November dit jaar zal het precies 150 jaar geleden zijn, dat het Van Damorgel uit de Mauritiuskerk in Jirnsum in gebruik werd genomen.
Maar inmiddels staat het instrument daar al lang niet meer: in 2010 is de kerk gesloten en twee jaar later werd het orgel verkocht aan de Dorpskerk van Zoeterwoude.
Daar werd het herplaatst en kreeg het de status van rijksmonument, waarmee de toekomst van het fraaie instrument veiliggesteld was.
De orgelcommissie van Zoeterwoude laat het jubileum in november niet ongemerkt voorbijgaan. Vandaar dat organist Jelle Rollema
en ondergetekende uitgenodigd zijn om de feestelijke viering met respectievelijk orgelmuziek en een klein toespraakje op te
luisteren. Nu kun je voor de inhoud van zo’n toespraak een beroep doen op het uitvoerige rapport dat orgeladviseur Jan Jongepier
in 1991 heeft geschreven, maar de inhoud daarvan is eigenlijk al wel bij iedereen bekend: ook in Zoeterwoude hebben ze een
kopie. Leuker is het om iets te ontdekken wat nog niemand wist. En dat is gelukt.
In het kerkelijke archief van Jirnsum, nu in het Historisch Centrum Leeuwarden, bevinden zich onder andere “Notulen van
vergaderingen van de kerkvoogden met de Hervormde floreenplichtigen” (inv.nr. 40). In een vergadering van 29 september 1868
(om 12 uur ’s middags!) wordt gesproken over de aankoop van een orgel. Het blijkt dat de kerkvoogden twee orgelbouwers om offertes
hebben gevraagd: de Gebroeders Adema en de firma Van Dam, beide te Leeuwarden. Uiteindelijk besluit men voor Van Dam te kiezen.
Er gaat een delegatie naar Britswerd om het orgel aldaar, dat Van Dam net voltooid had, te bekijken en te beluisteren. Was de
beslissing anders uitgevallen, dan had Jirnsum – en nu dus Zoeterwoude – een Adema-orgel gehad en geen Van Dam. Uit hetzelfde
verslag blijkt dat het oude orgel van de kerk in 1868 verkocht wordt aan de firma Knipscheer te Amsterdam. Dit instrument
werd in 1635 gebouwd door orgelmaker Anthonie Verbeeck voor de kerk van Ferwerd. In 1709 verhuisde het naar Jirnsum. In de
‘Orgel-encyclopedie’ is te vinden dat Knipscheer in 1869 – dus een jaar na de aankoop van het Verbeeck-orgel – een nieuw
orgel levert aan de gereformeerde kerk van Marrum. In 1913 verhuist dit instrument naar de gereformeerde kerk van Tzum en in
1956 naar de Vrijgemaakt Gereformeerde Kerk van Blija. Daar staat het nu nog. Volgens de encyclopedie is er bij de bouw gebruik
is gemaakt “van ouder pijpwerk van verschillende herkomst”.
De link is gauw gelegd: het zou maar zo kunnen zijn dat dat oudere pijpwerk voor een deel afkomstig is uit het vroegere
Verbeeckorgel van Jirnsum. Overigens gebruikte Knipscheer ook in 1869 een tweedehands fluitregister in een nieuw orgel voor
Woudenberg. Ook daar zou het dus om Jirnsumer pijpwerk kunnen gaan. Mocht een van beide orgels ooit weer gerestaureerd
worden of een grote onderhoudsbeurt ondergaan, dan loont het de moeite om eens te kijken of de oude pijpen gemaakt zouden
kunnen zijn door de 17e-eeuwse orgelmaker Anthonie Verbeeck. Zou dat kloppen, dan is er meer van het oudste Jirnsumer
kerkorgel – en van Verbeeck – bewaard gebleven dan we ooit konden vermoeden.