Op 21 oktober 2016 werd het Hinsz-orgel (1781) in de Martinikerk te Bolsward officieel ingebruikgenomen. Dit heugelijke feit werd in de dagen daarna uitbundig gevierd met een aantal concerten, met medewerking van de organisten James O’Donnell, Jos van der Kooy, Daniel Roth, Martin Mans, Herman van Vliet, Everhard Zwart, Olivier Penin en uiteraard Kees Nottrot zelf. Ook werd de eerste CD van Kees Nottrot gepresenteerd, die precies tussen de afronding van de restauratie en de ingebruikneming kon worden opgenomen.
De restauratie, die al in 2015 was begonnen, was was het slot van een langer gefaseerd restauratieproces. In de eerdere fase (opgeleverd in 2003) werden reeds alle windladen van het Hoofdwerk, Rugwerk, Bovenwerk en Pedaal hersteld, plus de speel- en registermechanieken die zich aan de zijde van de windladen bevonden (het gedeelte van de wellenborden naar de windladen). De omvang van die fase was toen beperkt vanwege het beperkte budget binnen de toenmalige BRRM-regeling (Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten).
Bij de ingebruikneming werd ook het boek “Een orgel in de steigers. De restauratie van het Hinsz-orgel in de Martinikerk van Bolsward (2015-2016)”, onder eindredactie van Cees de Rouwe, gepresenteerd. In dit boek worden alle wetenswaardigheden, verhalen en details over de restauratie beschreven. Dit artikel beperkt zich de hoofdzaken, de meer geïnteresseerde lezer wordt dit boek van harte aanbevolen.
Bij de restauratie werden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
– Het respecteren van de historisch gegroeide situatie vanaf de oorsprong in het jaar 1781 tot en met de restauratie van 1955;
– Behoud van het derde manuaal, in 1861 toegevoegd bij de ombouw en de vergroting van het orgel;
– Behoud van dispositiewijzigingen en enkele verworvenheden uit de restauratie van 1955;
– Respecteren van de kleurige afwerking op orgelkassen en beeldengroepen.
Op 31 augustus 2015 werd begonnen met de demontage van het orgel en werden alle onderdelen en het pijpwerk gedocumenteerd. Alle zes balgen werden gerestaureerd en de balginstelling werd dusdanig gewijzigd dat het weer mogelijk werd met getreden wind te spelen. Alle 3186 pijpen werden schoongemaakt en waar nodig hersteld. Voor alle tongwerken werden nieuwe kelen vervaardigd. Deze waren modern en daarom te dun om een goede, volle toon te geven. Alle frontpijpen werden opnieuw beplakt met een weinig glimmende soort folie (om zo een ‘oude’ uitstraling van het orgel te behouden). Alle kieren en scheuren in het houtwerk werden zoveel mogelijk gedicht en de eiken delen van de kas werden opnieuw in de was gezet. Alle mechanieken werden ingrijpend gerestaureerd en waar nodig werd het ivoren toetsenbeleg hersteld. De winddruk werd verlaagd naar 70 mm.
Heel bijzonder was de al op de voorpagina vermelde schenking door Ton Koopman van een 17e-eeuws pedaalklavier. Dit klavier kwam uit de failliete boedel van orgelmaker Pels. Dit nieuws werd in september 2016 gedeeld op Facebook en kwam Wim Dijkstra, werkzaam bij Bakker & Timmenga, enigszins bekend voor. Hij was toen net zelf bezig met de reconstructie van een pedaalklavier voor het Hardorff-orgel (1876) in de Nicolaaskerk van Hantum. Aan de krul van de wang en de boventoetsen herkende hij de makelij van Hardorff. Ad Fahner – het orgelhistorische geheugen van Fryslân – heeft een vermoeden van de herkomst. In 1961 restaureerde de firma Vaas & Bron het Hardorff-orgel van Easterlittens (Oosterlittens). Het is mogelijk dat het originele pedaalklavier toen is vervangen door een standaard (Mechels) exemplaar. Door de overname van Vaas & Bron door Pels kan het pedaalklavier in de boedel van Pels terecht zijn gekomen. Ton Koopman heeft het pedaal vervolgens uit de failliete boedel van Pels overgenomen. Mocht dit alles kloppen, dan bezit het Hinsz-orgel in Bolsward nu het oorspronkelijke pedaal van Easterlittens...
Voorafgaand aan de restauratie vond ook een uitgebreid kleuronderzoek plaats door Peter Dijkman en Claudia Junge. Daardoor werd duidelijk dat de orgelkas oorspronkelijk was voorzien van een donker roodbruine lak. Zeer waarschijnlijk is deze lak door Van Dam in 1861 verwijderd en kreeg het orgel het huidige (en gehandhaafde) uiterlijk. In 1988 werden (onder andere) alle beelden zeer onzorgvuldig met witte muurverf overgeschilderd. De ‘te witte’ beelden en andere delen van het orgel worden teruggebracht naar de oorspronkelijke lichtbeige tint. In “Een orgel in de steigers” wordt het voorgaande meer uitgebreid beschreven door de algemeen directeur van Flentrop, Erik Winkel.
Ter aanvulling op het eerder genoemde boek, stelde ik adviseur Aart Bergwerff een aantal vragen.
In Harlingen is het Hinsz-orgel gereconstrueerd naar de originele situatie van 1776. Was dit voor Bolsward ook een optie?
“Nee, kort en krachtig gezegd. De situatie in Bolsward is wezenlijk anders dan in Harlingen. Hoewel de orgels in oorsprong zeer veel op elkaar lijken, is het orgel in Bolsward getekend door de uitbreiding met een Bovenwerk door Van Dam in 1861, waarbij Van Dam ook zijn sporen heeft achtergelaten in de intonatie van Hinsz. Het jaar 1861 is daarmee een markering in de geschiedenis van het instrument, die je niet zou moeten en willen wegpoetsen. Bij de huidige restauratie zijn we zelfs nog verder gegaan: ook de restauratie van Flentrop (1954-1955), inmiddels ook meer dan 60 jaar geleden, is ook als onderdeel van de gegroeide geschiedenis van het orgel gerespecteerd. Het uitgangspunt van de huidige restauratie was dus: Hinsz, 1781 – Van Dam, 1861 – Flentrop, 1955.”
Wat is er van de restauratie in 1955 door Flentrop behouden gebleven en wat niet? Wat is er toen in de klank gewijzigd?
“In de huidige restauratie zijn de dispositiewijzigingen van Flentrop uit 1955 gehandhaafd. Dit betreft de dispositie van het Rugwerk waar Flentrop in 1955 een nieuwe Sexquialter en een nieuwe Scherp heeft geplaatst. Dit pijpwerk heeft duidelijk de factuur en klank van de neobarok, maar is nu in klank beter ingepast bij het historische pijpwerk van Hinsz en Van Dam. In 1955 zijn – naar de inzichten van die tijd – alle tongen van de tongwerken van Hinsz vervangen door nieuwe exemplaren. Met de kennis en ervaring van nu hebben we thans opnieuw alle tongen van de tongwerken vernieuwd, maar nu volgens de oorspronkelijke maatvoeringen. Ook zijn er nu nieuwe schalbekers voor de Vox Humana 8 voet van het Hoofdwerk gemaakt; de oorspronkelijke bekers van Hinsz waren eveneens in 1955 vervangen. In de technische aanleg
zijn de speelmechanieken weer teruggebracht naar de oorspronkelijke detaillering van Hinsz. In 1955 waren deze door Flentrop vervangen door mechanieken in de toenmalige ‘huisstijl’.
In de restauratie van 1955 is er door Flentrop naar beste kennen en kunnen gehandeld, naar de kennis en inzicht van zaken van toen. Nu, 60 jaar later, valt het niet te ontkennen dat de restauratiepraktijk van toen sterk gekleurd was
door de ontwikkelingen in de nieuwbouw van orgels, de zogenoemde neobarok. Het zou gemakkelijk zijn om deze ingreep nu te veroordelen maar dat is niet eerlijk. Na de neobarok is er inhoudelijke een heroriëntatie gekomen op de historische orgelbouw en daarmee ook op de restauratiepraktijk. De tongen van Flentrop passen anno 2016 niet meer in het klankbeeld en waren te dun om een stabiele en resonansvolle toon te produceren. Met de kennis en ervaring van de restauratie van Harlingen (afgerond in 2011) heeft de orgelmaker proeftonen gemaakt voor de verschillende tongwerken en hebben we uiteindelijk alle tongen vernieuwd. Het resultaat is een enorme rijk palet aan tongwerkenklank, zowel in het solistisch gebruik als in ensemblespel.”
Na de restauratie van 1955 bezat het Bovenwerk een Prestant 4 voet, in plaats van de Salicet 4 voet van Van Dam. Is de Salicet nu weer geherintoneerd naar Van Dam?
“Nee, in 1955 is het register alleen Prestant 4vt genoemd, ook weer geheel passend in de tijd van de neobarok, waar ‘strijkers’ eigenlijk ‘not done’ waren. Bij deze restauratie hebben we het register gewoon weer Salicet 4vt genoemd.”
Welke balans is er in Bolsward tussen Hinsz en Van Dam en welke overwegingen zijn daarbij gemaakt?
“In Bolsward heeft Van Dam ook zijn sporen achtergelaten in het werk en de intonatie van Hinsz. Dat maakt mede dat er, ondanks de grote verschillen in aanleg, toch sprake is van een homogeen instrument. Overigens niet in de laatste plaats door de fraaie akoestiek in de Martinikerk. In Bolsward is dus ook in dit opzicht bewust gekozen voor het handhaven van de gegroeide klanktechnische intonatie. Ook hierin is dus het eerder genoemde gekozen uitgangspunt voor de restauratie gevolgd.”
Tijdens de werkzaamheden van Van Dam in 1861 is de originele donkerroodbruine afwerking van de orgelkast vervangen door het huidige blanke eikenhout met een meubelwas. Welke overwegingen zijn er gemaakt om dit blanke eikenhout te handhaven?
“Voor wat betreft de kleurige afwerking van de orgelkas hebben we voorafgaande aan de restauratie gedegen kleuronderzoek laten doen door het echtpaar Peter en Claudia Dijkman-Junge uit Utrecht. Zij hebben een rapport uitgebracht over de verschillende afwerklagen van op de orgelkas en op de beelden en ornamenten. Daaruit blijkt inderdaad dat er op de eikenhouten kas oorspronkelijk sprake is geweest van een donkerroodbruine afwerking in glacé of lak. De keuze om nu de huidige afwerking van het eikenhout met bijenwas te handhaven is ook weer ingegeven door het gekozen uitgangspunt voor de restauratie: in technisch en in klanktechnisch opzicht zijn we niet teruggekeerd naar de oorsprong van het instrument, en dat uitgangspunt hebben we ook doorgevoerd voor de kleurige afwerking. Dat maakt dat de restauratie nu eenduidig is en niet hinkt op verschillende gedachten.”
Hoe is de klank veranderd ten opzichte van vóór de restauratie?
“De klank is homogener geworden, het klankconcept sluit nu beter en er zijn geen uitschieters meer. De oorspronkelijke winddruk is hersteld. Het gevoel van de adviseurs en de orgelmaker dat de winddruk te hoog was werd bevestigd door de vondst van de originele gewichten voor de balgen. Toen we deze gewichten in de balgenkamer vonden gaven die uiteindelijke de juiste druk aan van 70 mm. Met de verlaging van de druk is de resonans van het pijpwerk toegenomen. De klank van de verschillende registers en families mengt zich nu veel beter dan voorheen. Eigenlijk is het net als met zingen: draagkracht en resonans worden bereikt vanuit de ontspanning en niet vanuit kracht of het aantal decibels.”
Ten slotte een bericht uit 1781, waar ik mij van harte bij aansluit:
“(...) Wy sluiten deze bekendmaking met dezen wensch: dat ‘t openbaargezang onzer Gemeente, gelyk door dit schoone Orgelwerk: alzoo ook door een geest van verstandige, en waare godsdienstigheid, sierlyk in de oogen van God en zyne Engelen, altoos bestierd worde, en de heere met zyne genadige en ontzagchelyke tegenwoordigheid, onder onze lofzangen bestendig woone!”
Peter van der Zwaag
Dank aan Aart Bergwerff voor zijn bereidwilligheid en alle aangeleverde informatie.