ok2017menu




Verborgen verleden van het Strubbe-orgel
in Noardburgum (Noordbergum)
Friese Orgelkrant 2017
 

Samen met hobby-fotograaf Riemer G. van der Veen heb ik in 2016 zo’n 50 tot 55 Friese kerken bezocht om foto’s van het orgel te nemen. Vanwege het jubileumboek dat de Stichting Organum Frisicum in 2019 ter gelegenheid van haar 25-jarig bestaan wil publiceren, ging het in een groot aantal gevallen om orgels die na 1945 zijn gebouwd. Zo belandden we in mei van het vorig jaar ook in de gereformeerd-vrijgemaakte Immanuëlkerk van Noardburgum. In deze kerk staat het enige orgel van orgelbouwer Strubbe uit Vinkeveen dat de provincie Fryslân rijk is. Organist Beihuisen maakte me nieuwsgierig naar de roots van het orgel. In dit artikel wordt getracht de herkomst van het Noardburgumer orgel te traceren. Op hoofdlijnen is die wel duidelijk, maar voor sommige details is dat niet het geval. Nader onderzoek ter plekke in het orgel is nodig om de laatste feiten boven water te krijgen.

De zoektocht

Voor dit artikel is geprobeerd met behulp van schriftelijke en mondelinge bronnen de herkomst van het orgel te achterhalen. Daarbij zijn diverse personen behulpzaam geweest. De eerste persoon die interessante informatie over het Strubbe-orgel van Noardburgum verschafte, was de heer Jan Beihuisen uit Hurdegaryp. Hij is organist van de Immanuëlkerk in Noardburgum en was in 1997 bij de overplaatsing van het orgel naar Noardburgum als organist toegevoegd lid van de orgeladviescommissie (OAC). Voor de OAC stelden de adviseurs Arie Goud en Roelof van Luit een rapport op. Dat rapport bevatte ook belangwekkende gegevens voor dit artikel. Met Jan Beihuisen en Roelof van Luit heb ik diverse malen contact gehad. Mevrouw Coby de Jong-Strubbe heeft persoonlijke gegevens over haar vader, de orgelbouwer Hendrik Strubbe, verstrekt. Een belangrijke informant was ook de heer Cor Zijlstra, voormalig lid van de Commissie van Beheer (in bouwkundige en orgelaangelegenheden) van de gereformeerde gemeente ‘synodaal’ in Drachten. Omdat hij tevens organist van die gemeente was, kon hij het nodige vertellen over de komst van het Strubbe-orgel in 1977 naar Drachten.

De oorsprong van het Strubbe-orgel in Noardburgum ligt in Wijk bij Duurstede. Met hulp van de heer Van Ginkel, de huidige cantor-organist van de rooms-katholieke Johannes de Doperkerk in Wijk bij Duurstede, wisten we enkele onduidelijkheden in de geschiedenis van het orgel op te lossen. In Utrecht hebben we het bedrijfsarchief van Strubbe, dat zich in het Utrechts Orgelarchief bevindt, kunnen raadplegen. De heer Frans Sellies diende ons er van advies. Hier kwamen we meer te weten over de plaatsing van het orgel in Drachten (1977). Tenslotte hebben we contact gehad met orgelbouwer Sicco Steendam uit Roodeschool. Deze plaatste het Strubbe-orgel uit Drachten in Noardburgum. Bovendien plaatste hij het Strubbeorgel uit Tholen over naar Krimpen aan den IJssel. De geschiedenis van deze beide orgels, in Noardburgum en Krimpen aan den IJssel, gaat terug op het Maarschalkerweerd-orgel van Wijk bij Duurstede en beide orgels bevatten historisch materiaal uit het Maarschalkerweerd-orgel van 1873. Daarom was Steendam voor ons een belangrijke informant. Uiteraard hebben we ook boeken, websites, tijdschriften en archieven geraadpleegd. We noemen het boek ‘Maarschalkerweerd & Zoon. Orgelmakers te Utrecht’ van Jos Laus, de jaargangen 1959 tot en met 1978 van Het Orgel en naast het al genoemde Utrechts Orgelarchief het Friese Orgelarchief (dat zich in Tresoar te Leeuwarden bevindt) en het bedrijfsarchief van orgelbouwer Jos Vermeulen in Zaandam bij Flentrop Orgelbouw. De belangrijkste internetsite die wij regelmatig raadpleegden, was orgbase.nl van Piet Bron. We hebben zoveel mogelijk geprobeerd van personen verkregen informatie te controleren met geschreven bronnen. Alle personen en instellingen die mij van dienst geweest zijn bij het verzamelen van gegevens over de historie van het Strubbe-orgel in Noardburgum wil ik daarvoor van harte bedanken.

Wat hierna volgt is een beeld van de geschiedenis van het Noardburgumer orgel zoals dat uit de verkregen informatie oprijst. We vermelden niet de informatie uit elke bron afzonderlijk en ook niet de detailverschillen die zich soms voordeden. Ter wille van de leesbaarheid proberen we een doorlopend geschiedenisverhaal, dat langs Wijk bij Duurstede, Drachten en Noardburgum voert, te schetsen.

Het begin in Wijk bij Duurstede

Het Strubbe-orgel dat in 1997 naar de Noardburgumer Immanuëlkerk werd overgeplaatst, was afkomstig uit de voormalige kerk De Opdracht in Drachten, maar de geschiedenis van het instrument gaat echter nog verder terug. Het begint ligt in 1873 als de orgelmakerij Maarschalkerweerd & Zoon een orgel levert aan de rooms-katholieke Johannes de Doperkerk in Wijk bij Duurstede. Met de bouw van deze kerk werd in 1826 begonnen en in 1833-34 werd het gebouw, een waterstaatskerk, in gebruik genomen. In 1907 en 1937 werd het exterieur van de kerk gewijzigd en met de ‘aanpassing’ van het interieur in 1969 is de situatie ontstaan zoals die heden ten dage is. Van een waterstaatskerk is geen sprake meer. Het orgel van 1873 was een mechanisch instrument met 15 stemmen, twee manualen en een aangehangen pedaal. Het had de volgende dispositie:

Hoofdwerk: Bourdon 16 voet, Prestant 8 voet, Fluit Travers 8 voet, Roerfluit 8 voet, Octaaf 4 voet, Fluit 4 voet, Quint 3 voet, Octaaf 2 voet, Mixtuur 2-3 sterk, Trompet 8 voet.
In of vlak voor 1885 zou de Quint 3 voet door een Nasard 2 2/3 voet vervangen zijn. In het archief van zowel Strubbe als Vermeulen vond ik de dispositie van het Maarschalkerweerd-orgel uit 1873 met een Nasard 2 2/3 en niet met een Quint 3 genoteerd. Achter de Trompet 8 voet schreef Strubbe tussen haakjes ‘verdwenen’.

Bovenwerk: Prestant 8 voet, Viola di Gamba 8 voet, Holpijp 8 voet, Salicet 4 voet, Roerfluit 4 voet.
Dit stemt overeen met wat Strubbe in zijn aantekeningen noteerde. Vermeulen vermeldt in een ongedateerde notitie, die evenwel van 1969 of vlak daarna moet zijn, een Quint 22/3 voet in plaats van een Salicet, elders noteert ook hij een Salicet.

Pedaal: aangehangen. Koppelingen: HW-BW, Ped-HW en Ped-BW.

We kunnen er derhalve van uitgaan, dat de hierboven vermelde dispositie (met een Nasard in plaats van een Quint) de dispositie was op het moment dat het gemodificeerde Maarschalkerweerd-orgel in 1969 uit de rooms-katholieke Johannes de Doperkerk van Wijk bij Duurstede verdween. Enige onduidelijkheid ontstaat er behalve over de Salicet van het bovenwerk omtrent de Mixtuur van het hoofdwerk: zowel de website orgbase als Strubbe noteren II–III maar Vermeulen noteert in april en juli 1937 III–IV, echter rond 1969 II. Hoe de orgelkas van het oorspronkelijke Maarschalkerweerd-orgel er uit zag, daar kunnen we slechts naar gissen. Er is een ontwerptekening, gedateerd 1971, bekend (zie afbeelding), maar wat er van dat ontwerp daadwerkelijk is gerealiseerd, is mij onbekend.

Tot 1937/38 heeft dit instrument uit 1873 dienst gedaan. Bij de verbouwing van toen verdween de oorspronkelijke orgelkas. Het orgel kreeg een open opstelling en een elektropneumatische tractuur. Wat er met de originele kast c.q. het oorspronkelijke front is gebeurd, ben ik niet aan de weet gekomen. Dat de kas omstreeks 1950 zou zijn verdwenen, zoals de website kerk-enorgel aangeeft, is volgens mijn informatie beslist onjuist. Het door Jos Vermeulen (Alkmaar) gewijzigde orgel heeft tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw gefunctioneerd. In 1969 werd het interieur van de Johannes de Doperkerk verbouwd en heringericht. Toen werd het Maarschalkerweerd/Vermeulen-orgel buiten gebruik gesteld en van de koorzolder verwijderd. Datzelfde jaar werd een het elektronische orgel beneden in de kerk geplaatst. Vervolgens is het ‘oude ‘ orgel aan de firma Strubbe verkocht. In 1977 leverde orgelbouwer Jos H. Vermeulen uit Alkmaar aan de kerk in Wijk bij Duurstede een orgel uit 1963 dat destijds door dezelfde orgelbouwer nieuw geleverd was aan het Sint-Antoniusziekenhuis in Utrecht. Het ging om een tweeklaviers orgel met elektrische tractuur (19/II/vP).

Nieuwe kas

In het archief van orgelbouwer Jos Vermeulen uit Alkmaar bevindt zich een brief van 17 april 1969 Daarin schrijft hij: “In 1939 schreef onze firma aan het Kerkbestuur: ‘Het orgel is in een goede conditie en kan zonder meer overgeplaatst worden naar de nieuwe kerk’. Maar omdat bij het handhaven van de oude opstelling het achterraam geheel door het orgel bedekt zou worden, besliste het Kerkbestuur in overleg met de adviseur dat het orgel verbouwd moest worden waardoor de oude orgelkast en het mechanische systeem kwamen te vervellen. De sleepladen en het pijpwerk bleven gespaard.” Vervolgens stelt Vermeulen dat het door zijn orgelmakerij gewijzigde Maarschalkerweerd-orgel op dat moment (1969) in een “zeer desolate toestand” verkeert. Hij vervolgt: “Nu het Kerkbestuur overweegt het orgel en de zangers op- of in de nabijheid van het priesterkoor te plaatsen, adviseren wij U het bestaande orgel, dat in wezen een zeer goed orgel is, te laten restaureren en om te bouwen waardoor het voor uw kerk een zeer goed instrument is met een onbeperkte levensduur”. Vervolgens omschrijft hij de uit te voeren restauratiewerkzaamheden:

- een nieuwe orgelkast van hardhout;
- nieuwe luchtvoorziening;
- ombouw naar het ‘electro-mechanische systeem’;
- herstel en hergebruik van de sleepladen, en
- hergebruik van het pijpwerk.

Daarmee zal, volgens Vermeulen, het orgel – behoudens de vroegere monumentale orgelkast – het orgel weer in zijn oude luister hersteld worden. Geraamde kosten fl. 48000,00 inclusief btw.

Maar zo ging het niet. Er kwam een elektronicum en het Maarschalkerweerd/Vermeulenorgel van 1938 met de ‘open opstelling’, werd buiten gebruik gesteld. In 1969 zijn de windladen en pijpen van het Maarschalkerweerd-orgel rechtstreeks aan de orgelbouwer H. Strubbe in Vinkeveen verkocht. Dat het Maarschalkerweerd-orgel daarmee spoorloos verdween, slechts enkele registers pijpwerk van het bovenwerk verkocht zouden zijn en het merendeel vernietigd is, zoals het tijdschrift Het Orgel in jaargang 1970 (op bladzijde 214) vermeldt, is volgens meerdere bronnen onjuist. Strubbe gebruikte de windladen en het pijpwerk van het Maarschalkerweerd-orgel om twee nieuwe orgels te maken: één voor Tholen (1973-1974) en één voor Drachten (1977 of iets eerder). Jos Laus spreekt van tien registers in het nieuwe orgel van Tholen. In het Strubbe-orgel van Noardburgum bevinden zich zo goed als zeker vier registers uit 1873. Daarmee zijn zo goed als alle 15 Maarschalkerweerd-registers uit Wijk bij Duurstede getraceerd. Hopelijk kan dat door nader onderzoek ondubbelzinnig worden geverifieerd.

Orgelbouwer Hendrik Strubbe

Hendrik Strubbe (1926-1997) had een kleine orgelmakerij die gespecialiseerd was in het ambachtelijk vervaardigen van kleine, mechanische (kerk)orgels. Aanvankelijk was zijn orgelmakerij gevestigd in Waverveen. In 1966 werd die overgeplaatst naar zijn geboorteplaats Vinkeveen. Geruime tijd was J. Leeflang, afkomstig uit Waveren, zijn enige werknemer. Wie deze Leeflang was hebben we niet kunnen achterhalen. In de familie van de Apeldoornse orgelbouwer Ernst Leeflang is deze werknemer van Strubbe niet bekend. Volgens mevrouw Coby de Jong-Strubbe, oudste kind van de orgelbouwer, zou dat kunnen kloppen want J. Leeflang was geen familie van orgelbouwer Ernst Leeflang. Over deze werknemer van Strubbe kon zij verder alleen nog vertellen dat zijn oorspronkelijke beroep timmerman was. Door hetgeen zij over haar vader vertelde en op basis van het Strubbe-archief (waarin onder meer een interview in het Amstellands Nieuws-blad van 15 januari 1992) kan de volgende schets van Strubbe’s leven worden gegeven.

Hendrik Strubbe werd geboren in Vinkeveen op 26 februari 1926 en hij overleed er op 28 juli 1997. Hij kwam uit een orthodox protestants arbeidersgezin met 5 kinderen. Na de lagere school schoolde hij zich door het volgen van avondonderwijs en -cursussen. Zijn interesse voor klassieke orgelmuziek was groot. Hij speelde zelf ook orgel. Onbekend is van wie hij zijn muzikaliteit erfde, misschien van zijn vader, maar niemand in het gezin van zijn ouders hield zich (professioneel) met muziek bezig. Nadat Hendrik bij de orgelbouwers Van Vulpen was gaan werken, volgde hij via deze werkgever een opleiding orgelbouw toen hij 23-24 jaar was. Niet lang daarna ging hij bij een andere orgelmakerij in Utrecht (De Koff ?) werken. Na 7 à 8 jaar bij een baas te hebben gewerkt, begon hij voor zichzelf. Dat zou volgens zeggen in 1957 geweest zijn, maar in een uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel staat echter 26 september 1954 vermeld als vestigingsdatum van Strubbe’s onderneming. Het ging om een vennootschap onder firma. Behalve Hendrik Strubbe zelf was zijn echtgenote Matje Verhoek, geboren 9 april 1925, vennoot. Zij was in het bezit van een middenstandsdiploma waardoor het echtpaar een onderneming kon beginnen. Zij nam de zakelijke kant van het bedrijf voor haar rekening. Het vak van orgelbouwer leerde Strubbe dus als werknemer bij Stichtse Orgelmakerijen. Zijn nieuwe onderneming groeide en bloeide tot in de zeventiger jaren van de vorige eeuw. Daarna was er als gevolg de eerste oliecrisis (1973) sprake van stagnatie. Daarop startte Strubbe een cursus ‘orgelbouw voor doe-het-zelvers’ en verwierf hij een vergunning om kleine orgelonderdelen te mogen verkopen. Zijn orgelmakerij heeft bestaan tot 1995, dus tot twee jaar voor zijn overlijden.

Jos Laus verwijst in zijn boek over de Orgelmakers Maarschalkerweerd & Zoon in het register van personen één keer naar Strubbe. Op bladzijde 499 vinden we in de werklijst van Maarschalkerweerd & Zoon: ‘1873 Wijk bij Duurstede H. Joannes de Doper. Niet meer aanwezig. Rond 1930 [sic] gewijzigd door Jos. Vermeulen te Alkmaar; een tiental registers werd in 1973 gebruikt voor de bouw van een nieuw orgel in het gebouw van de Gereformeerde Gemeente te Tholen. Deze werkzaamheden werden uitgevoerd door H. Strubbe te Vinkeveen.’ Dit impliceert een bevestiging van het feit dat Strubbe in 1969 het binnenwerk van het Maarschalkerweerd-orgel uit Wijk bij Duurstede heeft gekocht. Drachten en Noardburgum worden echter in Laus’ boek niet genoemd.

Mevrouw Coby de Jong weet niet exact hoe het bedrijf van haar vader beëindigd. Zij herinnert zich dat R(inze) R. Witteveen in elk geval enige werktuigen en materialen overnam en waarschijnlijk ook een groot deel van de orderportefeuille en klantenkring. In het bedrijfsarchief van Strubbe te Utrecht bevindt zich een brief van 21 februari 1996 waarin Strubbe meedeelt zijn werkzaamheden te willen beëindigen en dat R.R. Witteveen in Wageningen zijn orgelmakerij overneemt. Rinze Witteveen zelf zegt in een interview met ‘Kijk op Oost-Nederland’ (van januari/februari 2010) dat hij in 1995 door orgelbouwer Strubbe uit Vinkeveen die wilde stoppen, werd gebeld. “Hij vroeg me of ik zijn orgelzaak wilde overnemen. Ik heb ‘ja’ gezegd en ik had in één klap het onderhoud van veertig kerkorgels”. Witteveen is van huis uit computertechnicus, maar heeft zich, als autodidact, helemaal toegelegd op het bouwen van kerkorgels volgens traditionele ambachtelijke werkwijze. Inmiddels heeft hij zijn orgelmakerij verplaatst naar ’t Loo, gemeente Oldebroek, aan de rand van de Veluwe in het Noordwesten van de provincie Gelderland..

Met behulp van de website www.orgbase.nl is een onvolledige indruk te krijgen van Hendrik Strubbe’s oeuvre. Als op de openingspagina bij 'Zoek op orgelbouwer' in de tekstbalk ‘Strubbe’ als zoeksleutel wordt ingetypt, dan resulteert er een overzicht van 24 orgels in 22 verschillende plaatsen. Het overzicht is niet helemaal volledig omdat alleen de thans nog aanwezige Strubbeorgels worden vermeld. Voormalige orgels van Strubbe worden waar mogelijk – maar niet altijd – na het doorklikken op een orgelnummer vermeld. Zo is het vroegere Strubbe-orgel van Tholen onder Krimpen aan den IJssel te vinden.

De Opdracht in Drachten

Strubbe gebruikte dus de windladen en het pijpwerk van het Maarschalkerweerd-orgel om twee nieuwe orgels te maken en één daarvan was voor Drachten (gemaakt 1977 of iets eerder), voor de gereformeerde kerk (synodaal) De Opdracht. Deze kerk werd in 1977 gebouwd. Het betrof de verbouw van een bedrijfshal tot kerk aan de Stationsweg 150. De kerk had een rechthoekige vorm met aan de beide lange zijden een uitbouw waardoor een soort kruisvorm ontstond (google op “gereformeerde kerk De Opdracht in Drachten”). Het orgel van Strubbe werd aan de korte rechthoekzijde voorin de kerk, waar ook de preekstoel zich bevond, opgesteld. Wie plaatste het instrument in de nieuwe kerk? Dat gebeurde door de locale orgelbouwer S. Haarsma, zo is me gesuggereerd. Maar zo ging het niet.

In het Utrechts Orgelarchief, waarin het bedrijfsarchief van Strubbe is opgenomen, bevindt zich correspondentie omtrent de levering door Strubbe van het orgel aan De Opdracht. Op 14 september 1976 schrijft Strubbe naar aanleiding van een advertentie in het dagblad Trouw een brief aan de gereformeerde Commissie van Beheer in Drachten en daarin biedt hij te koop aan een ‘degelijk een-klaviers gerestaureerd mechanisch kerkorgel met aangehangen pedaal en overpassende bank van 6 1/2 stem.’ Dan vermeldt hij de dispositie en vervolgt: ‘De lade uit 1873 met het pijpwerk, op de Quint 2 2/3 en de Mixtuur na, zijn gerestaureerd en zeer gaaf. De kast, speel- en registermechanieken zijn nieuw.’ Strubbe biedt het orgel in de brief aan voor een prijs van 21000,- gulden exclusief btw maar inclusief transport en plaatsing. De garantie is vijf jaar op voorwaarde dat de stem- en onderhoudswerkzaamheden door Strubbe worden uitgevoerd.

Per schrijven van 8 oktober 1976 krijgt Strubbe antwoord van de Kerke(n)raad Algemene Zaken van de Gereformeerde Kerk in Drachten. Voorzitter H. Huyzer en sekretaris [sic] P. Veenstra delen mee, dat het hun genoegen doet de offerte van 14 september 1976 te accepteren. Zij schrijven: ‘Overeenkomstig deze offerte levert u ons dit orgel van 6 1/2 stem voor de prijs van f 21000,- excl. btw, inclusief transport en plaatsing.’ Ten aanzien van de garantie voor 5 jaar wordt opgemerkt, dat de Drachtster kerkenraad aanneemt, dat deze geldt onder ‘voor kerkgebouwen normale omstandigheden van wisselende verwarming door C.V.’ In een reactie vraagt Strubbe om een bedrag van 2478 gulden als waarborg, binnen een maand te betalen. Op 31 mei 1977 stuurt Strubbe samen met de overeenkomst inzake stemmen en onderhoud het restant van de nota. Van problemen rond levering en betaling van het orgel blijkt uit de correspondentie niets. In hetzelfde Utrechts Orgelarchief bevinden zich tabbladen (‘stemkaarten’) waarop Strubbe zoals te doen gebruikelijk de stem- en onderhoudswerkzaamheden aan de orgels die hij in portefeuille had, aantekende. Zo ook voor De Opdracht in Drachten. Op het betreffende blad staan de stembeurten van april 1978, augustus 1979 en augustus 1980 genoteerd. Er werden toen geen (andere) onderhoudswerkzaamheden verricht. Interessant is een extra notitie: “81 – gebeld. Men heeft voor alle geref. kerken van Drachten een plaatselijke orgelbouwer aangetrokken’

Hieruit concludeer ik dat Strubbe in 1977 zelf het orgel in De Opdracht heeft geplaatst en dat hij de eerste drie jaren volgens contract ook de stem- en onderhoudswerkzaamheden aan het instrument verzorgde. In werkelijkheid waren na 1981 volgens de heer Cor Zijlstra meerdere orgelbouwers betrokken bij het onderhouden en stemmen van de orgels in de Drachtster gereformeerde kerken, maar om haar moverende redenen heeft de gereformeerde gemeente (synodaal) van Drachten dat jaar het onderhoud en stemwerk van het Strubbe-orgel bij S. Haarsma ondergebracht. Het orgel van De Opdracht kende voor een deel historisch binnenwerk, maar de kast, speel- en registermechanieken waren nieuw, aldus Strubbe in zijn offerte. Volgens de heer Cor Zijlstra was het Strubbe-orgel echter wel nieuw, maar niet gloednieuw. Of het instrument een poos in de werkplaats van Strubbe heeft gestaan of elders korte tijd als orgel dienst heeft gedaan, is onbekend.

Zijlstra was destijds organist van de gereformeerde gemeente synodaal in Drachten en als bouwkundige lid van de Commissie van Beheer die ook orgelaangelegenheden in haar portefeuille had. Deze commissie bracht een bezoek aan de werkplaats van Strubbe en op grond van zijn waarneming stelt Zijlstra, dat het weliswaar om een pas gebouwd, maar niet gloednieuw orgel, ging. Niemand van de commissie had een fototoestel bij zich, daarom maakte Zijlstra een tekening van het orgel om het thuisfront een indruk van het uiterlijk te kunnen bieden. Of de orgelkas mogelijk door een ander dan Strubbe is vervaardigd, is ook onbekend maar lijkt niet waarschijnlijk. Het Strubbe-archief te Utrecht hielp ons hier niet verder: bij het materiaal over Drachten is maar één orgelfoto gevonden en daarvan is onduidelijk welk orgel er nu precies wordt afgebeeld. Ook tussen de vele orgeltekeningen in het Strubbe-archief is er niks van het Drachtster orgel aangetroffen.

Eerder zagen we al dat het – in de loop der jaren gewijzigde − Maarschalkerweerd-orgel te Wijk bij Duurstede in 1969 door Strubbe werd ingenomen. Uit dit orgel van oorspronkelijk 1873 kwamen de windlade en het pijpwerk van het Hoofdwerk in 1974 terecht in het Strubbe-orgel voor de Rehobothkerk te Tholen. Dat orgel staat sinds 2002 met een gewijzigde kas in Krimpen aan den IJssel. In Fryslân gaat de geschiedenis van het Maarschalkerweerd- orgel dus verder in 1977. Hier gebruikte Strubbe voor het instrument dat hij in de Drachtster kerk plaatste, de windlade en pijpwerk van het Bovenwerk uit Wijk bij Duurstede. Bij de plaatsing in 1977 kende het orgel de volgende dispositie:

Manuaal (C-F3): Prestant 8 voet (discant); Holfluit 8 voet (Maarschalkerweerd 1873), C-H hout; Prestant 4 voet (Maarschalkerweerd 1873); Roerfluit 4 voet (Maarschalkerweerd 1873); Quint 2 2/3 voet (discant), Octaaf 2 voet, Mixtuur 3 sterk (1 1/3 voet).

Pedaal (C-f1): aangehangen.

Het discantregister Prestant 8 voet was gecombineerd met de Holfluit 8 voet. Het nieuwe, mechanische instrument telde aldus tenminste drie registers van het Maarschalkerweerd-orgel uit 1873. Bovendien werd als windlade de sleeplade van het bovenwerk in Wijk bij Duurstede gebruikt. Enige tijd heb ik in navolging van de orgeladviescommissie in Noardburgum gedacht dat ook de Octaaf 2 voet van Maarschalkerweerd zou zijn, maar dat is volgens Sicco Steendam niet het geval (zie hierna).

De herkomst van de twee andere registers, de Quint en de Mixtuur, is onduidelijk. Waar die twee registers ook vandaan mogen komen, volgens Cor Zijlstra is de gegeven dispositie zonder twijfel die van 1977 toen het orgel in De Opdracht geplaatst werd.

In 1985 verrichtte orgelmaker Syb Haarsma uit Drachten, die het orgel sinds 1981 in onderhoud had, enkele werkzaamheden aan het orgel. De belangrijkste was de uitbreiding van de Prestant 8 voet tot een zelfstandig en volledig register. Volgens Cor Zijlstra gebruikte Haarsma voor dit register uit voorraad pijpwerk van elders, maar de afkomst van dat pijpwerk was en is hem onbekend. Sicco Steendam gaf een andere lezing. Volgens hem kon Haarsma simpelweg de orgelpijpen van de Prestant 8 voet uit 1973 aansluiten. De originele pijpen van dit register stonden ‘gewoon’ in het front en Haarsma hoefde dus geen andere orgelpijpen te gebruiken om het originele Prestantregister weer in zijn geheel als een zelfstandig register te laten klinken. Bij overplaatsing van Drachten naar Noardburgum kreeg het Strubbe-orgel geen andere pijpen voor de Prestant 8 voet. Dit register kan zijns inziens daarom vanaf 1985 als een Maarschalkerweerdregister geteld worden. Daarmee komt het aantal registers van Maarschalkerweerd-orgel in het Drachtster orgel sindsdien dus op vier. Volgens orgelbouwer Sicco Steendam zijn de Holfluit 8 voet, de Prestant 4 voet en de Roerfluit 4 voet inderdaad ook Bovenwerk-registers van het oorspronkelijke Maarschalkerweerd-orgel uit Wijk bij Duurstede. Van de Roerfluit is het duidelijk dat Strubbe die één op één overnam. Van de beide andere registers is dat niet direct duidelijk, maar volgens Sicco Steendam zette Strubbe eenvoudigweg een andere naam op het plaatje van de registerknop. Zo werd de Holpijp een Holfluit en de Salicet een Prestant. Een Holfluit is doorgaans open, een Holpijp gedekt, maar volgens Sicco Steendam heeft Strubbe het pijpwerk van de Holpijp niet veranderd. Blijft naast de Quint en de Mixtuur nog de Octaaf 2 voet over. Dit is volgens Sicco Steendam een nieuw register, vermoedelijk met pijpwerk van Stinkens, waarmee Strubbe vaker zaken deed, gemaakt.

Op de al eerder genoemde ‘stemkaart‘ in het Strubbe-archief te Utrecht voor het orgel in De Opdracht waaruit blijkt dat Haarsma het vanaf 1981 in onderhoud had, noteerde Strubbe onder de woorden ‘windlade van Maarschalkerweerd’ de vier registers Prestant 8 voet, Holfluit 8 voet, Roerfluit 4 voet en Prestant 4 voet. Na een lege regel volgt dan ‘Mixtuur’ en vervolgens noteerde Strubbe:
‘nieuw: Octaaf 2’. De Quint staat niet genoteerd. Hoewel geen keihard bewijs, is dit toch een duidelijke aanwijzing dat de Prestanten 8 voet en 4 voet, de Holfluit 8 voet en de Roerfluit 4 voet originele Maarschalkerweerd-registers zijn. De Octaaf 2 voet, de Mixtuur en de Quint zijn dan nieuwe registers. Of de beide laatstgenoemde registers mogelijkerwijs van De Koff zijn, valt op basis van de door mij geraadpleegde bronnen niet te zeggen. De Octaaf 2 voet zou dus heel goed door Strubbe nieuw gemaakt kunnen zijn.

Van Drachten naar Noardburgum

'De Opdracht' is in 1997 gesloten. Rond dat jaar werden nog twee Drachtster kerken gesloten. In 2002 werd De Opdracht gesloopt en één kerk (De Fontein) is toen verkocht. Eén nieuwe kerk, De Oase, kwam voor de drie gesloten kerken in de plaats. Het Stubbe-orgel werd verkocht aan de (kerkenraad van de) gereformeerd-vrijgemaakte gemeente in Noardburgum. Orgelmaker Sicco Steendam uit het Groninger Roodeschool, die naast twee andere orgelbouwers om een offerte was gevraagd, plaatste het instrument over van Drachten naar de vrijgemaakt gereformeerde Immanuëlkerk in Noardburgum. Deze kerk uit 1939 was oorspronkelijk gereformeerd (synodaal). In 1945 ging het gebouw over naar de vrijgemaakt gereformeerde kerk. De overgebleven ‘synodale gereformeerden’ mochten de ‘oude’ kerk nog gebruiken tot in 1949 hun nieuwe kerk gereed was. In 1975 werd de kerk verbouwd en uitgebreid. Er werd tot 1997 een elektronicum gebruikt, maar dat was aan vervanging toe. Er werd toen voor de aanschaf van een mechanisch pijporgel gekozen. Adviseurs van de orgeladviescommissie (OAC) in Noardbugum waren Arie Goud (Dokkum) en Roelof van Luit (destijds Zuidhorn). De registers Quint 2 2/3 voet en Mixtuur 3 sterk zijn volgens hen mogelijk afkomstig van orgelbouwer De Koff uit Utrecht. Uit het rapport van de adviseurs Goud en Van Luit zou men kunnen lezen, dat De Koff misschien ook voor de nieuwe mechaniek en de nieuwe orgelkas tekende, maar dat is op basis van het Strubbe-archief als zeer onwaarschijnlijk te beschouwen. Niettemin blijven er rond de vervaardiging van het Strubbe-orgel in de periode 1969-1977 enkele vragen bestaan. De dispositie bleef in 1997 ongewijzigd. Wél vond er technisch herstel plaats en werden enkele lelijke ‘uiterlijkheden’ verwijderd. Dit betekent dat de dispositie van het orgel in Noardburgum gelijk is aan die in Drachten vanaf 1985. Belangrijkste verbetering was restauratie van de lekke, oude windlade uit 1873. De extra kosten die met zich mee bracht, leidden ertoe dat de suggestie om de Quint en de Mixtuur op te schuiven en te herintoneren of zelfs te vervangen in de ijskast kwam.

De conclusie van de adviseurs in hun rapport voor de OAC luidt: ‘Wij vinden dit orgel een geschikte koop voor de kerk van Noordbergum. Het aantal stemmen is voldoende en de milde maar krachtige, dragende klank van dit orgel zal een wereld van verschil betekenen met de klank van het huidige elektronicum. Als het aangekocht kan worden, dan lijkt ons de volgende werkwijze het meest geschikt: overplaatsen en technisch herstel van de pulpeten, slepen en andere kleinigheden; en dan pas in de nieuwe ruimte beoordelen wat er met de winddruk kan, of er geherintoneerd moet worden en hoe de Mixtuur klinkt’. Het overplaatsen van het instrument naar Noardburgum en het speelklaar maken van het orgel werd door Steendam in 1997 op zo’n 24.000 gulden begroot. De kosten vielen echter hoger uit omdat de windlade helemaal gerestaureerd bleek te moeten worden. Ondanks het vervallen van enkele werkzaamheden die Steendam had voorgesteld, kwam het totaal van de herstelwerkzaamheden en de overplaatsing daardoor op meer dan 30.000 gulden uit. Het Strubbe-orgel heeft een mechanische toets- en registertractuur en kent thansde volgende dispositie:

Manuaal (C-F3): Prestant 8 voet; Holfluit 8 voet, C-H hout; Prestant 4 voet; Roerfluit 4 voet; Quint 2 2/3 voet (discant), Octaaf 2 voet en Mixtuur 3 sterk (1 1/3 voet)

Pedaal (C-f1): aangehangen.

Toelichting: De Prestant 8 voet, de Holfluit 8 voet, de Prestant 4 voet en de Roerfluit 4 voet zijn, zoals al eerder betoogd, afkomstig uit het Maarschalkerweerd-orgel van 1873 in de rooms-katholieke kerk van Wijk bij Duurstede. Het waren daar Bovenwerk-registers. Ook de lade van dat Bovenwerk bevindt zich in het orgel van Noardburgum en is zoals we zagen in 1997 gerestaureerd door Sicco Steendam. De registers Quint en Mixtuur zijn mogelijkerwijs afkomstig van De Koff uit Utrecht, maar waarop de adviseurs Goud en Van Luit die veronderstelling baseren, is niet duidelijk. De kas en de Octaaf 2 voet zijn zo goed als zeker door Strubbe nieuw gemaakt.

Het oorspronkelijk pedaalkoppel is vastgezet. De registerknop voor de koppel is nog aanwezig maar het pedaal is dus in feite aangehangen. In Drachten was dit ook al het geval.

Conclusies

Het verhaal van dit artikel begint bij een orgel dat Maarschalkerweerd in 1873 voor de roomskatholieke Johannes de Doperkerk in Wijk bij Duurstede bouwde. Dit orgel werd in 1938 grondig gewijzigd, maar windladen en pijpwerk bleven bewaard. In 1969 werd het gewijzigde orgel verkocht aan orgelbouwer Strubbe in Vinkeveen, die pijpwerk en windladen voor twee nieuwe orgels gebruikte. Eén van die twee kwam in 1977 in Drachten terecht en 20 jaar later in Noardburgum. De hoofdlijnen rond de geschiedenis van het Noardburgumer Strubbe-orgel zijn door de zoektocht die in dit artikel is geschetst, wel duidelijk geworden. De Bovenwerk-lade en vier registers uit 1973 zijn getraceerd als afkomstig uit het Maarschalkerweerd-orgel (1873) in Wijk bij Duurstede, dat in 1969 werd afgebroken en verkocht.

Enkele details met name uit de jaren 1969 tot 1977 zijn onopgehelderd gebleven, bijvoorbeeld de oorsprong van de registers Quint en Mixtuur die zich in het Noardbrgumer orgel bevinden. Ook mogelijke veranderingen in de samenstelling van de Mixtuur blijven een vraagteken en aangaande de herkomst van de Octaaf 2 voet zou bevestiging uit andere bron welkom zijn. Verder terug in de tijd is onopgelost gebleven hoe het oorspronkelijke Maarschalkerweerd-orgel in Wijk bij Duurstede er uit zag (van 1873 tot 1938). Afbeeldingen van het oorspronkelijk orgel heb ik helaas niet gevonden. Wel heeft cantororganist Tom van Ginkel een foto van het open front sinds 1938 gevonden. Wellicht kan dit artikel er bescheiden aan bijdragen dat meer gegevens boven water komen en nader onderzoek gedaan wordt om de geheimen die de geschiedenis van het orgel in de Immanuëlkerk te Noardburgum nog niet heeft prijs gegeven, te kunnen onthullen.

JOHAN SJOUKEMA


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard