ok2021menu




Noardeast-Fryslân topper in orgelrecycling Friese Orgelkrant 2021
 

Afval scheiden en het daarna verwerken tot nieuwe grondstoffen is een ‘hot item’. Met een deftig woord heet dit recyclen, het opnieuw gebruiken van (oude) materialen. Ook in de orgelbouw kennen we het hergebruik van orgelkasten, windladen, pijpwerk, klavieren of andere onderdelen – in Friesland al sinds de middeleeuwen. De regio Noardeast-Fryslân mag zich hierin vanaf de negentiende eeuw een koploper noemen.

Friesland kent een rijk geschakeerd orgellandschap, dat ondertussen bovendien goed gedocumenteerd is. Denk maar aan de fraaie boeken ‘Vijf eeuwen Friese orgelbouw’ van Jan Jongepier of het boek ‘Orgelbouw na 1945 in Friese kerken’ van Theo Jellema, en niet te vergeten ‘De Friese orgels tussen 1500 en 1750’ van Auke Hendrik Vlagsma. Maar ook in de achttiende eeuw werden orgels al gedocumenteerd, zoals door dispositieverzamelaars als Joachim Hess, in 1732 geboren in Leeuwarden, met zijn ‘Dispositiën der merkwaardigste orgelen’ (1774) en ‘Dispositiën der merkwaardigste KERKORGELEN welke in de provincie Friesland, Groningen en elders aangetroffen worden’ (1788) van Nicolaas Arnoldi Knock, grietman van Ooststellingwerf.

“Friesland kent een rijk geschakeerd orgellandschap,
dat ondertussen bovendien goed gedocumenteerd is”

Het bezoeken van orgels en het noteren van de dispositie zit overigens veel organisten in het bloed. Zelf verzamelde en bewaarde ik als scholier al orgelknipsels uit kranten, tijdschriften en de NCRV-radiobode. En toen er nog orgelconcerten op de radio te horen waren, zat ik aan de radio gekluisterd.

Een overzicht

Friesland telt momenteel zo’n 550 orgels. Hiervan zijn ca. 375 orgels (68%) nog min of meer origineel en staan nog op de plaats en in de kerk waarvoor ze zijn gemaakt. Dat betekent dat er met 175 orgels iets aan de hand is. Daarbij kunnen we een onderscheid maken tussen orgels die ‘nieuw’ zijn gebouwd met gebruikmaking van goede oude delen (zoals in Stiens en Jelsum) en orgels die van elders zijn gekomen (zoals in Minnertsga, Donkerbroek en Lioessens). Soms werd er in de oude orgelkas een nieuw binnenwerk geplaatst, bijvoorbeeld in Harlingen, Dokkum en Ternaard. Bij ca. 85 orgels (17%) is er sprake van hergebruik van oudere materialen en bij ca. 80 (15%) is er sprake van aankoop van een ouder orgel van elders.

Ook vonden zeker 18 orgels een tweede leven buiten Friesland, waarvan zeker drie in het buitenland. Zo verhuisden het orgel van de voormalige gereformeerde kerken in Oudega (SWF) naar Cluj-Napoca (Roemenië, 2002), dat van Marum naar Seattle (Verenigde Staten, 2008) en dat van De Westereen naar Brescia (Italië, 2016). Ik beperk me nu tot Noardeast-Fryslân. Daar staan 115 orgels. Hiervan staan 59 (51%) nog op hun oorspronkelijke plaats, in 24 orgels (21%) vinden we oudere materialen terug en 32 orgels (28%) komen van elders.

Een ‘eigentijds’ instrument

Er zijn in Friesland geen orgels (of delen daarvan) uit de middeleeuwen bewaard gebleven. De orgelkassen van Ternaard, gemaakt door Tobias Bader in 1656, en de Jan Helman-kassen uit 1688 in de Martinuskerk te Dokkum behoren tot de oudere bewaarde orgeldelen. Helaas is uit beide instrumenten het binnenwerk in de 19e eeuw verwijderd. Enerzijds omdat men reparatie te duur vond en anderzijds omdat men bij nieuwbouw een ‘eigentijds’ instrument had om zo weer aan de toen actuele eisen van de gemeentezangpraktijk te kunnen voldoen. Kerkorgels waren in eerste instantie natuurlijk begeleidingsinstrumenten en het historisch besef was toen anders dan nu.
Dokkum en Ternaard zijn niet de enige voorbeelden. Het Arp Schnitger-orgel uit 1711 in Sneek onderging in 1898 hetzelfde lot. De oude orgels hadden een heel ander klankbeeld, vaak met hoge en scherpe registers en geen liefelijke en zachte registers, die men juist in de 19e eeuw verlangde. Ook was de klavieromvang met hooguit vier octaven te beperkt, met het laagste octaaf vaak uitgevoerd als een zgn. ‘kort octaaf’.

Dat er in Friesland al in de 15e en 16e eeuw orgels waren, weten we uit diverse bronnen, vaak rekeningboeken. In een aantal kerken en kloosters is er sprake van een organist, dus moet er logischerwijs een orgel zijn geweest. De huidige orgels in Anjum, Dokkum, Rinsumageest, Hallum, Wanswerd, Oudkerk of Kollum kenden 16e- of 17e-eeuwse voorgangers. Zie voor feiten het kader.

In 1580 vindt de reformatie in de Nederlanden plaats. In de rooms-katholieke eredienst speelde de organist tijdens de missen en de loven in de alternatimpraktijk (het afwisselen van gezangen en instrumentale strofen, waarbij de zang werd uitgevoerd door opgeleide zangers en de organist de koormuziek soms omspeelde). Na 1580 werden de zangers, koorleiders en organisten ontslagen. Meestal ging de organist over naar de ‘nieuwe gereformeerde’ godsdienst en werd hij als gemeente-ambtenaar aangesteld. Maar wat er met deze orgels na de reformatie gebeurde is niet bekend, althans…

  Hallum bezat in 1558 een orgel, want Pieter van Glabbeek was er organist.  
  In Wanswerd werd in 1580 Epo Riencks naast schoolmeester ook als organist, koster en armenvoogd aangesteld in de Sint Petruskerk.  
  Kollum kreeg in 1574 een nieuw orgel met hoofd- en borstwerk. Mr. Johannes was er organist.  
  In Stiens staat in 1554 Lambert Sipkes te boek als organist van de Sint Vituskerk.  
  Van klooster Foswerd bij Ferwerd is bekend dat in 1551 een organist het klooster verliet, samen met de non, die hij had verleid.  
  Van klooster Klaarkamp bij Rinsumageest, dat in 1580 verloren ging, is bekend dat organist Jarich Gerryts Knijff een pensioen kreeg van jaarlijks 42 carolus gulden.  
  Klooster Mariëngaard bij Hallum moet twee orgels gehad hebben. Tussen 1526 en 1532 werd een groot orgel gebouwd. Berend Chrijstoffelsz was er organist. (Berend was waarschijnlijk een zoon van Christoffel Claeszoon van Campen, die in 1541 als ‘hoichsanger' (tenor) dienst deed in de Sint Vituskerk te Leeuwarden).  

Van Leeuwarden via Dokkum naar Minnertsga

In 1584 besluit het ‘Gerechte der stede Doccum’ tot aankoop van het kleine orgel van de Sint-Vituskerk (Oldehoofsterkerk) te Leeuwarden voor de huidige Grote of Sint Martinuskerk. Deze kerk was toen de (kleine) parochiale stadskerk in Dokkum; de grote Abdijkerk stond ernaast op wat nu de Markt is. Deze kerk is afgebroken rond 1600 en de hoge toren in 1833. Het afbraakmateriaal werd weer als bouwmateriaal gebruikt voor onder meer de zijbeuk van de Martinuskerk. Het kleine orgel uit Leeuwarden moet omstreeks 1540 zijn gebouwd. De Sint-Vituskerk behoorde toe aan de broederschap van het Soete Name Jhesus Gilde te Leeuwarden. Deze kerk, waarvan de Oldehove als toren nog overeind staat, had twee orgels. Het grote orgel had een meer profane functie en het kleine werd vooral in de liturgie gebruik. De kerk was bouwvallig en werd in 1584 gesloten en in 1597 gesloopt. Het kleine orgel had een hoofdwerk en een rugwerk. Met de komst van het Helman-orgel in 1688 werd het orgel doorverkocht aan de Sint Martinuskerk of Meinarduskerk van Minnertsga. Deze verkoop van Dokkum naar Minnertsga werd ‘begeleidt’ door Evert Haverkamp, van 1674-1683 organist van de Galileeërkerk en daarna tot 1694 van de Jacobijnerkerk, beide in Leeuwarden. Bij zijn functie hoorde ook het onderhoud en stemmen van de Leeuwarder orgels en van orgels buiten de stad. Verder hield hij zich bezig met aan- en verkoop van afgedankte en versleten orgels. Hij had er dus een soort orgelmakelaardij.
In 1700 wordt het Vitus-orgel door orgelmaker Mr. Jan Harmens uit Belckum (Berlikum) opgeknapt. Volgens het bewaard gebleven contract moest hij “alles te maken en te repareere, soo wel het rugwerck als het principaal, dat de godtsdienst daer op behoorlijck can worden vericht”. Het instrument deed dienst in Minnertsga tot 1778 en werd toen vervangen door een nieuw instrument van de orgelmaker Hinsz uit Groningen. Dit instrument ging helaas op 3 juni 1947 bij een kerkbrand verloren. Momenteel bezit de kerk van Minnertsga een ‘derdehands’ maar buitengewoon fraai en uniek orgel uit 1785 van de orgelmaker Robustelly. Dit orgel was gebouwd voor de parochiekerk van Vreren (bij Tongeren), deed later dienst in Welsrijp en werd in 1955 in Minnertsga geplaatst.

Eerste organisten in Dokkum

De eerste organist van de Sint Martinuskerk te Dokkum, na de aankoop van het kleine orgel uit de Vituskerk te Leeuwarden, was Dirck Gerrijts. Omdat de gemeenteraad het besluit had genomen tot de aankoop van het orgel, was het eigendom van de stad en behoorde dus de burgerlijke gemeente toe. Dirck Gerrijts was organist van 1584-1614. Als in 1615 het Dokkumer stadhuis een nieuw of verbeterd carillon krijgt – gemaakt door de gebroeders Simon uit Lotharingen – volgt Gerrijt Dircks zijn vader op als ‘stadsorganist’ (van 1614-1652) en wordt hij ook verzocht het klokkenspel te bespelen. Een combinatie die men tot op vandaag op vele plaatsen tegenkomt. In het contract van Gerrijt Dircks, dus de tweede organist in Dokkum, stonden een aantal voorwaarden waaruit blijkt welke beperkingen een stadsbestuur indertijd aan een burger in stadsdienst oplegde. Hem werd verboden in herbergen en op jaarmarkten op de viool of het klavecimbel of andere instrumenten te spelen. Het optreden als speelman was slechts toegestaan ten huize van voorname burgers bij bruiloften en gastmaaltijden en uiteraard bij de maaltijden van het stadsbestuur.

“Heerlijk schoone, indrukwekkende accoorden waren het,
die aan het nieuwe instrument werden ontlokt, diep krachtig
en vol harmonie ruischten de toonen door het statige gebouw”

Orgelmakers en schrijnwerkers

Het binnenwerk van orgels werd door de orgelbouwer uitgevoerd en de orgelmeubels werden door (plaatselijke) kistenmakers of schrijnwerkers gemaakt. De orgelbouwer moest dit vanwege het gildestelsel uitbesteden. De huidige kassen van Ternaard (1660) en Dokkum (1688) werden gemaakt door mr. Jacob Cornelisz Coningh. De kas van Dokkum bezat tot 1813 ook orgelluiken, toen maakte Van Gruisen de huidige vleugelstukken. De kas van Ternaard is zeer rijk gesneden, waarschijnlijk een gift van de grietman. Bij beide orgels zien we als grondvorm een hoofdwerk met een ronde middentoren en bij het rugwerk een halve accolade vorm.

In Ternaard bouwden Arnold en Tobias Bader rond 1660 een drieklaviers orgel, een bijzonderheid voor die tijd. In 1864 vindt men in Ternaard het orgel oud, beperkt en krakkemikkig en niet meer bij de tijd. In de zeer fraaie orgelkassen komt een nieuw binnenwerk van Van Dam en het oude Bader-binnenwerk vindt een nieuwe plaats in het orgel voor de Christelijk afgescheiden gemeente in Leeuwarden. In 1911 verhuist het naar de gereformeerde Oosterkerk in Leeuwarden. Als de kerk in 1989 sluit krijgt het een plaats in de Gereformeerde Kerk vrijgemaakt in Harlingen. Het bestaat dan uit een hoofdwerklade van Van Gruisen, een bovenwerklade van Hillebrand (1816 uit Rauwerd) en Bader-pijpwerk uit Ternaard van 1660.
Het nu ‘vrijgemaakt’ geworden orgel verbrandt echter op 23 december 2004. Nu staat er weer een orgel in een fraaie oude kas uit 1795 met nieuw binnenwerk van orgelmaker Van Vulpen uit Utrecht.

Niet alleen Ternaard had een Bader-orgel – zijn orgels in Dronryp en Zutphen zijn beroemd – maar ook Anjum kreeg er een in 1667. Conrad Bader stierf tijdens de bouw. Zijn grafzerk is nog in de kerk van Anjum te vinden. Dit orgel werd in 1874 afgebroken om plaats te maken voor het huidige Van Damorgel. Het Bader-orgel werd in delen verkocht. We vinden het hoofdwerk terug in 1932 in de gereformeerde kerk van Echtenerbrug, waar het in 1954 verbrandt. Ook moet een deel in Kollumerpomp hebben gestaan.

Nog even terug naar Dokkum

Na het tweedehands Vitus-orgel uit Leeuwarden vindt men het in Dokkum op een gegeven moment tijd voor iets nieuws. In 1688 vindt men het orgel oud en vervallen. Het wordt voor 80 carolusguldens verkocht aan Evert Haverkamp, die het doorverkoopt aan Minnertsga. Er wordt een nieuw orgel besteld bij Jan Helman in Groningen met twee klavieren en een zelfstandig pedaal. Dit laatste was zeer bijzonder en voor Fryslân waarschijnlijk de eerste keer. In het Groningerland kwam dit al vaker voor.
In 1823 richt organist Jan Goslinga zich met een klacht over het orgel tot de kerkvoogdij. Ook organist Jan Beerda klaagt in 1857 “over gebreken van ons kerkorgel” en wijst er op dat het “weldra geheel onbruikbaar is.”. Organist A.J. Wolters uit zijn zorg in 1880 met “(…) sedert jaren is er niets aan het orgel gebeurt, daar het beste Orgel noodzakelijk elk jaar gestemd moet worden. In de hoop dat er door UEd. spoedig werk van gemaakt wordt, waardoor het orgelspel en gezang aanmerkelijk zal verbeterd worden ben ik met hoogachting UEds. dienaar”. In 1892 wordt vastgesteld dat het orgel in “desolaten toestand verkeert”. Op 24 november 1892 besluit men tot de aanschaf van een nieuw orgel bij Van Dam. Algemeen Nieuwsblad Oostergo bericht over de inwijding op 27 december 1894 met een concert door dhr. Wolters m.m.v. Marie Helder, sopraan uit Amsterdam en de jongeheer G. Wolters op viool. Anthony Johannes Wolters (Rhenen, 1854 - Dokkum, 1916) was vanaf 1877 organist van de Grote Kerk, kapelmeester van het Dokkumer Muziekkorps, Dames zangvereeniging A.E. Wolters, Vereeniging Euphonia en sinds 1908 Stedelijk Muziekmeester. Wolters speelt in 1892 ook het nieuwe orgel van Bakker & Timmenga in Rinsumageest in: “heerlijk schoone, indrukwekkende accoorden waren het, die aan het nieuwe instrument werden ontlokt, diep krachtig en vol harmonie ruischten de toonen door het statige gebouw”.

Wat men in Ternaard kan, kunnen wij ook moeten ze in Dokkum hebben gedacht. In de jaren 1965-1968 wordt het kerkgebouw geheel gerestaureerd. Aangezien de pedaalwindlade uit esthetische overwegingen niet kan worden herplaatst, werd besloten tot remontage van het hoofdwerk. Orgelmakers Hendriksen & Reitsma uit Nunspeet demonteren het Van Dam-orgel in 1977 om het in 1978 met een nieuwe kas (bijna kopie) een plaats te geven in de Gereformeerde Gemeente en de firma Flentrop maakt in 1979 een reconstructie van het oude Helman-orgel, dat op 20 augustus 1979 feestelijk in gebruik is genomen. Helaas wacht de laatste fase, het opnieuw aanbrengen van de verdwenen luiken nog op afronding.

Het koororgel in de Grote Kerk van Dokkum heeft vijf en een halve stem. Het werd in 1978/1979 gebouwd op eigen initiatief door orgelmakerij Bakker & Timmenga in een nieuwe kast, met gebruikmaking van een windlade uit ca. 1800, prestantpijpwerk uit ca. 1700 en nieuwe fluitregisters. Het instrument werd tentoongesteld op de expositie ‘Achter het Friese orgelfront’ in het Fries Museum te Leeuwarden. Daarna werd het in 1981 geplaatst in het kerkgebouw ‘de Open Hof’ te Leeuwarden en in 2015 aangekocht door de Grote of Sint Martinuskerk in Dokkum, waar het zich in de goede akoestiek prachtig laat horen.

Bijzondere overplaatsingen

Als de Evangelisch-Lutherse Gemeente in Zwolle in 1917 besluit een nieuw orgel te laten maken door de fa. A.W. Standaart uit Schiedam, neemt de gemeente van Duurswoude het in 1723 door Franz Caspar Schnitger gebouwde orgel over en haalt zo een ‘pronkjuweel’ binnen. En zo kocht het nabijgelegen Donkerbroek in 1879, voor fl. 200,-, het Verhofstadt-orgel (1721) van de rooms-katholieke schuilkerk van Jutphaas, dat toen een ‘nieuw’ orgel van Maarschalkerweerd kreeg. En in 1938 werd in de gereformeerde kerk van Jistrum door A.S.J. Dekker voor fl. 500,- een ‘tweedehands’ geleverd. “U zult met deze koop voor Uw kerk een zeer aardig kerkorgel bezitten” Het orgel, dat in middels een nieuwe plek heeft gevonden in de kleine, maar zeer fraaie romaanse dorpskerk van Jistrum, is van ca. 1715 en wordt toegeschreven aan Cornelis Hoornbeeck, orgelmaker in Amsterdam.

Orgels op reis

Met het orgel in de doopsgezinde kerk aan de Wirdumerdijk in Leeuwarden is flink wat afgezeuld. In 1786 bouwt Johannes Stephanus Strümphler uit Westfalen een orgel voor schuilkerk ‘de Zon’ in Amsterdam. Na een paar jaar wordt de kerk gesloten en het orgel overgeplaatst naar ‘de Toren’. Ook deze kerk sluit haar deuren en in 1813 wordt het orgel overgeplaatst naar Leeuwarden, waar het in 1850 in de huidige kerk terechtkomt.
Orgelmaker Johann Theodor Gilmann uit Kornemünster levert in 1798 een orgel voor de rooms-katholieke statie H. Laurentius in Alkmaar. Dit instrument verhuis later naar Volendam en heeft sinds 1908 een plek in Paesens. Het front is inmiddels wel gewijzigd. Oorspronkelijk was de middentoren ongedeeld en laag en de klaviatuur aan de achterzijde. Hoe het orgel van Volendam naar Paesens raakt weten we niet, maar beide plaatsen zijn wel vissersdorpen.
In het nabijgelegen Ternaard staat in het gereformeerde kerkgebouw een orgel met een prachtig rococofront, waaraan later de buitenste lange velden zijn toegevoegd. Waar het vandaan komt weten we niet. In 1900 wordt het als tweedehands orgel in de gereformeerde kerk van Diever geplaatst. Wanneer die kerk in 1938 een nieuw orgel aanschaft verhuis het naar Ternaard. In 1973 wordt een elektronicum aangeschaft, het front blijft in de kerk en het binnenwerk wordt particulier verkocht en vindt in 1983 een plek in de christelijke gereformeerde kerk in Lutten. Een waardevol bezit met acht registers en vier octaven.

In bijna elk dorp in Noardeast-Fryslân vinden we wel een kerk met een orgel dat van elders komt. Gebr. Adema maakt in 1873 een huisorgel als kastmodel voor de heer D. de Jong in Makkum. In 1895 werd het door Bakker & Timmenga geplaatst in de gereformeerde kerk van Piaam en in 1916 verhuist het naar Jouswier.
Het orgel van de hervormde kerk in Metslawier komt ook van elders. Radersma bouwde in 1819 een orgel voor de kerk van Spannum. In 1911 komt daar een nieuw orgel van Bakker & Timmenga en het oude instrument wordt doorverkocht aan Metslawier, maar zonder het rugpositief. Dit wordt bij de restauratie in 1986 terug gereconstrueerd. In 1876 maakt Lodewijk Ypma een orgel voor de Sint-Martinuskerk in Bolsward. In 1932 wordt deze kerk gesloten en gesloopt. Het binnenwerk wordt in 1933 overgeplaatst naar Lioessens door A. Standaart uit Rotterdam, die het van een nieuw front voorziet. R. Beintema, organist van de Koepelkerk in Leeuwarden, speelt het in.

Van de hand van Lodewijk Ypma is ook het orgel in de rooms-katholieke kerk in St. Nicolaasga. In 1871 wordt een orgel geleverd aan de rooms-katholieke kerk in Akersloot. Dit wordt in 1975 overgeplaatst naar de roomskatholieke kerk in Sint Nicolaasga. Gaan we van Lioessens naar Foudgum, dan passeren we Hiaure. Waar sinds 1908 het door Pieter Flaes in 1887 gemaakte orgel voor de hervormde kerk uit Aarlanderveen een nieuwe plek vond. In Foudgum werd in 1924 een kabinetorgel geplaatst. Het moet omstreeks 1775 zijn gebouwd. Voor Foudgum stond het van 1909 tot 1924 in de vrije evangelische kerk in Leeuwarden. En onlangs is ontdekt dat het uit de doopsgezinde kerk van Enkhuizen kwam en gebouwd werd door J.E. Hageman (overleden in 1782). Er is sprake van een migratie van huispijporgels van herenhuizen naar kerken. Het huisorgel was niet meer zo in trek, mede door de opkomst van de piano als huisinstrument. We zien dat ook terug in o.a. Friens en Oldeholtpade.

Het voormalig vissersdorp Wierum kreeg pas in 1931 zijn eerste orgel. In 1821 bouwt Van Dam een orgel voor de kerk van Tzummarum. De kerk schaft in 1878 wederom een nieuw Van Dam-orgel aan. Het ‘oude’ was in 1877 verkocht aan de gereformeerde kerk in Goes en als men daar ‘wat anders wil’ komt het in 1931 terecht in de hervormde kerk van Wierum.
In de (voorm. geref.) Museumkerk aldaar staat opus 1 van Dirk Ypma (1838, Bolsward, St.-Franciscus). Het orgel stond sinds 1874 in Waaksens (herv. kerk) en werd in 1910 geplaatst in Wierum door de lokale orgelmaker T.P. Klimstra, die meer occasions leverde aan kerkjes in N.O. Friesland.
In het westelijke deel van het huidige Damwoude ligt Akkerwoude. L. van Dam, ook de bouwer van het orgel in Engwierum, bouwt in 1818 een orgel voor de hervormde kerk van ‘s-Gravenzande. Het front is geïnspireerd op het grote orgel van de Laurenskerk in Rotterdam en later volgen er meer fronten in deze lijn. In 1899 bestelt de kerk van ’s-Gravenzande een nieuw orgel bij de firma Bakker & Timmenga. Zij neemt het oude orgel in en verkoopt het door aan de kerk van Akkerwoude. Hierbij verliest het zijn roze kleurstelling en wordt overgeschilderd in deftig ‘rijtuig’-zwart.

“In bijna elk dorp in Noardeast-Fryslân vinden we
wel een kerk met een orgel dat van elders komt”

Vertrek uit Noardeast-Fryslân

Er komen niet alleen veel orgels van buiten de regio naar Noardeast-Fryslân, maar er vertrekken ook enkele. Een paar opmerkelijke zijn de orgels uit Ee, Kollum en Rinsumageest.
Albertus van Gruisen bouwt in 1794 een orgel voor de kerk van Ee, dat er tot 1923 heeft gestaan. Dan wordt het verwijderd en verkocht aan de hervormde evangelisatie in Klazienaveen en daarna in 1951 naar Burgh op Schouwen-Duiveland. Ee krijgt in 1923 een nieuw orgel van A.S.J. Dekker, dat slecht voldoet en in 1956 plaats maakt voor het huidige orgel van Leeflang.
Kruse, schoonzoon en opvolger van Hardorff, levert in 1890 een orgel aan de gereformeerde kerk van Kollum. In 1924 wordt er een nieuwe kerk gebouwd. De oude kerk verhuist naar Kollumerpomp en het orgel naar de christelijke gereformeerde kerk in Dokkum. Daar wordt met de komst van de nieuwe kerk een nieuw orgel gemaakt in 1980 door Mense Ruiter met gebruik van oude materialen. Het Kruse-front vindt een nieuwe plaats in Engelum met nieuw binnen werk van Mense Ruiter.
Tot slot het orgel van de voormalige gereformeerde kerk in Rinsumageest; Theo Jellema wijdt er in zijn boek een aparte monografie aan. Het door Sicco Steendam gemaakte orgel, waarin oudere materialen zijn verwerkt, verving in 1993 een orgel van Bak. Helaas heeft men er in Rinsumageest slechts 17 jaar van mogen genieten. Na de kerksluiting in 2010 vindt het sinds 2014 een plek in de hersteld hervormde kerk te Kesteren.

Kerkscheuringen, afscheiding, doleantie en nieuwe kerkgenootschappen hebben geleid tot behoefte aan een begeleidingsinstrument voor de zang. Om mindervermogende kerken tegemoet te komen maakten orgelbouwers gebruik van oude bruikbare delen als windladen, pijpwerk en klavieren uit hun voorraad. Men adverteerde er zelfs mee dat men uit ‘oudere delen een prima nieuw orgel heeft samengesteld.’
In het begin van de 20e eeuw is er veel handel in tweedehands orgels. Koploper toentertijd was Mart Vermeulen uit Woerden, die in Noardeast-Fryslân verscheidene gebruikte orgels leverde. Helaas zijn niet alle (orgel) bedrijfsarchieven even nauwkeurig bijgehouden, waardoor wij niet altijd weten waar orgels zijn opgekocht, om welke onderdelen het gaat en aan wie ze zijn doorverkocht. Bakker & Timmenga leveren de meeste nieuwbouworgels, veelal bescheiden orgels voor nieuw ontstane gemeentes. In latere tijd is dat Pels & Van Leeuwen. In het zuidelijke deel van Friesland komt men meer orgels van de firma Reil tegen. Maar toch is de deviatie groot. De 115 orgels in NoardeastFryslân kennen meer dan 35 verschillende orgelbouwers. Kortom, een b(l)oeiend orgelland!

AUKE DE BOER


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard