ok2017menu




500 jaar Reformatie van Luther Friese Orgelkrant 2017
 

Dit jaar wordt herdacht dat de Duitse theoloog Maarten Luther op 31 oktober 500 jaar geleden 95 stellingen publiceerde. Met die stellingen zette hij zich af tegen de heersende doctrines van de katholieke kerk, met name tegen de genadeleer, het sacrament van de biecht en de praktijk van de aflaat. Hij geloofde in de vijf “sola’s”: sola fide, sola gratia, sola scriptura, solus Christus en soli Deo gloria. Het staat is onwaarschijnlijk dat de 95 stellingen op de deur van de slotkapel in Wittenberg (Duitsland) heeft gespijkerd, zoals ik op de Christelijk Nationale Lagere School leerde. Wel heeft Luther beoogd een discussie over de aflaat, de verwording in de kerk op gang te brengen en hervormingen binnen het christendom te bepleiten. Luther publiceerde zijn stellingen aanvankelijk niet in het Duits maar in het Latijn.

Uiteraard is ‘dé’ Reformatie van 1517 niet meer dan een momentopname in een ontwikkelingsproces dat al geruime tijd vóór dat jaar begon en nog geruime tijd zou voortduren. Luther bepleit in de lijn van het in Italië ontstane renaissancehumanisme persoonlijke vrijheid en rationaliteit: het geloof en de kennisname van de bijbel zijn mogelijk – zelfs wenselijk - zonder ‘interventie’ van het instituut kerk. Een nieuwe tijdgeest breekt definitief en onomkeerbaar door op het terrein van kerk en geloof. Luther werd door Paus Leo X geëxcommuniceerd en in 1521, na de Rijksdag van Worms, door Karel V in de rijksban gedaan en vogelvrij verklaard. Luther kon een jaar ‘onderduiken’ op de Wartburg dankzij de bescherming die hij van Frederik III van Saksen genoot. Op het kasteel de Wartburg bij Eisenach, de geboorteplaats van Johann Sebastian Bach, vertaalde Luther het nieuwe testament in het Duits. Als gevolg van de kerkscheuring besloot het Vaticaan te hervormen, wat leidde tot de Contrareformatie. De barok ontstond als kunststijl aan het eind van de 16e eeuw in Italië als onderdeel van de Contrareformatie. Het is ironisch dat de grootste barokcomponisten J.S. Bach en G.F. Händel niet-katholiek waren.

Maarten Luther (Eisleben 1483 – Eisleben 1546) was weliswaar in de eerste plaats theoloog, maar hij liet zijn licht schijnen over tal van maatschappelijke problemen: van armenzorg, de verhouding tussen kerk en staat, het vragen van rente tot onderwijs, prostitutie en het recht op politiek verzet. Onlangs doken zijn antisemitische opvattingen weer in het nieuws op. De uitvinding omstreeks 1450 van de boekdrukkunst in Duitsland heeft de verspreiding van Luthers denkbeelden sterk bevorderd. Voor een orgelstichting als Organum Frisicum gaat het bij de herdenking van 500 jaar Lutherse Reformatie in de eerste plaats om de orgelcultuur en niet om theologie en ‘sociale filosofie’. Muziek was voor Luther een belangrijk middel om de boodschap van de reformatie te verspreiden. Daarmee heeft hij grote invloed gehad op de muziekgeschiedenis.

Allereerst waren het de nieuwe liederen die Luther – voor een deel samen met anderen – componeerde. Het waren kerkelijke liederen in de volkstaal, bedoeld om het volk kennis bij te brengen over de bijbel en tegelijkertijd de boodschap van de reformatie over te brengen: lofzang, catechismus, gebed en verkondiging in één. Luther maakte melodieën van liederen, geen meerstemmige koorwerken. Deze liederen zetten componisten aan vocale en instrumentale werken te schrijven. Denk daarbij aan componisten als Johann Gottfried Walther, Michael Praetorius, Heinrich Schütz en later Dieterich Buxtehude en Johann Sebastian Bach. In 1524 verscheen het eerste boekje met Duitse kerkliederen. Vier van deze liederen zijn van de hand van Luther:
– Nun freut euch lieben Christen gmein;
– Ach Gott vom Himmel sieh darein;
– Es spricht nicht der Unweisen Mund wohl en
– Aus tiefer Not schrei ich zu Dir.

Na 1524 verschenen meer van zulke liedbundels. In 1528 zag “das Klugsche gesangbuc” het licht met daarin 53 liederen, waaronder (voor het eerst) “Ein feste Burg ist unser Gott” van Luther. Deze liederen en het ontstaan van een nieuwe liturgie hadden op termijn invloed op de orgelbouw: de orgels van na de reformatie werden op den duur vooral gebouwd voor gemeentezang. Andere registers werden uitgevonden die dit doel dienden. Dat Luther aan de wieg stond van al deze muzikale ontwikkelingen heeft hij nooit kunnen bevroeden.

Nederland, waar al vroeg (1520) in Woerden de eerste lutherse gemeente ontstond, kent een aantal prachtige orgels in lutherse kerken. Men denke aan het in 2014 gerestaureerde Bätzorgel (1830) in de Ronde Lutherse Kerk van Amsterdam. Of aan het Witte-orgel (1886) in de Oude Lutherse Kerk aan het Spui, eveneens in Amsterdam. In deze kerk is Christiaan de Vries, die in Franeker is geboren, als organist werkzaam. Na zijn middelbare schooltijd volgde hij de opleiding tot docerend musicus bij organist Theo Jellema aan het Groninger conservatorium. Vanaf 1995 was Christiaan de Vries in drie Friese plaatsen organist om vervolgens in 2004 Friesland te verlaten en aan het Rotterdams conservatorium bij Ben van Oosten tot uitvoerend musicus te worden opgeleid. Christiaan de Vries tekent in 2017 voor het slotconcert van de nationale orgeldag in Fryslân in de Jacobijnerkerk te Leeuwarden. In de Evangelisch-Lutherse Kerk van Den Haag staat een orgel uit 1762 van J.H.H. Bätz. In de Lutherse Kerk van Utrecht bevindt zich een Witte-orgel uit 1880. In de lutherse Andreaskerk van Rotterdam staat een orgel van K.B. Blank uit 1967 dat oorspronkelijk in de gereformeerde Noorderkerk te Sneek stond. Het had 14 stemmen met nog ruimte voor zes extra stemmen. In 1988 heeft Reil twee stemmen bijgeplaatst en bij de verhuizing naar Rotterdam in 2001 nog eens vier.
De Lutherse Kerk in de stad Groningen is een Van Oeckelen-orgel uit 1896 rijk. Aan een nieuw Bach-orgel in deze kerk wordt gewerkt. Volgens plan moet het in oktober van dit jaar klaar zijn. En de Lutherse Kerk in Leeuwarden, de enig overgebleven lutherse kerk van Fryslân, bezit een Van Dam-orgel uit 1869. In deze kerk was Theo Jellema van 1981 tot 1986 organist.

Luther en Bach

Johann Sebastian Bach werd in 1685 te Eisenach geboren. Maarten Luther bracht een deel van zijn leven eveneens in Eisenach door. Beiden zaten op hetzelfde gymnasium. Zoals in de inleiding al verteld, vertaalde Luther op het kasteel de Wartburg bij Eisenach het nieuwe testament in het Duits. Bach was als musicus verbonden aan lutherse gemeenten. Het langst was hij als cantor-organist verbonden aan de Thomaskirche in Leipig, van 1723 tot zijn dood in 1750. Naast muzieklessen gaf hij in Leipzig zowel catechese als Latijn. Niet alleen voor de kerk maar ook voor de stad moest hij muziek componeren. Hier componeerde hij naast vele andere werken voor de lutherse eredienst de passionen, waarvan de Matthäus Passion de bekendste is. De evangelieteksten (recitatieven) uit Mattheus 26 en 27 zijn – voor een groot deel zelfs letterlijk – rechtstreeks afkomstig van Luthers bijbelvertaling. De invloed van Luther op Bach is het onderwerp van een (luister)boek van 48 pagina’s plus 4 CD’s, samengesteld door Govert Jan Bach, Nederlands theoloog en psycholoog, die als psychotherapeut, programmamaker en publicist werkzaam is (geweest). Hij poneert de stelling dat Johann Sebastian Bach als componist een direct door Luther geïnspireerd gelovige was. Vijf jaar lang schrijft hij iedere week een cantate voor de zondagse eredienst. Daar werd niet altijd om gevraagd, maar ‘hij moest, hij kon niet anders’, zo gemotiveerd was Bach. Zijn geld gaf hij voornamelijk aan muziekinstrumenten en theologische boeken uit. Het verzamelde werk van Luther had Bach op een gegeven moment twee maal in zijn boekenkast staan. De Lutherbijbel van Bach is bewaard gebleven. Deze bijbel wordt ook wel de Calov-bijbel genoemd, naar Abraham Calovius die de driedelige uitgave verzorgde en aan de bijbeltekst kanttekeningen en commentaren toevoegde, waarvoor hij putte uit de werken van Luther. Overigens komt een facsimileheruitgave van deze ´Bach bijbel´, die er precies zo uitziet als het origineel − compleet met eigenhandige aantekeningen van Bach zelf − uit bij Wever Van Wijnen in Franeker. Als wij dit schrijven (medio februari 2017) is deze uitgave nog niet verschenen, maar ze is al wel te reserveren voor een bedrag van 5500 euro, eventueel in termijnbetalingen te voldoen.

Jan Zwart

Een van de bekendste lutherse organisten van ons land is nog altijd Jan Zwart. Bij de oudere orgelliefhebbers is hij waarschijnlijk vooral bekend door één van zijn leerlingen, te weten Feike Asma (1912-1984), die veel werken van Jan Zwart te gehore heeft gebracht, onder andere tijdens zijn vele concerten in Bolsward. Jan Zwart werd geboren in Zaandam op 20 augustus 1877 en overleed in zijn geboorteplaats op 13 juli 1937. Zijn vader was koopman Stoffel Zwart en zijn moeder heette Christina Bot. Hij trouwde met zijn nicht Catharina Zwart. Toen Jan 5 jaar was verhuisde het gezin Zwart naar Rotterdam. Orgellessen kreeg Jan Zwart van Van Eijk, Van Krieken en Hendrik de Vries. Na eerst organist geweest te zijn van de Gereformeerde Kerk aan de Westzeedijk in Rotterdam en van de Nederlandse Hervormde Kerk te Capelle aan den IJssel, werd hij in 1898 in dezelfde functie benoemd bij de Hersteld Evangelisch-Lutherse Kerk (‘De Kloof’) in Amsterdam. De hersteld evangelisch-lutherse gemeente was een orthodoxe afsplitsing (1791) van de evangelisch-lutherse kerk. Ook in Harlingen ontstond een hersteld evangelisch-lutherse gemeente. In 1952 kwam er weer één evangelisch-lutherse kerk in Nederland. Het aantal lutheranen in Nederland, sinds 2004 behorend tot de protestantse kerk in Nederland (PKN), bedraagt momenteel minder dan 10000 lidmaten, waarvan iets meer belijdende leden dan doopleden. Zwart moest om organist in Amsterdam te worden een vergelijkend examen in twee ronden doen. Bij dat examen waren H.F. Bos (de latere organist van de Domkerk in Utrecht), Cornelis de Wolf en Jan Zwart rivalen. De examencommissie was unaniem in haar keus voor Jan Zwart. Zwart, die van huis uit calvinistisch was, werd nu (dus) luthers. In het voormalige kerkgebouw aan de Kloverniersburgwal – vandaar ‘De Kloof’ – bevindt zich thans het Compagnietheater, de thuisbasis van het jaarlijkse Grachtenfestival. In deze kerk begon hij in 1914 tijdens de zomermaanden zijn wekelijkse orgelbespelingen, die hij tot zijn dood toe heeft voortgezet. Jan Zwart was de eerste Nederlandse organist die voor de radio speelde. Door zijn periodieke radiouitzendingen heeft hij een groot publiek weten te boeien en interesse voor het kerkorgel weten te wekken.

Jan Zwart bezat een aangeboren begaafdheid voor het orgel. Hij was dan ook allereerst organist en bouwde een repertoire op dat zijn weerga niet kende. Wat er in zijn tijd aan oude, klassieke en moderne orgelmuziek in druk voor handen was, is door hem is gespeeld: van Sweelinck, Bach, Franck tot en met Guilmant en Widor. Tijdens de eerste wereldoorlog begonnen met ‘orgelbespelingen’ zette hij deze spoedig om in officiële concerten waarin orgelcomposities werden gespeeld en niet arrangementen van oratoria en orkestwerken zoals vaak gebruikelijk was in die tijd. Hij zette zich voorts voorbeeldig in voor de toentertijd nieuwe Nederlandse orgelmuziek van De Wolf, Bonset, Andriessen, Bijster, Stam en vele anderen.

Daarmee zijn we aangeland bij een tweede aspect van Zwarts muzikale leven: dat van componist. Als componist had hij geen pretenties maar hij voelde wél sterk de behoefte anderen tot het componeren voor orgel en van een eigen Nederlandse kerkmuziek te inspireren. Reeds vanaf zijn 18e componeerde hij, veelal bewerkingen van geestelijke liederen (waaronder ook ‘opwekkingsliederen’) voor orgel. Veel van zijn muziek klinkt thans gedateerd. In hoeverre hij deze ‘om den brode’ schreef en tegen zijn zin, louter vanwege het verzoek daartoe van de NCRV-leiding, is voorwerp van discussie. Intussen heeft hij wel degelijk enkele werken van onderschatte kwaliteit geschreven. Een duidelijk voorbeeld daarvan biedt de canonische bewerking van het koraal ‘O Hoofd, vol bloed en worden’. Overigens had Zwart, anders dan wel gedacht wordt, niet de gewoonte zijn concerten met samenzang af te sluiten. In 1837/38 vond restauratie door J. Bätz & Co (Utrecht) plaats. Twee decennia later herstelde orgelmaker H. Knipscheer (Amsterdam) het orgel en bracht kleine wijzigingen aan. In 1922 breidde Bik de dispositie met 10 stemmen via een Echowerk in zwelkast uit. Verweys voorzag het zwelwerk in 1940 van een eigen manuaal.

Er wordt wel gezegd dat de klankwereld van Zwarts composities al ouderwets was toen die ontstonden. Vergelijking met rooms-katholieke componisten, niet alleen Franse (zoals Widor die net als Zwart in 1937 overleed) maar ook Nederlandse zoals Hendrik Andriessen, lijkt die uitspraak te rechtvaardigen. Verzachtend argument zou kunnen zijn dat binnen de protestantse kerken de ontwikkeling van de orgelmuziek in de periode 1914-1945 over de hele linie ten opzichte van de rooms-katholieke kerk achter liep. In 1907 kreeg hij ook de leiding van het kerkkoor. De facto was hij daarmee de eerste cantor in Nederland, hoewel die functieaanduiding daaraan toen nog niet verbonden was. Hij heeft meerdere koren geleid, maar alleen het lutherse koor is hij tot zijn dood trouw gebleven. In de derde plaats was Zwart dus cantor. Vanwege de beide functies, organist en cantor, was hij dus kerkmusicus.

Daarnaast was Zwart ook historicus. De hoeveelheid opstellen, artikelen, kronieken en kritieken die hij schreef overtreft verre het aantal van zijn composities. Hij leverde een wezenlijke bijdrage aan de Sweelinck-biografie en aan de kennis van een onbekende Nederlandse orgelcomponist, Hendrick Speuy uit Dordrecht. Ook verdiepte hij zich in de geschiedenis van orgels en orgelspel. Ook dat resulteerde in vele publicaties. In dit verband is het volgende interessant: vanaf 1925 verzorgde Jan Zwart orgelbespelingen voor de radio, eerst voor de AVRO en sinds 1929 voor de NCRV. Het waren wekelijkse ‘live’ concerten vanuit ‘De Kloof’ in Amsterdam die maar liefst anderhalf uur duurden. In 1932 schafte de NCRV in haar studio een orgel van Dekker (Goes) voor de concerten aan. Zwart weigerde op het inferieure instrument te spelen en diende zijn ontslag in. Een principiële stap die in de crisis van de jaren dertig ten koste ging van een belangrijk inkomensbestanddeel. Door bemiddeling van de theoloog Klaas Schilder (van de latere ‘vrijmaking’) werd de onenigheid na een week bijgelegd en zette Zwart zijn radioconcerten vanaf zijn ‘eigen’ orgel in De Kloof voort. Zijn muziekhistorische arbeid heeft echter nooit dezelfde waardering als zijn orgelspel gekregen Een deel van zijn publicaties en composities gaf Zwart zelf uit. In 1917 begon hij een eigen uitgeverij. Jan Zwart is dus ook uitgever geweest. Naast eigen werk gaf hij ook dat van collegaorganisten uit.

Schoonzoon Willem Mudde hield op 13 juli 1962 een toespraak voor de NCRV-radio naar aanleiding van Jan Zwarts overlijden in 1937. Daarin stelt hij dat Jan Zwart geen organist en cantor zonder meer was: Zwart schreef en speelde zijn orgel- en koormuziek niet uit pure liefhebberij, evenmin als hij de muziekhistorie ter wille van zichzelf beoefende. Hij was van een hoge roeping vervuld. Wat hij vanuit alle vezels van zijn bestaan te zeggen had wilde hij op verschillende manieren – niet alleen in woorden – uitdrukken. In dat opzicht was hij een ‘speelman Gods’. Zelf zei Zwart in 1930 voor de VARA: “Mijn orgelspel is altijd om der wille van ’t orgel zelf geweest: om het publiek van zijn majesteitelijke schoonheid te leren kennen en belangstelling op te wekken voor de zeer uitgebreide, voor een groot deel weinig uitgevoerde orgelliteratuur”. Zelf vond hij zich dus geen ‘evangelist vanaf de orgelbank’. Maar in zijn propaganda voor het orgel gebruikte hij ongetwijfeld ook veelvuldig het kerklied en dat kwam voort uit zijn gereformeerde achtergrond. In 1962 was de belangstelling voor het orgel groot. Door de sindsdien ingezette secularisatie is dat tegenwoordig heel anders. Niettemin zijn er onder de Nederlandse orgelliefhebbers van nu nog velen die zich laten inspireren door het voorbeeld van Jan Zwart.

Dit laatste brengt ons tenslotte bij Zwart als pedagoog. Hij was de orgelleraar van bekende en onbekende organisten en kerkmusici. Een onbekende leerling is bijvoorbeeld Bram Bruin, organist in de doopsgezinde kerk van Alkmaar en orgelleraar van Jaap Kroonenburg (Maassluis). Zijn bekendste leerlingen zijn: Feike Asma, Cor Kee en Willem Mudde. Feike Asma is bekend geworden als concertorganist die veel heeft bijgedragen aan de popularisering van het orgel. Hij heeft eraan bijgedragen dat er na de dood van Jan Zwart rond diens persoon en zijn muziek een ware 'cultus' is ontstaan. Cor Kee, die leefde van 1900-1997, werd net als zijn leermeester geboren in Zaandam en overleed eveneens in zijn geboorteplaats. Cor Kee was een groot deel van zijn leven als o rganist verbonden aan de evangelisch-lutherse gemeente in Amsterdam (Ronde Lutherse Kerk en de Oude Lutherse Kerk). Hij sloeg als componist een andere weg in dan zijn leermeester en was een fenomenaal improvisator. Willem Mudde (1909-1984) is bij orgelliefhebbers misschien bekend vanwege enkele koraalbewerkingen in romantische stijl. De betekenis van deze – eveneens – lutherse kerkmusicus ligt echter op een ander vlak, dat van de kerkmuzikale vernieuwing. De kerkmuzikale vernieuwingsbeweging bepleitte in het kielzog van de zogenoemde Liturgische Beweging een zelfstandige plaats voor de muziek, voor nieuwe liederen en meerstemmige composities, voor professionele cantorijen en kerkmusici. In en via deze beweging heeft Mudde invloed uitgeoefend tot ver buiten zijn eigen kerkgenootschap en tot ver buiten Nederland. Er was en is kritiek op zijn gedrag tijdens de Tweede Wereldoorlog, bijvoorbeeld tijdens de promotie van organist Jan Hage september 2016. Volgens Han Gunning was Jan Zwart echter veelzijdiger, meer ‘allround’, dan zijn hier genoemde leerlingen (zie: www.hgunnink.nl/janzwart.htm). Die leerlingen waren meer specialisten op een deelgebied van de orgelcultuur en -muziek.

Na het overlijden van Jan Zwart werd Piet van Egmond tot zijn opvolger benoemd. Zoon Dirk Zwart had een half jaar lang de begeleiding van de kerkdiensten in De Kloof waargenomen, maar uit de achttien (!!) kandidaten (waaronder drie zonen van Jan Zwart en Feike Asma) werd Piet van Egmond in 1938 gekozen. Een overweging daarbij was dat deze sinds 1931 reeds als organist in dienst was bij de hersteld evangelisch-lutherse gemeente in Amsterdam, namelijk in de Lutherkapel in Amsterdam-Zuid. Het dienstverband van Van Egmond in De Kloof is na enig heen-en-weer gedoe in 1941 al weer beëindigd vanwege van het feit dat hij begin dat jaar tevens organist van het City Theater in Amsterdam was geworden.

Johann Sebastian Bach, Jan Zwart en het Lutherjaar 2017

Dit jaar zal op tal van plaatsen in Nederland worden herdacht dat 500 jaar geleden, op 31 oktober 1517, de Duitse theoloog Maarten Luther zijn beroemde 95 stellingen publiceerde. In Leeuwarden zal dat op zaterdagmiddag 28 oktober in de Jacobijnerkerk gebeuren. De organisatie probeert zich te verzekeren van de medewerking van het muziekgezelschap Camerata Trajectina. Organist Eeuwe Zijlstra wil binnen de concertserie in de Grote Kerk van Harlingen de Reformatie van Luther gedenken door in de concerten aandacht aan composities van Luther, Bach en Zwart te besteden, maar ook aan andere door Luther geïnspireerde orgelcomposities. Een aantal kinderen uit het huwelijk van Jan Zwart met zijn nicht Catharina Zwart ging ook de muziek in, waaronder de (vroegere) organist van de Kamper Bovenkerk, Willem Hendrik Zwart (1925-1997). Eén van zijn dochters, Christina, trouwde met organist en Zwarts leerling Willem Mudde. Ook van de kleinkinderen beweegt zich een aantal binnen de muziekwereld: organist Everhard Zwart (*1958), musicus en letterkundige Dirk Zwart (*1962), beiaardier Boudewijn Zwart (*1962) en organist Jaap Zwart jr. (*1955). In de Harlinger orgelserie van dit jaar zal Everhard Zwart op vrijdag 14 juli, tachtig jaar na de dood van zijn grootvader, een concert geven. Op zijn programma staan onder meer composities van Jan Zwart. Tijdens andere orgelconcerten in Fryslân zal eveneens de nodige aandacht aan de Reformatie van Luther worden besteed, op verschillende manieren zo is uit het voorgaande af te leiden. De zomerserie van Harlinger orgelconcerten bestaat in 2017 uit zes concerten. Op vrijdag 9 juni opent de Deense organiste Hanne Kuhlmann de serie. Op 30 juni en 14 juli volgen Jelte Hulzebos en Everhard Zwart. Op 28 juli en 11 augustus is de vaste organist van de Grote Kerk in Harlingen, Eeuwe Zijlstra, aan de beurt. Op 28 juli, de sterfdag van Johann Sebastian Bach, geeft hij een Bachconcert en op 11 augustus bestaat het programma uit orgelwerken van verschillende componisten (waaronder Jan Zwart) die tijdens het interbellum tot stand kwamen. Het laatste concert in de Harlinger serie zal worden verzorgd op 25 augustus door de Rotterdamse organist Geert Bierling. Ook in de orgelserie van Dokkum is er aandacht voor 500 jaar Reformatie van Luther. Jochem Schuurman verzorgt in Drachten jaarlijks een Bachconcert. Dit jaar brengt hij bewerkingen die J.S. Bach van Lutherliederen maakte, ten gehore. Het concert vindt plaats op zaterdag 25 november in de gereformeerde kerk vrijgemaakt De Fontein in Drachten. Aanvang: 20.00 uur.

Franeker Reformatiestad in 2017?

Belangwekkend is ook de aanvraag van vier kerkgenootschappen in Franeker om hun stad het predicaat Reformatiestad te verlenen. De aanvraag daartoe is ingediend bij de Gemeinschaft Evangelischer Kirchen in Europa (GEKE of CPCE) in Wenen. Tot nu toe hebben in Nederland alleen Gennep en Woerden het verlangde predicaat gekregen. We zagen al dat Woerden de eerste Lutherse gemeente van Nederland kende. De kleine Hanzestad Gennep, die rond 1275 stadsrechten kreeg, behoorde tot het hertogdom Kleef en kent een bijzondere godsdienstige geschiedenis. Een groot deel van de zestiende eeuw werd het hertogdom Kleef bestuurd door humanistische hertogen. Zij waren de protestanten welgezind. Gedurende deze eeuw van godsdienstoorlogen kon het hertogdom daardoor een veilige haven voor veel vluchtelingen met verschillende godsdienstige achtergronden worden. Het tolerante klimaat leverde welvaart voor iedereen op. De vluchtelingen waren doopsgezinden, lutheranen en calvinisten. Aanvankelijk hielden de protestanten in Gennep hun kerkdiensten bij particulieren, maar vanaf 1545 kerkten zij samen met de rooms-katholieken in de Sint-Martinuskerk. In de oecumenische diensten droeg de pastoor de mis op en een dominee preekte volgens de ‘nieuwe leer’. Zowel de eucharistie als het heilig avondmaal werden gevierd. In 1562 bestond het college van schout en schepenen in Gennep fifty-fyfty uit rooms-katholieken en protestanten. De protestantse gemeente van Gennep werd al in 1571 erkend door de synode van Emden, maar pas in 1663 kon zij over een met eigen geld gefinancierd kerkgebouw beschikken. Toen namen de protestanten vanuit de Sint-Martinuskerk de traditie mee dat tijdens het ‘Onze Vader’ de klok geluid werd. Dit gebeurt tot op de dag van vandaag. Na de Franse Tijd ging Gennep tot het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden behoren. Het oecumenisch klimaat in Gennep en omstreken is gebleven en is er nog steeds, ook over de grens met Duitsland heen. Dankzij tolerantie in verleden en heden bestaan er in Gennep en omgeving nog steeds meerdere protestantse kerken.

In het Noorden des lands is Franeker de enige stad die zich voor het predicaat Reformatiestad aangemeld heeft. Het initiatief is genomen door de protestantse gemeente (PKN), de doopsgezinde gemeente, de vrije evangelische gemeente en de christelijke gereformeerde gemeente vrijgemaakt. Deze laatste gemeente is een fusie die sinds 1 januari 2017 tot stand gekomen is. Daarvóór was al sprake van verregaande samenwerking tussen de christelijke gereformeerde gemeente en de gereformeerde gemeente vrijgemaakt. De fusie zal tot sluiting van de christelijke gereformeerde kerk aan de Zuidkade leiden. Wat er met het mechanische orgel in deze kerk (Haarsma, 1983; 11/I/P) gaat gebeuren, is nog onbekend.De bedoeling van het predicaat Reformatiestad is speciale activiteiten in het kader van 2017 Lutherjaar te ondernemen. Voor de publiciteit komt ruimte op een speciale website van GEKE beschikbaar. De kerkelijke gemeenten zijn al druk bezig een activiteitenprogramma voor 2017 samen te stellen. De burgerlijke gemeente Franekeradeel, die per 1 januari 2018 zal opgaan in de nieuw te vormen gemeente Waadhoeke, ondersteunt de aanvraag van de vier kerken. Het feit dat Franeker van 1585 tot 1811 een universiteit bezat, speelde bij de beslissing van de burgerlijke gemeente om de kerkelijke aanvraag te ondersteunen, een belangrijke rol. Er moet afgewacht worden of de aanvraag door GEKE wordt gehonoreerd. Dat was bij het ter perse gaan van de Friese orgelkrant nog niet bekend.

Het openingsconcert van het Friese orgelseizoen, dat op 10 juni in de Franeker Martinikerk zal plaats vinden, staat eveneens in het teken van 500 jaar Reformatie. Het thema van het concert is ‘Luther en muziek’. De Franeker organist Jan van Beijeren Bergen en Henegouwen zal het concert openen met muziek uit de eeuw van Luthers Reformatie, de 16e eeuw. Vervolgens zal ds. J. Kamerling een lezing houden over ‘Luther en muziek’. Na de pauze wordt het concert vervolgd door de organisten Kees Nottrot (Bolsward) en Eeuwe Zijlstra (Harlingen). In de Martinikerk van Franeker is van 3 juni tot en met 11 juni de expositie ‘Orgeln an der Nordsee’ te bezichtigen.

JOHAN SJOUKEMA


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard