Op 17 november 1876 verscheen een advertentie in de Leeuwarder Courant waarin het orgel uit de kerk in Baaium
door de kerkvoogden te koop werd aangeboden “uit de hand en voor een billijken prijs”. Het ging om “een gebruikt
maar zeer goed kerkorgel van een manuaal en aangehangen pedaal, zeer geschikt voor eene kleine kerk”. Gegadigden
kunnen zich ter inlichting vervoegen bij de heer W. Hardorff orgelmaker te Leeuwarden. Deze had dit orgel
in 1860 voor de kerk in Baaium gebouwd ter vervanging van een orgel dat in 1826 voor 500 gulden in deze kerk was
geplaatst. Maar waarom een orgel verkopen dat pas zestien jaar oud was en als zeer goed wordt aangeprezen?
Een nieuwe kerk
In de zestiger jaren van de 19e eeuw werd besloten de bouwvallig geworden laat-middeleeuwse kerk te vervangen. In 1864 werd
de toren gebouwd en in 1865 voorzien van twee nieuwe klokken. In 1876 volgde de kerk. Het gebouw werd opgetrokken in een
rijke Waterstaatstijl. Maar op het interieur heeft men nog meer zijn best gedaan en kosten noch moeite gespaard. Dat geldt voor
de kansel, de twee kerkenraadsbanken, de vloertegels met Esschermotief (gemaakt in Frankrijk), maar vooral ook voor het stuc-gewelf
van het plafond en tussen de ramen dat in een soort rococostijl is uitgevoerd. In deze drang naar vernieuwing paste het oude orgel
niet meer. Er moest een nieuw instrument komen, groter en imposanter. Een soort ‘totaalconcept’. Hardorff, die het oude orgel
gemaakt had, werd aangezocht om ook het nieuwe orgel te bouwen.
De orgelfabrikant
Willem Hardorff (1815-1899) was een kleinzoon van Mathijs Hardorff, die meesterknecht was bij de beroemde orgelbouwer
Hinsz. Zelf kreeg hij zijn opleiding bij de Friese orgelbouwer Van Dam in Leeuwarden. Hij deed veel aan onderhoud en bouwde meer
dan 20 orgels, vooral in Friesland. In de ‘Greidhoeke’ is een aantal te vinden, zoals in Oosterlittens (1867), Oostereind (1870),
Winsum (1875) en Leons/Húns (1875), buurdorpen van Baaium. Groot was zijn bedrijf niet en het is bekend dat hij voor grotere
opdrachten personeel van andere orgelbouwers moest inhuren. Toch noemt hij zich orgelfabrikant, wat bij ons, die vooral de
ambachtelijkheid in de orgelbouw hoog hebben, de suggestie oproept van lopendebandwerk. Maar zijn orgels, hoewel alle van het
balustradetype, tonen onderlinge verschillen en aanpassingen. Dat geldt met name voor het orgel van Baaium, dat in 1878 door hem
voor het nieuwe kerkgebouw werd gebouwd.
De kerk en het orgel
Wie de kerk van Baaium binnen gaat, naar voren loopt en zich omdraait, beseft direct dat het orgel niet zomaar op het balkon is
neergezet. Galerij en orgelfront vormen een sierlijk geheel. Dat wordt nog eens benadrukt nu de oorspronkelijke kleuren van het
voorname zwart en goud bij de laatste restauratie van 2013 weer zijn teruggebracht. De gouden omlijsting van de engelenhoofdjes
aan weerszijden van de deur onder het orgel versterken die indruk nog. En ook aan de bovenkant volgt de orgelkas de contouren
van het stucgewelf. Wel lijkt het er op of de orgelkas er maar net inpast, er is nauwelijks plaats voor een ornament op de middentoren.
Het front is ook breder, doordat er acht pijpen in de ongedeelde middenvelden zijn geplaatst in tegenstelling tot bijvoorbeeld
Oosterlittens (6 pijpen) of Winsum (7 pijpen), die het meest gemeen hebben met het orgel van Baaium. De vlakken zijn niet recht,
maar hol gebogen, waardoor het brede front een sierlijk uiterlijk krijgt. In de zijtorens zijn zeven pijpen geplaatst in plaats
van vijf, zoals bij de andere twee buurorgels. Zo draagt dit orgelfront extra bij aan de monumentale indruk van het geheel.
Technische gegevens van het orgel
Het orgel heeft een Hoofdwerk met 9 stemmen, een Bovenwerk met 8 stemmen en een aangehangen pedaal. De pijpen van
het Hoofdwerk zijn zodanig op de laden geplaatst dat aan de buitenkant de grootste staan en de kleinste in het midden.
Hierdoor ontstaat er in het midden ruimte om op een tweede etage het Bovenwerk te plaatsen. Hier zijn de grootste pijpen in
het midden geplaatst, in grootte aflopend naar de zijkanten. Maar er was niet zoveel ruimte dat de balgen nog onder het Hoofdwerk
konden worden geplaatst. Deze, een magazijnbalg en twee schepbalgen, staan achter het orgel. De hefboom voor de handpomp is nog
aanwezig, maar wel zwaar geborgd. Gelukkig is een elektrische motor ook aanwezig. Doordat het Hoofdwerk dus laag geplaatst kon
worden, kon het onderklavier als een balansklavier (draaipunt in het midden van de toets) uitgevoerd worden. Het bovenklavier
(voor het Bovenwerk) is een staartklavier (draaipunt aan de achterkant van de toets). Vergeleken met de orgels van Oosterlittens
en Winsum is de technische opbouw en de dispositie ongeveer gelijk. De klavieromvang is in Baaium in vergelijking met deze twee
orgels echter een toets minder: het mist de g3. Een opvallend detail is dat bij het Bovenwerk op het registerplaatje een Fluit
Harmonique 8 vt staat aangekondigd, maar in werkelijkheid een viervoets fluit is. Dit is nooit gecorrigeerd.
Dat toont aan dat er niet alleen met de buitenkant van het orgel van Baaium iets bijzonders aan de hand is: het inwendige
is zeer authentiek gebleven. Het is aan de modestromingen van latere tijden glansrijk ontkomen: geen verbeteringen, uitbreiding
of vervangingen. Voor zover schrijver dezes heeft kunnen nagaan is het orgel in 1893 nagekeken wat betreft de windvoorziening.
In 1926 zijn de frontpijpen gepolijst en in 2013, na de restauratie van de kerk, schoongemaakt en speelbaar gemaakt. Aan
de oorspronkelijke opzet is niet gemorreld. Dat is uitzonderlijk. Alleen van het orgel van Oosterlittens kan hetzelfde gezegd
worden. Maar vele Hardorff-orgels, ook dat van Winsum bijvoorbeeld, hebben veranderingen ondergaan, zoals het vervangen van hogere
registers voor achtvoetsregisters in het begin van de twintigste eeuw en later bij de nieuwe orgelbeweging in de vijftiger jaren het
opschuiven van pijpen voor een helder plenum. Het is niet duidelijk waarom het orgel van Baaium ongemoeid is gelaten. Zuinigheid?
Geldgebrek? Of een te kleine gemeenschap, die belangrijker zorgen had dan het orgel en uiteindelijk de kerk moest sluiten voor het
houden van de eredienst? Aan het einde van de vorige eeuw, toen het stucwerk van het plafond naar beneden begon te komen (de kerk
was lang niet meer in gebruik) werd ook het orgel bedreigd en onbespeelbaar. En dat is het nu, na de restauratie van de kerk, eigenlijk
nog steeds. Lekkende windladen, en daardoor een onregelmatige winddruk waardoor vooral de lage tonen moeilijk aanspreken, om maar iets
te noemen. Het is verheugend dat de kerkvoogdij en andere instanties, na een zeer geslaagde restauratie van de kerk, er nu de schouders
onder gezet hebben om subsidie te zoeken voor de restauratie van het orgel. Als dat lukt, en daar is goede hoop op, vormen kerkgebouw en
orgel weer een ‘totaalconcept’.
De oude Hardorff orgel van 1860
En wat er met het orgel van Hardorff uit 1860 dat in 1876 “in zeer goede staat” verkocht werd is gebeurd? Dat heeft een plaats
gekregen eerst in Hallum, later (1928) is het met toevoegingen overgebracht naar Bergum en in 1956 geplaatst in Achterberg in
de provincie Utrecht. Daar is het uitgebreid (1976) en van een tweede klavier voorzien (1990).