ok2018menu




De orgelwerken van Jan Brandts Buys: een overzicht Friese Orgelkrant 2018
 

Debuut als orgelcomponist

Jan Brandts Buys begon zijn loopbaan als uitvoerend musicus als organist en pianist. Op beide instrumenten was hij zeer bedreven en gold hij als een veelbelovend talent. Maar ook als componist liet hij op jonge leeftijd van zich horen: de eerste gepubliceerde composities verschenen al in 1883 bij de Zutphense uitgever Thieme (6 Lyrische Stückchen und Variationen op.1 voor piano), Jan was toen pas 15 jaar. Een aantal jaren later, in 1889, verscheen bij dezelfde uitgeverij een eerste bundel met orgelmuziek, getiteld “Orgel en Harmonium. Verzameling van merendeels oorspronkelijke en gemakkelijke stukken voor orgel of harmonium met of zonder pedaal” en kreeg als opusnummer 3. De bloemlezing bevatte 17 stukken, zowel eigen composities als bewerkingen. Deze zijn door de notatiewijze zowel pedaliter op orgel als manualiter op harmonium speelbaar: de pedaalpartij verdubbelt meestal de onderste stem van de linkerhand. Brandts Buys schrijft daarover in het voorwoord: “Wanneer men met pedaal speelt, dan moeten natuurlijk de noten, die de pedaalpartij op ’t manuaal vervangen, worden weggelaten, waardoor de uitvoering zeer vergemakkelijkt wordt”. Deze aanpak, plus het feit dat er enkele bewerkingen waren opgenomen van bekende werken van onder meer Mozart, Mendelssohn en Schumann, bevorderde de verkoopbaarheid van de bundel aan een breed publiek natuurlijk zeer.
Hier volgt een beknopt overzicht van de inhoud (de bewerkingen zijn van een * voorzien):
1. Fantasie, 2. Abendgebet, 3. Brautlied (uit “Lohengrin” van Richard Wagner)*, 4. Pastorale, 5. Mein Herz erhebet Gott den Herrn, Fuga, 6. Gebed (Lied van Ferdinand Hiller)*, 7. Intermezzo, 8. Abendlied (Robert Schumann)*, 9. Erinnerung, 10. Ave Verum Corpus (Mozart)*, 11. Idylle. Fuga, 12. Aria “Sei stile dem Herrn” (Uit “Elias” van F. Mendelssohn Bartholdy)*, 13. Een Zomerzondagmorgen, 14. Lofzang, 15. Vater unser (Marius A. Brandts Buys)*, 16. Wilhelmus van Nassouwen (Oorspronkelijke wijze) [thema en variatie], 17. Wien Neerlands Bloed [thema en 3 variaties].

De nummers 6, 8 en 11 werden door Jan al jaren eerder uitgevoerd, namelijk tijdens een concert op 31 oktober 1882 in de Walburgiskerk te Zutphen, waarin hij samen met zijn vader, een zangeres en een violist optrad. Daaruit blijkt dat de bundel deels al eerder gecomponeerde stukken bevat. Nr.5 (de titel is het Duitse Magnificat) en Nr.15 (Lofzang) zijn mogelijk bewerkingen van eigen koorwerken, de schrijfwijze wijst ook in die richting. Stilistisch staan de eigen stukken duidelijk in de Duits-romantische traditie zoals die door Mendelssohn en Schumann werd vertegenwoordigd. Opvallend is ook de duidelijk waarneembare invloed van de Noorse componist Edvard Grieg met wie de familie Brandts Buys contacten onderhield. Dit is vooral evident in nr.11, de Idylle-Fuga, waarin veelvuldig de zogenaamde Grieg-cadens voorkomt (denk hierbij bijvoorbeeld aan de fameuze inzet van Grieg’s Pianoconcert in a).

Een belangrijke recensie

In de krant “Het nieuws van den dag: kleine courant” van 2 maart 1883 kreeg het album een uitgebreide en lovende recensie van de bekende componist en dirigent Daniël de Lange (1841-1918). Hij schrijft onder meer:
“De jonge componist levert door de bewerking der in de eerste aflevering opgenomen stukken het bewijs, dat hy met groote gemakkelijkheid en zekerheid het muzikale materiaal weet te behandelen. Het is zeker geen gemakkelijke taak, gemakkelijke werken te schrijven. Zij, die met dat doel voor oogen zich aan het werk zetten, vervallen zeer licht in de fout van oppervlakkige floskels en samenraapsels van gemeenplaatsen voor compositiën te geven. Wel is waar mag ik niet verklaren, dat de kleine stukken van Brandts Buys eene hooge vlucht nemen, zij blijven te evener aard, maar toch heeft de schrijver in ‘t algemeen een karakter aan zijne werkjes weten te geven.” Naast veel lof voor het vakmanschap van de jonge componist komt De Lange ook met enkele kritische opmerkingen en geeft hij advies. Zo liet hij het “arrangement uit Lohengrin onbesproken” omdat “het nut van zulke bewerkingen mij ontgaat”. Verder waarschuwt hij Brandts Buys voor het gevaar te blijven steken in klein werk en schrijft: “Ofschoon ik met genoegen opmerk, dat deze jonge musicus een bijzonder helder inzicht in de eenvoudige grondslagen der muzikale kunst heeft, meen ik hem toch te moeten waarschuwen tegen het gevaar, om zich te veel op het kleine gebied te bewegen. Ik koester de vrees, dat zijn talent zich daardoor in eene oppervlakkige richting zou gaan ontwikkelen. Hij begeve zich thans op breeder gebied, daar, waar het noodig is, in groote lijnen te meten […]” en hij besluit: “Spoedig hoop ik nu eens een echt jong werk van den jongen Jan Buijs onder de oogen te krijgen. Eenige stoutigheden zal ik hem daarbij gaarne vergeven.” Kortom: De Lange daagt Brandts Buys hier uit om met ‘groter werk’ op de proppen te komen!

Nieuw Leven

Dat “echte jonge werk” liet niet lang op zich wachten, want al in hetzelfde jaar publiceerde Thieme een orgelwerk van Jan dat duidelijk meer ambitie toonde: de Fantasie “Nieuw Leven” / “Neues Leben” opus 4. Het werk valt in de categorie “vrije orgelfantasieën” en heeft een ABA-vorm. Het virtuoze begin in Gdur in een wervelende triolenbeweging heeft trekken van een orgeltoccata, maar wat hier vooral in het oog springt is de overduidelijke verwijzing naar de opening van “Morgenstimmung” uit de Peer Gynt Suite I op.46 van Edvard Grieg! In het B-gedeelte “Langsam” vinden we ook nog een passage die sterk aan Liszt doet denken, in het bijzonder de overgangspassage (maat 434-446) van het Adagio uit de Fantasie und Fuge über den Choral “Ad nos, ad salutarem undam”, een orgelwerk dat Jan op zijn repertoire had. Na een idyllische episode in Es-dur keert de triolenbeweging weer terug en met een even simpele als doeltreffende modulatie zijn we weer terug in G-dur, waarna een reprise volgt. Een energieke coda met accelerando sluit dit bruisende jeugdwerk af. De eerst bekende uitvoering vond plaats op 29 september 1886 in de Grote of St. Michaëlskerk te Zwolle, dus zo’n drie jaar vóór publicatie. Later speelde Jan het stuk nog in onder meer Utrecht (Domkerk, 19 april 1888) en Deventer (Lebuïnuskerk, 2 mei 1888) tijdens een concert ter gelegenheid van het 50-jarig huwelijksfeest van zijn grootouders. Als de titelkeuze van het stuk een autobiografische achtergrond had zou je haast denken dat Brandts Buys telepathische gaven had, want zowel zijn leven als zijn loopbaan zou inderdaad een hele nieuwe kant op gaan…

Weg uit Holland

De aanleiding voor deze ommezwaai waren enkele teleurstellingen die hem deden besluiten zich van het Nederlandse muziekleven af te wenden en naar het buitenland te vertrekken. Allereerst waren er de beperkingen die de Zutphense kerkvoogden hem oplegden als organist: hij mocht geen concerten geven op ‘zijn’ Lohman-orgel in de Broederenkerk (tegenwoordig in Heusden) en evenmin zijn dienst verzuimen ten gunste van de Walburgiskerk, waar vader Marius Adrianus Brandts Buys organist was en waar Jan graag het fraaie Bader/Timpe-orgel bespeelde. Vervolgens mislukte in 1888 een sollicitatie naar de post van organist van de Utrechtse Domkerk (de jury verkoos Johan Wagenaar). De spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen schijnt echter een incident geweest te zijn dat zich voordeed bij het toelatingsexamen voor een studiebeurs bij de Maatschappij tot Bevordering der Toonkunst. Jan had van de regering (via de voorheen in Zutphen woonachtige minister Mackay) een toelage gekregen om in het buitenland te kunnen studeren. De poging om ook van Toonkunst een studiebeurs te verkrijgen mislukte echter. Naar het schijnt wees Jan de examinator (naar verluidt Samuel de Lange jr.) op fouten in de examenopgaven. Deze eigengereidheid viel slecht, waardoor Jan zijn kans op een beurs verspeelde. Uit de notulen blijkt echter ook dat de commissie van mening was dat hij eerst nog in Nederland verder zou moeten studeren, oftewel: de Toonkunstbeurs voor studie in het buitenland kreeg hij niet. Na deze tegenvaller was Jan er van overtuigd dat zijn besluit Nederland te verlaten juist was.

Toccata en Fuga

Met de toelage van de regering en de uitgaven van zijn composities (hij had voor uitgever Thieme intussen ook een orgelboek met Psalmen en Gezangen vervaardigd dat in 1890-92 in drie delen verscheen), beschikte hij echter over voldoende geld om naar het buitenland te vertrekken en studeerde gedurende twee jaar (1889-1891) aan het Raffconservatorium te Frankfurt am Main. In die periode verscheen van hem nog een nieuw orgelwerk: de Toccata en Fuga in g-moll. Dit werk was opgenomen in een verzamelalbum dat zijn vader in 1891 bij Thieme uitgaf.
Ook deze verzameling was weer gericht op een breder publiek en bevatte muziek van E. Brönnemüller, S. de Lange jr, J.S. Bach, G. van Welbergen, J. Worp, J.A. van Eyken, D. Buxtehude, J.B. Litzau, W.F. Nicolaï, J. Schneider, H. de Vries, F. Liszt, C.F. Hendriks jr, J. Brandts Buys, J. Wagenaar, M.A. Brandts Buys en R. Hol. Naast werk van enkele oudere componisten zoals Bach, Buxtehude en Brönnemüller, bevatte de bundel dus vooral muziek van 19e-eeuwse Nederlanders. Bijzonder, en verkooptechnisch slim, is dat de meeste stukken zowel op orgel, harmonium als piano uitvoerbaar waren. De Toccata en Fuga van Brandts Buys heeft dan ook een vergelijkbare notatie (en speelopties) als de bundel “Orgel en Harmonium” van enkele jaren eerder. Het energieke stuk in 6/8 maat heeft een hechte vorm en structuur; het beginmotief in maat 1 en 2 van de Toccata dient tevens als Fugathema. Zowel de harmonische taal als het modulatieplan is aanzienlijk gedifferentieerder als in zijn eerdere orgelstukken en ook de uitwerking van het fugathema verraadt de hand van de ervaren componist; begrijpelijk dat de Frankfurter docent Anton Urspruch (1850-1917) Jan in 1890, na één jaar studie aan het Raff-Conservatorium, reeds als “afgestudeerd” beschouwde!

Een mars voor een bruid

En nu de verrassing of, zo u wilt, teleurstelling: volgde er na deze veelbelovende start nog een stroom van orgelwerken van Brandts Buys? Het antwoord is helaas nee. Ruim twee decennia zou het op orgelgebied stil blijven. Pas in 1912 ontstaan weer enkele orgelwerken. Brandts Buys woonde toen inmiddels met zijn tweede vrouw, Alma, in Siffian bij Bozen (Bolzano) in Zuid-Tirol, een hooggelegen dorpje met prachtig uitzicht op de Dolomieten waar hij ongestoord kon werken. Het eerste stuk is de “Hochzeitsmarsch” op.34, in 1917 uitgegeven door zijn uitgever Weinberger te Leipzig en opgedragen aan Frau Selma Haller Felden. In de autograaf staat de vermoedelijk werkelijke naam van de geadresseerde genoteerd: Senta Heindl-Fischer. Het stuk – vermoedelijk een gelegenheidswerk – heeft, zoals het een mars betaamt, een ABA-vorm. De initialen S-H-F (= de tonen Es-B-F) vormen het hoofdmotief van het A-deel. In het B-gedeelte citeert de componist heel toepasselijk zijn eigen lied “Brautfahrt” uit opus 20. Dit lied komt ook voor in de opera “Das Veilchenfest” (1905) van Brandts Buys, waarvoor Victor Heindl (1870-1923) het libretto had geschreven. In de coda wordt het refrein van het Duitse volksliedje “Ein frohes Herz voll Lieb und Lust“ geciteerd: “Kling klang, sing sang, es zog ein Bursch hinaus“. Aardig is dat het begin van dit refrein door middel van één kleine wijziging gelijk is aan het naamcitaat Es-B-F! Het klankidioom van deze Bruidsmars is laatromantisch en, mede vanwege de vele akkoordverdubbelingen, orkestraal te noemen.

Weemoed naar Holland

Ook in 1912 voltooide Brandts Buys het orgelwerk “Patria. Phantasie für die Orgel”, dat in 1917 door Weinberger werd uitgegeven. De autograaf is gedateerd 21 december 1912 en het werk is opgedragen aan zijn collega componist Johan Wagenaar (1862-1941) ter gelegenheid van diens 50e verjaardag. Het is te beschouwen als een symfonisch gedicht voor orgel, waarin de componist terugdenkt aan zijn vaderland (=Patria) dat hij verlaten heeft. De vormgeving is hecht en volgt de hoofdvorm met een expositie met 1e en 2e thema (in thema 2 klinkt het ‘Wilhelmus’ door), doorwerking en reprise plus coda. Evenals in de Hochzeitsmarsch is het idioom orkestraal (bijvoorbeeld door het gebruik van octaaftremolo’s in het pedaal waarmee een paukenroffel wordt gesuggereerd). Welk verhaal gaat er mogelijk schuil achter dit stuk en de titelkeuze? In een brief van de componist uit 1922 wordt mogelijk een tipje van de sluier opgelicht. Brandts Buys overweegt om zich weer in Holland te vestigen en schrijft (in een wat gebrekkig geworden Hollands-Duits) over zijn ambivalente houding ten opzichte van zijn vaderland: “Sedert jaren heb ik “Sehnsucht” Holland weer te zien. Dikwijls was ik dicht in de buurt. Maar tenslotte heb ik me altijd weer gedacht: je past er niet meer heen. De grootste zwarigheid bestaat in het gevoel, dat alles mij helemaal vreemd is geworden; in mijn gedachten ziet alles er zo uit als toen ik als jongen Holland verliet. Het grootste deel van mijn familie ken ik niet…” Elders lezen we: “Holland is het land waar ik altijd heen wil, maar dat voor mij gesloten is”. De componist zou inderdaad niet meer naar zijn “Patria” terugkeren.

Epiloog: een laatste koraal voor orgel

Het laatste orgelwerk dat van Jan Brandts Buys bekend is, is het “Choral”; een bewerking over de koraalmelodie “Nun ruhen alle Wälder” ofwel “O Welt ich muss dich lassen”. Het ongedateerde en onuitgegeven handschrift bevat een koraalzetting gevolgd door twee variaties die in beweging toenemen, waarna een epiloog het werk akkoordisch besluit. Belangrijk in de begeleiding in beide variaties is het zogenaamde Seufzer-motief, dat we eveneens in de gelijknamige koraalbewerkingen uit opus 122 van Johannes Brahms aantreffen. De componist voerde het stuk op 19 februari 1915 uit tijdens een concert met de Wiener Singverein op het Riegerorgel in de grote zaal van de Musikverein te Wenen. Het Choral is te beschouwen als een retrospectief werk, de geesten van Brandts Buys muzikale helden Bach en Brahms klinken door in het stuk. Tegelijkertijd vormt het door de laatromantische harmoniek een ontroerende en persoonlijke epiloog binnen zijn orgeloeuvre. Concluderend kunnen we vaststellen dat de orgelmuziek in het omvangrijke oeuvre van Brandts Buys weliswaar een bescheiden plaats inneemt, maar niettemin enkele zeer fraaie werken bevat. De beide Fantasieën “Nieuw Leven” en “Patria”, de Toccata en Fuga in g en het Choral verdienen het zonder meer om vaker uitgevoerd te worden. Van Jan Brandts Buys’ orgelmuziek zijn momenteel echter alleen de Toccata en Fuga in g in een moderne uitgave beschikbaar (in 2003 uitgegeven door Interlude), de overige werken zijn alleen via muziekarchieven toegankelijk. Een heruitgave hiervan zou wenselijk zijn.

FRANK VAN WIJK
Bergen NH (januari 2018)

Bronnen (selectie):
• Gerard Verhey en G. Schlimme van Brunswijk – Jan Brandts Buys, een Zutphense laat-romanticus in het internationale muziekleven (Van Someren & Ten Bosch Zutphen 1980)
• Jan ten Bokum – Jan Brandts Buys componist, een Nederlander in Oostenrijk (Walburg Pers, Zutphen 2003)
• Verder zijn onder meer geraadpleegd het Honderd Componistenboek (Gottmer, Haarlem 1997) en historische kranten via de website Delpher.
• De geraadpleegde bladmuziek is afkomstig uit de collectie van Jan ten Bokum (Zutphen) en het Nederlands Muziek Instituut te Den Haag.


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard