ok2018menu




Hardorff in Baaium Friese Orgelkrant 2018
 

Een nieuw orgel voor een nieuwe kerk

Op 17 november 1876 verscheen een advertentie in de Leeuwarder Courant waarin het orgel uit de kerk in Baaium door de kerkvoogden te koop werd aangeboden “uit de hand en voor een billijken prijs”. Het ging om “een gebruikt maar zeer goed kerkorgel van een manuaal en aangehangen pedaal, zeer geschikt voor eene kleine kerk”. Gegadigden kunnen zich ter inlichting vervoegen bij de heer W. Hardorff orgelmaker te Leeuwarden. Deze had dit orgel in 1860 voor de kerk in Baaium gebouwd ter vervanging van een orgel dat in 1826 voor 500 gulden in deze kerk was geplaatst. Maar waarom een orgel verkopen dat pas zestien jaar oud was en als zeer goed wordt aangeprezen?

Een nieuwe kerk

In de zestiger jaren van de 19e eeuw werd besloten de bouwvallig geworden laat-middeleeuwse kerk te vervangen. In 1864 werd de toren gebouwd en in 1865 voorzien van twee nieuwe klokken. In 1876 volgde de kerk. Het gebouw werd opgetrokken in een rijke Waterstaatstijl. Maar op het interieur heeft men nog meer zijn best gedaan en kosten noch moeite gespaard. Dat geldt voor de kansel, de twee kerkenraadsbanken, de vloertegels met Esschermotief (gemaakt in Frankrijk), maar vooral ook voor het stuc-gewelf van het plafond en tussen de ramen dat in een soort rococostijl is uitgevoerd. In deze drang naar vernieuwing paste het oude orgel niet meer. Er moest een nieuw instrument komen, groter en imposanter. Een soort ‘totaalconcept’. Hardorff, die het oude orgel gemaakt had, werd aangezocht om ook het nieuwe orgel te bouwen.

De orgelfabrikant

Willem Hardorff (1815-1899) was een kleinzoon van Mathijs Hardorff, die meesterknecht was bij de beroemde orgelbouwer Hinsz. Zelf kreeg hij zijn opleiding bij de Friese orgelbouwer Van Dam in Leeuwarden. Hij deed veel aan onderhoud en bouwde meer dan 20 orgels, vooral in Friesland. In de ‘Greidhoeke’ is een aantal te vinden, zoals in Oosterlittens (1867), Oostereind (1870), Winsum (1875) en Leons/Húns (1875), buurdorpen van Baaium. Groot was zijn bedrijf niet en het is bekend dat hij voor grotere opdrachten personeel van andere orgelbouwers moest inhuren. Toch noemt hij zich orgelfabrikant, wat bij ons, die vooral de ambachtelijkheid in de orgelbouw hoog hebben, de suggestie oproept van lopendebandwerk. Maar zijn orgels, hoewel alle van het balustradetype, tonen onderlinge verschillen en aanpassingen. Dat geldt met name voor het orgel van Baaium, dat in 1878 door hem voor het nieuwe kerkgebouw werd gebouwd.

De kerk en het orgel

Wie de kerk van Baaium binnen gaat, naar voren loopt en zich omdraait, beseft direct dat het orgel niet zomaar op het balkon is neergezet. Galerij en orgelfront vormen een sierlijk geheel. Dat wordt nog eens benadrukt nu de oorspronkelijke kleuren van het voorname zwart en goud bij de laatste restauratie van 2013 weer zijn teruggebracht. De gouden omlijsting van de engelenhoofdjes aan weerszijden van de deur onder het orgel versterken die indruk nog. En ook aan de bovenkant volgt de orgelkas de contouren van het stucgewelf. Wel lijkt het er op of de orgelkas er maar net inpast, er is nauwelijks plaats voor een ornament op de middentoren. Het front is ook breder, doordat er acht pijpen in de ongedeelde middenvelden zijn geplaatst in tegenstelling tot bijvoorbeeld Oosterlittens (6 pijpen) of Winsum (7 pijpen), die het meest gemeen hebben met het orgel van Baaium. De vlakken zijn niet recht, maar hol gebogen, waardoor het brede front een sierlijk uiterlijk krijgt. In de zijtorens zijn zeven pijpen geplaatst in plaats van vijf, zoals bij de andere twee buurorgels. Zo draagt dit orgelfront extra bij aan de monumentale indruk van het geheel.

Technische gegevens van het orgel

Het orgel heeft een Hoofdwerk met 9 stemmen, een Bovenwerk met 8 stemmen en een aangehangen pedaal. De pijpen van het Hoofdwerk zijn zodanig op de laden geplaatst dat aan de buitenkant de grootste staan en de kleinste in het midden. Hierdoor ontstaat er in het midden ruimte om op een tweede etage het Bovenwerk te plaatsen. Hier zijn de grootste pijpen in het midden geplaatst, in grootte aflopend naar de zijkanten. Maar er was niet zoveel ruimte dat de balgen nog onder het Hoofdwerk konden worden geplaatst. Deze, een magazijnbalg en twee schepbalgen, staan achter het orgel. De hefboom voor de handpomp is nog aanwezig, maar wel zwaar geborgd. Gelukkig is een elektrische motor ook aanwezig. Doordat het Hoofdwerk dus laag geplaatst kon worden, kon het onderklavier als een balansklavier (draaipunt in het midden van de toets) uitgevoerd worden. Het bovenklavier (voor het Bovenwerk) is een staartklavier (draaipunt aan de achterkant van de toets). Vergeleken met de orgels van Oosterlittens en Winsum is de technische opbouw en de dispositie ongeveer gelijk. De klavieromvang is in Baaium in vergelijking met deze twee orgels echter een toets minder: het mist de g3. Een opvallend detail is dat bij het Bovenwerk op het registerplaatje een Fluit Harmonique 8 vt staat aangekondigd, maar in werkelijkheid een viervoets fluit is. Dit is nooit gecorrigeerd.

Dispositie:

Hoofdwerk (I, C-f3): Prestant 8 vt, Bourdon 16 vt, Gedakt 8 vt, Octaaf 4 vt, Speelfluit 4 vt, Quintprestant 3 vt, Octaaf 2 vt, Mixtuur 3-4 st., Trombone 8 vt B/D

Bovenwerk (II, C-f3): Roerfluit 8 vt, Salicionaal 8 vt, Viola 8 vt, Melophone 8 vt, Fluit Harmonique 8 vt (Fluit 4 vt), Quintfluit 3 vt, Gemshoorn 2 vt, Dulciaan 8 vt

Pedaal (C-d1): aangehangen

Koppel HW-BW
Ventiel
Afsluiting HW, BW
Toonhoogte: a=435 Hz
Temperatuur: evenredig zwevend


Authentiek

Dat toont aan dat er niet alleen met de buitenkant van het orgel van Baaium iets bijzonders aan de hand is: het inwendige is zeer authentiek gebleven. Het is aan de modestromingen van latere tijden glansrijk ontkomen: geen verbeteringen, uitbreiding of vervangingen. Voor zover schrijver dezes heeft kunnen nagaan is het orgel in 1893 nagekeken wat betreft de windvoorziening. In 1926 zijn de frontpijpen gepolijst en in 2013, na de restauratie van de kerk, schoongemaakt en speelbaar gemaakt. Aan de oorspronkelijke opzet is niet gemorreld. Dat is uitzonderlijk. Alleen van het orgel van Oosterlittens kan hetzelfde gezegd worden. Maar vele Hardorff-orgels, ook dat van Winsum bijvoorbeeld, hebben veranderingen ondergaan, zoals het vervangen van hogere registers voor achtvoetsregisters in het begin van de twintigste eeuw en later bij de nieuwe orgelbeweging in de vijftiger jaren het opschuiven van pijpen voor een helder plenum. Het is niet duidelijk waarom het orgel van Baaium ongemoeid is gelaten. Zuinigheid? Geldgebrek? Of een te kleine gemeenschap, die belangrijker zorgen had dan het orgel en uiteindelijk de kerk moest sluiten voor het houden van de eredienst? Aan het einde van de vorige eeuw, toen het stucwerk van het plafond naar beneden begon te komen (de kerk was lang niet meer in gebruik) werd ook het orgel bedreigd en onbespeelbaar. En dat is het nu, na de restauratie van de kerk, eigenlijk nog steeds. Lekkende windladen, en daardoor een onregelmatige winddruk waardoor vooral de lage tonen moeilijk aanspreken, om maar iets te noemen. Het is verheugend dat de kerkvoogdij en andere instanties, na een zeer geslaagde restauratie van de kerk, er nu de schouders onder gezet hebben om subsidie te zoeken voor de restauratie van het orgel. Als dat lukt, en daar is goede hoop op, vormen kerkgebouw en orgel weer een ‘totaalconcept’.

De oude Hardorff orgel van 1860

En wat er met het orgel van Hardorff uit 1860 dat in 1876 “in zeer goede staat” verkocht werd is gebeurd? Dat heeft een plaats gekregen eerst in Hallum, later (1928) is het met toevoegingen overgebracht naar Bergum en in 1956 geplaatst in Achterberg in de provincie Utrecht. Daar is het uitgebreid (1976) en van een tweede klavier voorzien (1990).


MARS VAN ‘T VEER


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard