Interview met Gerwin Hoekstra, organist van de Grote Kerk in Leeuwarden
Friese Orgelkrant 2021
“Door de onbeperkte klankschoonheid van dit orgel is bijna alles mogelijk”
Op 1 januari 2020 werd Gerwin Hoekstra (*1992) benoemd tot organist van de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden. Reden om nader kennis met hem te maken en hem enkele vragen te stellen.
Introductie
Gerwin Hoekstra behaalde zijn Bachelor examen orgel aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen. Erwin Wiersinga en Theo Jellema, die hij nu opvolgt als organist van de Grote Kerk, waren zijn leermeesters. Zijn Master deed hij in de Verenigde Staten aan het conservatorium van Oberlin (Ohio), waar hij zich met name toelegde op de historische uitvoeringspraktijk van orgel en klavecimbel. Daarna keerde hij terug naar Groningen en volgde de opleiding kerkmuziek en bekwaamt zich verder bij Sietze de Vries (improvisatie) en Stef Tuinstra (interpretatie). Gerwin deed mee aan verschillende internationale orgelconcoursen en won o.a. de eerste prijs van het zesde internationale orgelconcours Organi storici del basso Friuli in Italië.
“Daardoor heb je de voordelen van twee werelden: het klankbeeld is behouden, maar het orgel geeft ook de mogelijkheden om latere literatuur te spelen”
Wat trok je aan in deze vacature?
Aan deze vacature zaten voor mij twee kanten. Allereerst natuurlijk het mooie Müller-orgel, maar daarnaast ook de kerkmuzikale mogelijkheden die deze aanstelling mij zou geven. Er zijn in de Grote Kerk, na meerdere kerksluitingen, verschillende gemeentes samengevoegd met ieder een eigen cultuur. Daardoor is er ook wat betreft de liturgie in de kerkdiensten variatie. Hier in de Grote Kerk is van oudsher een sterke liturgische traditie geweest. In de noendienst, de cantatediensten en het avondgebed bijvoorbeeld heeft het orgel, naast de begeleiding van de cantorij en de gemeente, een zelfstandige liturgische taak in de viering. Na de stilte in het begin van de dienst, soms een orgelvers en na de lezing of meditatie. Voor en na de dienst is er daarentegen geen orgelspel. Je zoekt voor die momenten muziek uit die aansluit bij het kerkelijk jaar, het thema van de dienst of een lied dat wordt gezongen. Een dergelijke rijke liturgische traditie vind je niet in veel kerken.
Het orgel van de Grote Kerk is weliswaar een groot orgel, maar toch ook, meer nog dan zijn grotere broer in de Bavo in Haarlem - dat in de loop van de tijd meerdere wijzigingen en aanvullingen heeft gehad - een product van een bepaalde stijlperiode. Ervaar je dat ook als een beperking?
Bij de restauratie van 1978 is de Müller-dispositie weer hersteld, maar de omvang van de klavieren en het pedaal, die eerder door Van Dam waren vergroot, is gehandhaafd. Daardoor heb je de voordelen van twee werelden: het klankbeeld is behouden, maar het orgel geeft ook de mogelijkheden om latere literatuur te spelen. Door de onbeperkte klankschoonheid van dit orgel is bijna alles mogelijk. Waar het stilistisch misschien niet altijd klopt, zoals bij sommige romantische muziek, daar wordt dit door de schoonheid van de klank weer helemaal goedgemaakt. Dit orgel bewijst dat goede muziek gespeeld op een goed orgel altijd goed klinkt.
Je bent aangesteld als kerkelijk organist. Hoe zie je de rol van het orgel in de liturgie? Dat zal in de eerste plaats de begeleiding van de gemeentezang zijn. Ik vraag dit omdat dit grote orgel een naar verwachting steeds kleinere gemeente zal moeten begeleiden?
In de Grote Kerk is de vroege ochtenddienst vaak goed gevuld. Dan kun je wel wat registers tegelijk open trekken. Maar ook wanneer de gemeente kleiner is heb je het voordeel dat je minder registers hoeft te gebruiken, maar meer variatie in klankkleur kunt maken. Spannend is de begeleiding van de gemeentezang, je zit ver weg, maar je moet wel leiding geven zonder te rigide in de maat te spelen. Je moet als het ware anticiperen op de adem van de gemeente.
Bij de voorspelen probeer je ook het karakter van de tekst of de melodie zoveel mogelijk te benaderen. Dat kan op veel verschillende manieren en je hebt daar soms zelf ook hele concrete beelden bij. Dat zal door de kerkganger lang niet altijd zo worden opgepakt als je het bedoelde, maar dat geeft niet. Het gaat er om dat het past in het geheel. Wat betreft de te zingen liederen: de voorganger zoekt de liederen meestal uit op grond van de tekst. Soms probeer ik op grond van muzikale argumenten daarin te sturen. Het is niet fraai als je liederen van allerlei stijlen achter elkaar zingt. Het liedboek biedt vaak goede oplossingen om dan een ander lied met een soortgelijke inhoud te kiezen.
Het orgel wordt wel de koning van de instrumenten genoemd. Maar de meeste mensen, met name degenen die niet of niet meer in de kerk komen, ervaren het orgel als een afstandelijke koning. Niet weinigen zouden zelfs orgelrepublikeinen kunnen worden genoemd die helemaal niets hebben met een orgel. Wat zou daarvan de oorzaak kunnen zijn en zou je in deze nieuwe functie daaraan iets willen/kunnen doen?
Er zijn drie categorieën. De meestal wat ouderen die de kerk verlaten hebben en daar geen goede herinneringen aan over hebben gehouden. Voor hen is het orgel vaak het symbool van een ongelukkige jeugd. Die zul je moeilijk overhalen om naar een orgelconcert te komen. Dan de jongeren, veertigers en vijftigers, die minder of niet met een orgel zijn opgegroeid en vaak in een andere muziekcultuur leven. En ten slotte de kleine populatie die regelmatig orgelconcerten bezoekt. Vooral bij de tweede groep is veel te winnen. De afstandelijkheid wordt al vaak verminderd door tijdens de concerten de organist bezig te zien op televisieschermen in de kerk. Dat helpt ook bij de acceptatie van muziek van moderne componisten. Daarnaast is een goede PR van belang. Dat kun je bereiken door orgelconcerten bijvoorbeeld onderdeel te laten zijn van een festival, waar ook andere vormen van muziekmaken aan bod komen, zoals zang, dans en kamermuziek. In zo’n festival is een orgelconcert dan een onderdeel van een veel groter gebeuren. Ik ben er van overtuigd dat de interesse er best wel is.
Ik ga je niet vragen wie je lievelingscomponist is, maar wie is dit na Bach?
Mijn voorkeur gaat uit naar twee tijdsperioden: de 17e eeuw te beginnen bij Sweelinck, Frescobaldi en Byrd en de orgelmuziek uit het interbellum, zoals die van Alain, Dupré en Messiaen. Die oude muziek is niet alleen heel mooi, maar laat ook een zekere vrijheid in interpretatie toe. Deze muziek heeft vaak een improvisatorisch karakter. De 20e-eeuwse muziek verrast vooral door zijn klankidioom. En als ik dan toch een componist moet noemen, dan staat César Franck hoog genoteerd.
“Je moet met de gemeente op één lijn zitten en waar dat niet zo is de mogelijkheid en bereidheid hebben om naar elkaar te luisteren”
Wat wil je in de komende vijf jaar bereiken?
Dat vind ik moeilijk te beantwoorden. Want er is hier al zoveel. Ik hoop dat de Jacobijner zich met goede kerkmuziek ook in de toekomst kan blijven onderscheiden en vanaf de orgelbank wil ik daar graag een bijdrage aan leveren. En het orgel ook buiten de eredienst promoten. Misschien wel door een festival?
Wat denk je dat de kerkelijke gemeente voor jou zou kunnen betekenen om de zondagse eredienst zo goed mogelijk een echte viering te laten zijn?
Ik weet niet precies wat je met deze vraag bedoelt. Maar misschien dat er voor een organist ook in figuurlijke zin een samenspel is met de gemeente, bijvoorbeeld door laagdrempelig overleg en het uitwisselen van ideeën. Je moet met de gemeente op één lijn zitten en waar dat niet zo is de mogelijkheid en bereidheid hebben om naar elkaar te luisteren. Ik zou willen dat de gemeente mij op die manier helpt om ook dat samenspel zo goed mogelijk te laten lukken.
Je bent benoemd vlak voor de coronatijd: hoe is het organist te zijn zonder publiek en kerkelijk organist zonder (zingende) gemeente?
De interactie met de gemeente en het concertpubliek heb ik de afgelopen maanden erg gemist, maar dat is ruimschoots goedgemaakt door online initiatieven zoals bijvoorbeeld de ‘afstands- en nabijheidsvieringen’ met het Jacobijner Kerkmuziekensemble en een serie evensongs met de Schola Liturgica, allebei onder leiding van Geke Bruining-Visser. En niet te vergeten gestreamde orgelconcerten met bijzondere programma’s, waarvan een aantal nog terug te kijken is op het YouTubekanaal ‘Orgelleeuw’. Die hebben met inmiddels al enkele duizenden views een veel groter publiek bereikt dan reguliere orgelconcerten. Uit de reacties daarop merk ik dat veel liefhebbers die Leeuwarden voorheen niet zo op de radar hadden nu opeens beseffen dat daar toch wel een heel mooi orgel staat en dat daar hele mooie dingen op gebeuren. Zo heeft de corona-situatie toch iets goeds gebracht.
U kunt Gerwin hier beluisteren:
youtube.com/user/gerwinhoekstra
tinyurl.com/orgelleeuw