ok2014menu




Interview met drie jonge organisten Friese Orgelkrant 2014
 

aardige jonge vrouw goed voor beter imago van het orgel

In juni 2013 deden drie jonge conservatoriumstudenten uit het Noorden des lands orgelexamen. Het ging om Anna Buijze, Peter van der Zwaag en Jochem Schuurman, alle drie student aan het Prins Claus Conservatorium in Groningen en leerling van Theo Jellema. Anna Buijze, woonachtig in Groningen, deed haar bachelorexamen in de Martinikerk van Groningen. Toen ik haar op een stormachtige dag in het najaar van 2013 in haar studentenwoning opzocht, klonk er geen orgelmuziek maar het eerste pianoconcert van Chopin. Dat is kenmerkend voor deze innemende, zelfbewuste musicienne die weet wat ze wél en wat ze níet wil. Na het eerste kopje koffie begonnen we het interview met een paar inleidende vragen. De volgende dag bezocht ik Peter van der Zwaag, de nieuwe hoofdredacteur van de Friese Orgelkrant. Daarvoor hoefde ik niet naar zijn woonplaats Groningen, want hij verzorgde een ‘invalbeurt’ in de winkel van Boeijenga te Leeuwarden, vlak bij de straat waar ik woon. Peter is in Leeuwarden geboren (1986) en is niet alleen in Groningen maar ook in Leeuwarden kerkorganist. Een interview in Leeuwarden was dus helemaal niet zo gek. We begonnen ons gesprek met dezelfde makkelijke vragen. Enkele weken later begaf ik me opnieuw naar de winkel van Boeijenga. Nu om een gesprek met Jochem Schuurman te hebben. Jochem deed in juni 2013 zijn masterexamen orgel in de Groninger Martinikerk en in het Orgelpark te Amsterdam. Hij is nu professioneel musicus met als ‘standplaats’ Drachten. In januari 2009 is hij Ad Fahner opgevolgd als secretaris van de Stichting Organum Frisicum en per 1 januari van dit jaar heeft Jochem de winkel van Boeijenga overgenomen. We startten het gesprek weer op dezelfde manier.

Waar en wanneer ben je geboren? Hoe ben je in je jeugd aan het orgel verslingerd geraakt?

Anna: “In Zuid-Holland op Goeree-Overflakkee in 1989, maar ik ben al gauw via Delft naar de provincie Groningen verhuisd. Op de basisschool deed ik buiten blokfluitlessen weinig aan muziek. Ik herinner me alleen nog een interessant bezoek aan het Noord-Nederlands Orkest. In de brugklas van het voortgezet onderwijs deed zich een verandering voor. Mijn moeder vond muziekles erg belangrijk en ik mocht kiezen wat ik wilde: dwarsfluit of orgel. Dat maakte mij niets uit en zo heeft mijn moeder min of meer voor orgel gekozen. Een bewuste keuze heb ik dus eigenlijk niet gemaakt. Daarnaast heb ik ook een hele poos klassieke-gitaarlessen gehad. Ik kreeg orgelles op de muziekschool in Zuidhorn van Jelte Hulzebos. Hij heeft me niet alleen het orgelspelen bijgebracht, maar ook veel met me gesproken over bredere muzikale onderwerpen. Een grote liefde voor muziek had ik altijd al, maar een echte passie voor de muziek is in die tijd ontstaan. Het is de passie voor muziek die mij drijft. Het orgel is ‘toevallig’ het instrument waarop ik dat kan uitleven. Natuurlijk heb ik wel iets met het orgel, maar ik voel me meer musicus dan organist. Ik ben niet zo’n typische organist, het gaat mij om de muziek en de schoonheid daarvan. Zo luister ik veel meer kamer- en orkestmuziek, zoals nu van Chopin, dan alleen orgelmuziek. Omdat ik relatief laat begon met orgelspelen durfde ik eerst niet van een conservatoriumstudie te dromen. Maar na een jaar geneeskunde wilde ik meer dan alleen muziek als hobby en dacht ik ‘nu of nooit’. Toen ben ik in de vooropleidingklas bij Theo Jellema terecht gekomen. Pasgeleden realiseerde ik me dat het best wel snel gegaan is: in tien jaar van een eerste orgelles naar een eindexamen met bachelordiploma aan het conservatorium, inclusief lessen bij Liuwe Tamminga in Bologna.“

Peter: “In Leeuwarden in 1986. Min of meer toevallig ben ik bij het orgel terecht gekomen. Van jongs af aan wilde ik drummer worden, maar mijn ouders hadden daar zo hun eigen gedachten over. Zodoende ben ik op keyboardles terecht gekomen, met als argument dat je op een keyboard ook wel kunt drummen, wat ik dan ook heel wat uren heb gedaan. Les kreeg ik van Jelle de Jong, die tevens orgelleraar was. Na twee jaar keyboardles maakte ik de overstap naar een serieus instrument, om mijn talent beter te kunnen ontwikkelen. Dat werd vanwege mijn leraar logischerwijs orgel en mede omdat ik de helft van mijn lessen in de Jacobijnerkerk kreeg, had ik daar kennelijk geen problemen mee. Maar net als Anna heb ik dus niet echt een bewuste keuze voor het orgel gemaakt. Door een samenloop van omstandigheden kwam ik een aantal jaren later terecht bij Theo Jellema, die mij als privéleerling wilde aannemen. Toen was het al snel niet meer de vraag óf ik naar het conservatorium zou gaan, enkel nog maar wannéér. Toen ik bij Theo kwam was hij nog organist in Franeker, maar al snel werd hij aangesteld in Leeuwarden en was ik wat het orgel betreft ook weer 'thuis'. Het Müller-orgel heeft zo nagenoeg mijn hele 'carrière' meegemaakt en daarom was ik erg blij dat ik mijn eindexamen hierop kon spelen. Die 9,5 op mijn eindexamen heb ik voor een groot deel te danken aan dit bijzonder inspirerende orgel.”

Jochem: “Op 3 juni 1989, in Drachten. Omdat mijn vader amateur-organist is, hadden we thuis altijd een elektronisch orgel. Toen ik klein was, kwam ik dus automatisch in aanraking met het instrument. Toen ik 7 jaar oud was ben ik op les gegaan. Dat ging heel goed en ik vond het zó leuk dat ik er nooit meer mee ben gestopt.”

Heb je momenteel een vaste ‘orgelplek’? Behoort de kerk van je orgelplek tot dezelfde denominatie als de kerkelijke gezindte van je ouders?

Anna: “Momenteel ben ik organiste in de Magnalia Dei-kerk in Groningen. Dit is een kerkelijke gemeente, behorend tot het kerkgenootschap Gereformeerde Kerken waar de schriftuurlijk-bevindelijke prediking centraal staat. Zij kan vergeleken worden met orthodoxe bondsgemeenten en de hersteld hervormde gemeenten uit vooral het Zuidwesten en (Noord)oosten van ons land. De kerk bezit een prachtig tweeklaviers Ahrend & Brunzema-orgel uit 1965. Ik heb er al heel wat studie-uurtjes doorgebracht en ik hoop daar nog lang te kunnen blijven spelen. Sinds een half jaar ben ik ook lid van de gemeente daar. Oorspronkelijk kom ik uit een hervormd PKN-nest, maar ik ben me in de Magnalia Dei-kerk thuis gaan voelen.”

Peter: “Ik ben op dit moment organist in de Kurioskerk te Leeuwarden waar zich een Bakker & Timmenga-orgel uit 1973 bevindt. Ik heb geen officiële aanstelling en ik speel er ongeveer de helft van alle kerkdiensten. Daarnaast speel ik zo nu en dan in de gereformeerd-vrijgemaakte Columnakerk te Groningen. In ruil daarvoor bezit ik een sleutel van de kerk zodat ik er te allen tijde kan studeren. Van huis uit ben ik christelijkgereformeerd. Ik heb vroeger in de christelijk-gereformeerde kerk van Leeuwarden regelmatig kerkdiensten gespeeld, waar helaas de misvatting postvatte dat je met opwekkingsmuziek de jeugd 'binnen' houdt. Dit is symptomatisch voor de christelijk-gereformeerde kerken buiten de bijbelgordel. Als kerkmusicus heb je daardoor weinig te zoeken in deze kerken.”

Jochem: “Van huis uit ben ik gereformeerd vrijgemaakt. Daarom ben ik als organist ook in gereformeerde kerken vrijgemaakt terecht gekomen. Ik speel momenteel elke zondag twee of drie diensten in de gereformeerde kerken vrijgemaakt van Drachten en Ureterp. In Drachten bespeel ik in De Fontein het Pels-orgel uit 1965 en in De Hoeksteen het Mense Ruiter-orgel uit 1976. In Ureterp bespeel ik het Van Vulpen-orgel uit 1979 in De Levensbron, voorheen de kerk ‘Oer de Feart’.”

Wat doe je momenteel doordeweeks aan muziek? En heb je naast de muziek nog tijd voor andere dingen als hobby’s?

Anna: “Eénmaal in de twee weken heb ik harmonisatie- en improvisatielessen van Sietze de Vries en ik heb een paar jonge pianoleerlingen. Verder speel ik geregeld concerten met een orkest, vooral het Nationaal Symfonisch Kamerorkest, of een koor. Dat vind ik geweldig: samen met anderen muziek maken. Daarnaast probeer ik zoveel mogelijk zelf orgel te studeren. Omdat ik sinds september 2012 bovendien met de masteropleiding geneeskunde bezig ben, zijn mijn dagen dus goed gevuld. Hobby’s heb ik niettemin genoeg: ik squash zo’n twee tot drie keer in de week en verder houd ik erg van lezen, reizen, talen en koken. De ene keer heb ik daar meer tijd voor dan de andere keer.”

Peter: “Ik volg sinds september (2013, red.) de Master of Music aan het Prins Claus Conservatorium te Groningen. Daarnaast ben ik mijn studie rechtsgeleerdheid aan het afronden. Lesgeven doe ik nauwelijks. Informeel heb ik twee orgelleerlingen, maar daar mogen wel een paar bij. Daarnaast geef ik, vooral zomers, ook concerten. Tijd voor hobby's blijft er dan er dan niet echt over, maar ten aanzien van muziek maak ik nauwelijks onderscheid tussen werk en hobby.”

Jochem: “Ik heb een drukke werkweek: ik geef privé-lessen orgel en piano; ik ben repetitor bij Christelijke Oratoriumvereniging Gloria Deo; ik geef solo orgelconcerten; ik begeleid koren en solisten op concerten, ik neem dan de orgel- of basso continuopartij voor mijn rekening; ik speel kerkdiensten, rouw- en trouwdiensten; én ik werk in de winkel van boek- en muziekhandel Boeijenga in Leeuwarden, die ik per januari 2014 ga overnemen. Daarnaast doe ik als secretaris van de Stichting Organum Frisicum nog vrijwilligerswerk.”

Vroeger kwamen veel kinderen door kerkbezoek in aanraking met het (kerk)orgel. Dat is nu veel minder het geval. Wat zie jij voor jezelf aan taken op het gebied van orgeleducatie voor jonge kinderen weggelegd?

Anna: “Ja, het is wel belangrijk om daar nu actiever in te investeren. Kinderen vinden het al bijzonder om eens bij een groot kerkorgel boven te kijken, of juist bij een klein kistorgeltje er allerlei geluiden uit te toveren. Dus je moet altijd openstaan voor vragen van kinderen en ze bij je orgel laten kijken. Ik ben bij jonge kinderen altijd heel enthousiast. Al een poosje komt een jongetje van 7 à 8 jaar oud na elke dienst uit zichzelf naar boven naar het orgel en gaat dan naast me op de orgelbank zitten. Zo’n kans en zo’n intrinsieke interesse wil ik dan niet laten liggen en ik probeer dat natuurlijk zoveel mogelijk te stimuleren. Ook zou ik in mijn orgellessen nóóit zo’n saaie methode als Folk Dean gebruiken. Suffer kun je het bijna niet maken, en er zijn veel leukere manieren om kinderen te laten musiceren. Dus daar zou ik in orgellesen vrijer mee omgaan in plaats van standaard een oude orgelmethode uit de kast halen.”

Peter: “Niet iets specifieks; dat laat ik liever aan mensen over die daar geschikter voor zijn. Ik werk liever met serieuze leerlingen die al iets kunnen. Ik heb wel een paar keer het Müller-orgel van de Jacobijnerkerk gedemonstreerd aan 4e- en 5e-klassers van een school voor voortgezet onderwijs. Die waren erg enthousiast en dat gaf veel voldoening. Daar liggen nog een heleboel kansen. Misschien dat ik me in de toekomst met meer educatieve aspecten bezig ga houden.”

Jochem: “In de gereformeerde kerken vrijgemaakt in Drachten en Ureterp gaan veel mensen naar de kerk. Daar zitten ook veel kinderen bij. Een paar van die kinderen heb ik ook op les. In kerkgenootschappen buiten de gereformeerde kerken is dat veel minder het geval. Die kinderen moet je vooral via hun school zien te bereiken. Projecten voor schoolkinderen zijn dus heel belangrijk. Daarbij is het niet per se noodzakelijk dat alle kinderen op orgelles gaan, maar het is wél zaak dat het orgel gepresenteerd wordt als een instrument waar je veel mooie dingen mee kunt doen.”

Acht je voor jezelf een carrière als organist(e) in de toekomst haalbaar? Zie je voldoende kansen om met orgelmuziek in je levensonderhoud te kunnen voorzien?

Anna: “Het liefst musiceer ik in ensembles samen met anderen. Bijvoorbeeld door veel kamermuziek uit de barok of Bachcantates uit te voeren. Dat vind ik leuker dan alleen maar soloconcerten orgel. Het is hard werken om uitsluitend met orgel je brood te verdienen en dan moet je ook veel ‘schnabbels’ aannemen waar je misschien niet altijd zin in hebt. Met mijn studie geneeskunde is die druk om in mijn levensonderhoud te kunnen voorzien wel weg, en dat geeft meer vrijheid om met orgel meer dingen te doen die ik echt leuk vind, zoals ensemblespel. Ik denk dat een carrière daarin zeker haalbaar is en daar probeer ik op dit moment ook in te investeren. Ik krijg áltijd de vraag hoe ik met twee studies mijn toekomst voor me zie. Daar word ik wel eens moe van, want mensen hebben vaak direct een mening over wat wel of niet zou kunnen. Ik heb een bepaald doel wat ik graag zou willen bereiken: een muziekcarrière door mijn passie te blijven volgen. Ik heb geen idee hoe het er over vijf jaar uitziet, maar tot nu toe ben ik daar aardig naar op weg. Ik probeer gewoon er zolang mogelijk vol voor te gaan. Ik heb geen conservatorium gestudeerd om daarna alleen als hobby te blijven orgelspelen.”

Peter: “Haalbaar is dat wel, mits je de goede keuzes maakt. Ik denk dat generalisten het moeilijk gaan krijgen, zeker in Nederland. Voor een solocarrière is het beter je te richten op Duitsland of de VS. Daar betalen ze je ook fatsoenlijk voor een concert. In de tegenwoordige muziek is - zeker in ensembles - nog wel werk, echter voor maar een paar organisten. Helaas blijken veel huidige componisten nogal vast te zitten in het idioom van de jaren '60. Voor mij moet muziek per definitie op z'n minst een zweem van tonaliteit hebben, dus ik ben bang dat ik in die hoek weinig te zoeken heb. Tegenwoordig is ondernemerschap erg belangrijk geworden voor een musicus; je moet je pro-actief opstellen. In de masteropleiding van het Prins Claus Conservatorium wordt hier daarom ook veel aandacht aan besteedt. Er zijn kansen genoeg, maar je moet ze wel zelf creëren en grijpen.”

Jochem: “Ik denk dat het zo zal blijven dat je verschillende dingen moet doen om in je onderhoud te kunnen voorzien. Lesgeven, concerten geven, koren begeleiden, kerkdiensten spelen en noem maar op. Door dingen samen kun je een bestaan opbouwen. Voordeel van het instrument orgel is daarbij dat het breed inzetbaar is: zondags in de kerkdienst, maar ook als soloinstrument concerten en als begeleidingsinstrument bij concerten.”

In hechte, vaak wat kleinere kerkgenootschappen met trouw zondags kerkbezoek zijn vaak geen professionele orgelplekken en ze beschikken meestal niet over historische, monumentale orgels. Zou je het een probleem vinden organist in een PKN- of RK-kerk te worden als dat voor je carrière als professioneel organist nodig mocht zijn?

Anna: “Ik zou er in ieder geval goed over nadenken. Ik bekijk het deels uit professioneel oogpunt. Het organistschap in een PKN- of RK-kerk is gewoon een werkplek en daar zou ik dan ook best aangesteld willen worden. Probleem voor mij zou dan wél worden dat ik praktisch gezien waarschijnlijk niet meer op zondag een dienst in mijn eigen gemeente zou kunnen bezoeken wat voor mij wel essentieel is. Daarin zou ik dan een afweging moeten maken en kijken wat de mogelijkheden zijn.”

Peter: “Nee, ik ben nu al organist in een PKNgemeente en dat zal in de toekomst zeer waarschijnlijk niet veranderen, omdat vrijwel alle mooie orgels in een PKN-kerk staan. Organist zijn in een rooms-katholieke kerk vind ik, gezien het kerkmuzikale klimaat, niet onaantrekkelijk, zolang ik als doorgewinterde protestant maar niet aan de eucharistie hoef deel te nemen.”

Jochem: “Ik hoop dat ik het in de vrijgemaakte kerk toch voor elkaar krijg om iets op te bouwen. Mocht dat niet lukken, dan acht ik het zeer goed mogelijk dat ik in een andere kerk organist word.”

Hoe sta je tegenover het gebruik van elektronische orgels in de zondagse eredienst?

Anna: “Dat moet je niet willen. Bovendien is het niet nodig. Door de vele kerksluitingen komen veel interessante orgels vrij, die aangeschaft kunnen worden. Op die manier blijft er meer van het religieus en cultureel erfgoed behouden. Thuis kun je eventueel een elektronisch orgel gebruiken om te oefenen. Maar een goed toucher zul je er niet mee ontwikkelen.”

Peter: “Mordicus tegen. Meestal betekent de aanschaf van een elektronisch orgel een gebrek aan visie op de kerkmuziek binnen de gemeente. Het orgel (en de organist) is helaas meestal de sluitpost op de begroting. De protestantse kerk is een zingende kerk: de gemeentezang is een belangrijk element van het samen gemeente zijn. Het is evident dat dit dan goed moet gebeuren en veel aandacht verdient. Als zo’n wezenlijke en gemeente-opbouwende activiteit zo goedkoop mogelijk moet, is er mijns inziens iets mis. Bovendien is een elektronisch orgel praktisch gesproken ook onnodig, want de financiële voordelen zijn meestal niet zo groot als wordt beloofd. Een goed elektronisch orgel is redelijk prijzig, vereist peperdure versterking en de klank is bijzonder inflatoir. Om dezelfde redenen ben ik ook tegen een Hauptwerk-installatie in de kerk.”

Jochem: “Als orgelliefhebber wil ik natuurlijk op een echt orgel spelen. Als je een autoliefhebber bent, wil je ook in een echte auto rijden. Op een elektronisch orgel kun je redelijk goed thuis oefenen, maar ik vind er niks aan om er tijdens kerkdiensten of concerten op te spelen.”

Stel ik geef je € 250,00 om uitsluitend aan concertbezoek te besteden. Welke concerten zou je voor dat bedrag dan allereerst willen bezoeken?

Anna: “Het Orkest van de Achttiende Eeuw met Frans Brüggen. Dat zijn mijn grote helden. Wat ze ook spelen: Bach, Rameau, Mendelssohn of Beethoven, het is allemaal fantastisch! Gisteravond heb ik nog een concert van dit orkest in de Oosterpoort bijgewoond. Of de Berliner Philharmoniker met een symfonie van Brahms of het Requiem van Brahms. L’Arpeggiata onder leiding van Christina Pluhar: een fantastisch ensemble met authentieke uitvoeringen van voornamelijk renaissance- en vroegbarokke muziek. Het Kings College Choir uit Cambridge met prachtige engelse hymnen van onder andere Rutter. Een uitvoering van Bachcantates door Suzuki of Herreweghe. Of een orgelconcert in de Sainte Clotilde met orgelwerken van César Franck.”

Peter: “Concerten van Fretwork. Dat is een gamba-consort, gespecialiseerd in Renaissance- en 17e-eeuwse (Engelse) muziek. Onwaarschijnlijk mooi! Het restant zou ik besteden aan concerten met Jordi Savall, Frans Brüggen, Paul van Nevel, Philippe Herreweghe of het Concertgebouworkest. Van de organisten zou ik graag Wolfgang Zerer en Liuwe Tamminga horen.”

Jochem: “Ik zou eerst naar Berlijn afreizen en een concert van de Berliner Philharmoniker in de Philharmonie gaan beluisteren. Toen ik eind 2012 begin 2013 in Berlijn studeerde, ben ik een paar keer naar de Philharmonie geweest. Ik was diep onder de indruk van het spel van de Philharmoniker. Samen met het Concertgebouworkest volgens mij het beste orkest ter wereld, als we het over Westerse muziek hebben. Daarom zou ik vervolgens naar Amsterdam gaan voor het Concergebouworkest. Daarna zou ik daar een paar interessante concerten in het Orgelpark uitzoeken.”

Peter licht toe: “Voor een organist is het van belang te beseffen dat het orgel ten dele een 'imitatie-instrument' is. Je kunt enorm veel leren van een goede gambist, barokviolist of zanger. Een heleboel organisten hebben maniertjes die in de orgelwereld geaccepteerd zijn, maar zeer onnatuurlijk in de oren klinken bij niet-organisten. Wat dit aspect betreft ben ik heel blij met mijn huidige docent Erwin Wiersinga, die organist is bij de beste orkesten ter wereld: het Berliner Philharmoniker en het Concertgebouworkest. Zijn ervaringen met deze topmusici en -dirigenten geeft hij door tijdens zijn lessen.”

Waag je eens aan een voorspelling en licht die vervolgens toe: wat is volgens jou in de Nederlandse samenleving van 2050 de positie van het (kerk)orgel?

Anna: “Een orgel staat nu nog meestal in een kerk om in de eredienst gebruikt te worden. Ik denk dat deze gewoonte, zeker aan de rechterflank van het kerkelijk landschap, nog wel een poosje stand houdt, gelukkig. Daarnaast zie je nu dat het orgel in een andere, bredere context steeds meer opkomt en dat het daarin een eigen weg probeert te zoeken. Ik vind de eeuwenoude orgeltraditie in de kerken de moeite waard om te behouden en ik hoop ook dat die nog lang, op een kwalitatief hoog niveau, stand houdt. Maar ik ben niet bang om het orgel daarnaast ook te gebruiken voor andere doeleinden en ik denk dat dat voor de toekomst ook belangrijk is. Het ziet er op dit moment misschien niet rooskleurig uit voor het orgel, maar daar laat ik me zeker niet door ontmoedigen en ik denk juist dat hierin een uitgelezen kans ligt voor nieuwe jonge organisten.”

Peter: “Tamelijk goed. Er groeien nu generaties op die vanwege de secularisering onbekend zijn met het orgel. Voordeel daarvan is, dat zij ook niet meer de negatieve connotaties hebben dat het instrument kerkelijk en saai zou zijn. Daar valt dus een wereld te winnen. Huidige componisten ontdekken het orgel meer en meer. Zo heeft Klaas de Vries onlangs een opera geschreven met een dominante orgelpartij.”

Jochem: “Ik denk dat het orgel dan nog steeds gebruikt wordt in de kerkdiensten. Daarnaast wordt het waarschijnlijk dan nog gebruikt als koorbegeleidingsinstrument en als continuo-instrument bij barokmuziek. Verder zullen er waarschijnlijk door het hele land vele orgelconcerten worden georganiseerd. Kerkdiensten, koren, barokensembles en orgelconcerten zullen in 2050 zeker nog steeds overvloedig aanwezig zijn.”

Wat wil je de orgelliefhebbers van nu nog zeggen over de toekomst van de klassieke muziek in het algemeen en van de orgelmuziek en orgelcultuur in het bijzonder?

Anna: “De nieuwe generatie musici heeft een belangrijke taak voor de toekomst van de klassieke muziek. Ik denk dat kwaliteit, enthousiasme en openstaan voor anderen om je passie door te geven daarbij essentieel is. In de klassieke muziek en met name in orgelland loop ik tegen het idee aan dat orgel vooral voor saaie oude mannetjes is. Ik wil dan ook heel graag mensen laten horen en zien dat dat niet het geval is. Het helpt al dat ik een aardige jonge vrouw ben, maar ik probeer juist veel mensen die er niets mee hebben erbij te betrekken.

Dat heb ik ook juist met mijn eindexamen geprobeerd door de componist Ad Wammes speciaal een compositie te laten schrijven voor het orgel. Met deze compositie, die wat toegankelijker was voor onbekenden met het orgel, probeerde ik een breder publiek bij het orgel te betrekken en ik heb daar ook veel reacties op gehad. Ook het feit dat de Martinikerk gewoon flink vol zat – er waren meer mensen dan bij tien orgelconcerten samen – bood een prachtkans om mensen kennis te laten maken met verschillende kanten van het orgelspel, van een renaissancestuk op het koororgel met een trommelaar tot een flink Bachwerk op het grote orgel.”

Peter: “Ik kan nu van alles gaan zeggen over onderwijs en popcultuur, maar een betere wereld begint bij jezelf. Kijk ook verder dan alleen het orgelwereldje. Bezoek eens een concert van een orkest of kamermuziekensemble. Dat geeft ook een mooie context voor de orgelmuziek. Breng je kinderen en kleinkinderen in aanraking met klassieke muziek. Zet een klassieke CD op als ze bij je thuis zijn, of neem ze mee naar een concert. En heel belangrijk, laat kinderen akoestische instrumenten bespelen.”

Jochem: “Omdat het orgel een breed inzetbaar instrument is, kun je er veel mee. Als er in de orgelcultuur veel wordt samengewerkt met andere musici en kunstenaars en creatief met de mogelijkheden van het instrument omgegaan wordt, is er zeker een goede toekomst voor het orgel weggelegd. Klassieke muziek wordt in eerste instantie vooral door 50-plussers gewaardeerd. Maar omdat er steeds meer 50-plussers komen in de toekomst wordt die groep steeds groter. Ook al zal in die leeftijdscategorie relatief de belangstelling voor het orgel misschien afnemen, dan nog kan het absolute aantal belangstellenden toch stijgen. Bovendien is het orgel al eeuwen in gebruik en het heeft dus al heel wat stormen doorstaan. Waarom zou het dan nu verdwijnen? Ik zie de toekomst van het orgel dus positief tegemoet.”

Jochem, jij krijgt medio december het Zilveren Viooltje uitgereikt [is dus inmiddels gebeurd; JSJ] omdat – zo zegt de toelichting op de toekenning van de prijs – ‘Jochem Schuurman een zeer traditioneel instrument als het orgel een heel nieuwe toekomst geeft door het te verbinden aan andere instrumenten in zowel nieuwe als oude composities op gewone en ongewone locaties. Hij is een voorbeeld voor jonge musici: topmusicus, innovatief, ondernemend en nieuwsgierig’. Dat zijn zeer lovende woorden. Waar ga je ons als liefhebbers in 2014 op ‘trakteren’?

Jochem: “Ik doe nog mee aan enkele uitvoeringen van de opera ‘Honderd nachten, honderd jaren’, gecomponeerd door Klaas de Vries. Dit is een opsteker voor het orgel, want het is prominent aanwezig in deze compositie. En een orgel in een opera, dat is toch niet gewoon. Bovendien gaat het om een werk van een beroemde, eigentijdse componist. Een dergelijke opvallende positie vind ik van belang om het orgel te promoten. In het najaar van 2014 voer ik een nieuw werk uit van een bevriende componist, Christiaan Richter. Het gaat om een werk voor orgel, strijkorkest en slagwerk. Ook niet alledaags. Maar ik zal in 2014 ook meer traditionele concerten geven. Het gaat mij erom dat het orgel een volwaardige rol in de muziekwereld speelt. Dat is ook het geval bij het barokensemble La Squadra, waarvan ik vaste organist ben. Het ensemble bestaat uit een mezzosopraan, een barokcelliste die ook de viola da gamba bespeelt en een organist, mijn persoon dus. Vanwege de kleinschaligheid wordt ernaar gestreefd de muziek die we ten gehore brengen, een verrassende dimensie mee te geven. Tenslotte zal ik met de trompettist Saleem Khan enkele concerten verzorgen.”

Die ken ik. Ik heb hem als leerling in de bovenbouw van het VWO in de klas gehad. Ik ben zelfs zijn mentor-docent geweest. In die tijd won hij het Prinses Christina Concours en mocht hij in Carnegie Hall een concert met de beroemde Amerikaanse trompettist Wynton Marsalis verzorgen. In 2007 behaalde hij zijn VWO-diploma en ging vervolgens naar het Prins Claus Conservatorium. Ik heb nadat hij de middelbare school had verlaten, nog een aantal concerten van hem in Leeuwarden en Amsterdam bijgewoond. Zulke leerlingen zijn natuurlijk de krenten in de pap.

Jochem: “Saleem is opgegroeid in Oudega vlakbij Drachten, verder ken ik hem van het conservatorium in Groningen en bovendien hebben we allebei daarna in Duitsland gestudeerd. Onze samenwerking gaat heel gemakkelijk. We treden in oktober ook op tijdens het kamermuziekfestival van Schiermonnikoog. Natuurlijk geef ik ook orgelconcerten. Door het hele land concerteer ik. Het jaar 2014 is mijn eerste volledige jaar als afgestudeerd professioneel organist en het belooft zeer gevarieerd te worden”.

Het was bijzonder interessant en aangenaam met jullie te spreken. De Stichting Organum Frisicum hoopt nog geruime tijd van jullie professionele kennis en vaardigheden gebruik te maken. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats voor Jochem (Schuurman) en Peter (van der Zwaag) die al in de gelederen van Organum Frisicum zijn opgenomen. Bij excursies en concerten van de stichting zullen jullie regelmatig van de partij zijn. Wellicht dat Anna Buijze een rol kan spelen bij specifieke promotionele en educatieve activiteiten van Organum Frisicum. Hoe dat ook zij, alledrie hartelijk dank voor het interview en in de toekomst veel succes met jullie muziekcarrière.

Voor aanvullende informatie over de drie geïnterviewde organisten zie www.jochemschuurman.nl en www.petervdzwaag.com.
De website van Anna Buijze is in de maak en is te zijner tijd te vinden op www.annabuijze.nl.

Johan Sjoukema


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard