rode lijn die voor een bepaalde periode al eerder is uitgestippeld. Op woensdag stellen we dan de liederen vast. Als organist ben ik daar dus vanaf het begin bij betrokken en kan ik zorgen dat de dienst ook muzikaal een eenheid vormt en niet de indruk van rommeligheid krijgt.
De vespers worden in het koor gevierd en daar staat mij een mooi koororgel ter beschikking. De jeugd heeft zijn eigen diensten, waar liederen met pianobegeleiding of met een combo worden gezongen. Ik vind dat een goede zaak en het ontslaat mij van de noodzaak om het orgel te gebruiken voor muziek die duidelijk voor andere instrumenten is geschreven.
Het orgel wordt wel de koning van de instrumenten genoemd. Maar de meeste mensen, met name degenen die niet of niet meer in de kerk komen, ervaren het orgel als een erg afstandelijke koning. Niet weinigen zouden zelfs orgelrepublikeinen kunnen worden genoemd die helemaal niets hebben met een orgel. Wat zou daarvan de oorzaak kunnen zijn en zou je in deze nieuwe functie daaraan iets willen/kunnen doen?
Er is inderdaad een generatie die een negatieve associatie heeft bij kerk en orgel. Interessant is dat er nu een generatie opgroeit die, omdat ze niet kerkelijk zijn opgegroeid, die negatieve ervaring met kerk en orgel niet hebben. Doordat ze geen nare bijsmaak krijgen van het woord ‘orgel’ staan ze open voor het instrument, zoals ze dat staan voor bijvoorbeeld een piano of gitaar. Ik heb meegewerkt aan kindertheaterproducties van Stichting Voor de Wind, en Museum Speelklok. Het is mooi om te zien hoe kinderen onbevangen, en volledig onder de indruk naar een orgel kunnen luisteren.
Waar het orgel de achttiende en negentiende eeuw doorgekomen is dankzij de kerk, is het in de twintigste eeuw meegezogen in het negatieve en stoffige imago van de kerk(dienst), met lange preken en strenge verboden.
Met het horen van een orgel kunnen die minder positieve herinneringen weer boven komen. We zijn nu in een tijd dat we dat negatieve imago, voor zover dat nog speelt, kunnen veranderen. Voor wat betreft het gebruik van het orgel door bijvoorbeeld samen te werken met andere vormen van uitvoeringen zoals theater, dans of samenspel met andere instrumenten.
Dat zich open stellen geldt ook voor het kerkgebouw zelf. Wij staan hier in Sneek voor een verbouwing van de kerk, waarbij een open ingang wordt gecreëerd, met glazen deuren zodat de drempel om naar binnen te lopen letterlijk en figuurlijk minder hoog is. Het gevaar daarbij is dat de kerk zo meer op een winkelpand gaat lijken. Het is belangrijk dat daarachter toch ook het eigen karakter van een kerk wordt bewaard.
Waarom de meeste mensen een beiaard wel waarderen en een orgel niet? Dat heeft ook met associatie te maken. Als je op zaterdagmorgen door de straten loopt om een vers croissantje te kopen en je hoort dan de beiaardier spelen, dan geeft dat een positieve associatie. Het moet mogelijk zijn om dit middels positieve ervaringen ook voor het orgel te bewerkstelligen.
“Ik voel mij als mens en als organist in Sneek gewaardeerd, en serieus genomen. Dat moedigt mij aan om zo verder te gaan”
Ik ga je niet vragen wie je lievelingscomponist is, maar wie is dit na Bach?
Dat wisselt heel sterk. Vaak is de muziek waar ik mee bezig ben of die ik bewerk op dat moment mijn favoriet. Nu is dat Duruflé, omdat zijn werk zeer doordacht is maar toch het gevoel aanspreekt. En Mendelssohn, die op dit orgel zo mooi klinkt. Maar op een klavecimbel in middentoonstemming klinkt Sweelinck weer prachtig. Het hangt dus ook van de omstandigheden af.
Wat wil je in de komende 5 jaar bereiken?
Dat hebben we hierboven eigenlijk al besproken. De kerkmuzikale traditie, die in deze kerk bestaat voortzetten en versterken. En ook het orgel binnen en buiten de kerk meer bekend, relevant en geliefd maken.
Wat denk je dat de kerkelijke gemeente voor jou zou kunnen doen om de zondagse eredienst zo goed mogelijk een echte viering te laten zijn?
Als organist ben ik onderdeel van het vormenspel in de liturgie. Binnen een dienst heb je verschillende functies: initiëren, begeleiden, ondersteunen, enz. Dat werkt alleen wanneer je dat samen doet, samen optrekt. Ik ben nog jong, en zie mijn taak vooral als begeleidend. Niet zozeer alleen van de gemeentezang, maar ook overdrachtelijk wanneer het gaat om discussies over de te zingen liederen of andere liturgische zaken. Met mijn professionele kennis kan ik bijdragen aan een discussie die al snel ook door gewoontes en gevoelens wordt gestuurd. Ik voel mij als mens en als organist in Sneek gewaardeerd, en serieus genomen. Dat moedigt mij aan om zo verder te gaan.
Je bent benoemd vlak voor de coronatijd: hoe is het organist te zijn zonder publiek en kerkelijk organist zonder (zingende) gemeente?
De eerste maanden van het jaar gingen voortvarend. Ik leerde veel mensen kennen, kreeg langzaam een beeld van de ‘gang van zaken’, en allerlei ideeën kwamen op. De coronamaatregelen hebben die ontwikkeling plots stilgezet. Opeens kwamen we op een punt waarbij het voor iedereen ‘nieuw’ was. Onwennigheid overheerste de eerste paar keren. Maar al snel kwamen er initiatieven en een vorm om binnen de nieuwe regels toch (online) diensten te organiseren.
We zijn nu alweer ruim een jaar verder, en hoewel we van alles weer oppakken, mis ik het vanzelfsprekende samen luisteren, musiceren en zingen.
U kunt Bob hier beluisteren: youtube.com/user/bobapestaartje