Wie bij Heerenveen en omgeving aan klokken denkt, associeert dit vrijwel meteen met het Sint-Thomasluiden. Dit luiden
van klokken in een klokkenstoel op de begraafplaats vindt plaats in de periode vanaf 21 december tot Oudejaarsdag. In het
zuidoosten van Fryslân treft men niet veel oude kerken aan zoals in de westelijke en noordelijke kleistreek, tevens de meer
welvarende regio van de provincie. Ook hebben de kerken er meestal geen toren. Dit heeft er deels mee te maken dat het
bij de cisterciënzer kloosterorden niet was toegestaan om een kerktoren te bouwen. Maar ook zijn er oude bouwvallige kerken
gesloopt en bleef er alleen een klokkenstoel achter op de dodenakker. Deze klokkenstoelen zijn vaak zeer oud. Ze zijn
natuurlijk vaak gerestaureerd, of beter gezegd steeds in delen vervangen. Daardoor hebben zij hun oude vorm behouden.
Hun oorsprong gaat veelal terug tot in de middeleeuwen.
Fryslân heeft een zestigtal klokkenstoelen en daarmee verreweg de grootste stoeldichtheid van ons land en daarbuiten (zie http://
nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_klokkenstoelen_in_Nederland). Behalve in de Friese Wouden vindt men ze in de Zuidwesthoek,
ruwweg onder de lijn Lemmer-Buitenpost, oftewel zuidelijk van het Prinses Margrietkanaal. Streken waar de bodem (slappe veengrond)
niet stevig genoeg was om een stenen toren te dragen of waar door armoede het geld ontbrak voor torenbouw. Soms was er nog wel
genoeg geld voor een eenvoudige kerk, maar een stenen toren werd te duur. De constructie van de stoel is met zware balken
uitgevoerd om de kracht van de luidende klok naar beneden af te voeren. Hout hiervoor was volop in de bossen aanwezig. Later
zijn er ook wel eens enkele van gewapend beton gemaakt zoals in Gersloot, Luinjeberd, Oudehorne en Rottum, of van ijzer (voorheen
in Sonnega). Als afdekking wordt een schilddak, zadeldak of een helmdak gebruikt. Een helmdak is een zeer sierlijke dakvorm, deze
treft men vooral in het merengebied aan. Deze stoelen zijn ook wit geschilderd. Klokkenstoelen staan op begraafplaatsen, omringt
door bomen en soms een stukje van de weg. Idyllisch in het landschap verscholen, zijn ze in vele fiets- en autoroutes opgenomen.
Meestal treft men een enkele klok, twee of – zoals in Wijnjewoude – zelfs drie klokken aan. Soms wordt ook het piramidedak nog
als een aparte afdekkingsvorm van een klokkenstoel genoemd. Dit type dak kan echter beter een ‘mengvorm’ genoemd worden. In
Fryslân komt deze niet voor. Bijzonder zijn omtimmerde klokkenstoelen, ook wel klokhuizen genoemd. In Fryslân komen deze in
Hartwerd, Hinnaard, Greonterp en Sneek voor. De bekende Nederlandse schrijver Gerard (van het) Reve woonde van 1964 tot 1971 in
Greonterp.
Klokken zijn eigenlijk de social media van vroeger eeuwen: zij gaven ‘berichten’ door. Dit gebeurde niet enkel in de steden, maar
ook op het platteland. Professor Huizinga beschrijft dit heel typerend in zijn boek ‘Herfsttij der Middeleeuwen’. Het dagelijks
leven in de vorige eeuwen werd zo gereguleerd door het luiden van de klok voor kerkelijk en wereldlijke doeleinden. Het kerkelijk
gebruik was uiteraard vooraf aan de diensten, om de gelovigen op te roepen. In sommige streken een uur voorafgaand aan de dienst.
Voor boeren en buitenlui het signaal om dan te voet nog op tijd in de kerk kunnen komen. Ook op zaterdagavond werd er wel als
opwekking voor de zondag geluid: de dominee doet een schoon hemd aan en voor veel kinderen het teken om een bad te nemen en naar
bed te gaan. ‘Vivos voco’ (ik roep de levenden) is een veel voorkomend randopschrift op de klok. Het luiden van het angelus, om 12
uur, is een oproep tot gebed. Maar daarnaast kent klokgelui bij begrafenissen een rijke traditie. Onder klokgelui, getuige het
randschrift ‘mortuos plango’ (de doden beween ik), ging men naar de begraafplaats. Op de begraafplaats zelf werd nog eens driemaal
rond het kerkhof gelopen; soms gebeurt dat nu nog. Het doel was om de duivel te verjagen of op een dwaalspoor te brengen. Maar ook
het zogeheten overluiden van iemand die overleden is, op het vaste tijdstip van 10.00 uur ’s ochtends, komt in sommige streken en
plaatsen nog voor. Zijn er meerdere klokken, dan wordt de grootste klok bij een man en de kleinere voor de vrouwen of kinderen
gebruikt.
Een klok kan niet alleen geluid, maar ook geklept worden. Raakt bij het luiden de klepel beide zijden van de klok, bij het kleppen
wordt het touw aan de klepel bevestigd zodat men één kant van de klok snel of langzaam kan aanslaan. Klepgeluid heeft iets
angstaanjagends. Wereldlijk gebruik van klokken was er vooral bij gevaar (bijvoorbeeld brand) en bij natuurgeweld (‘fulgare
frango’, ik breek de bliksem) zoals overstroming. Men veronderstelde door het luiden van de klok het noodweer te kunnen bezweren.
In Goïngarijp leest men op de klok uit 1527 “(…) haegel en donder breck ick (…)”. Heden ten dage luidt men vooral bij feestelijk
gebeurtenissen of herdenkingen nog altijd de klok. Maar het meest herkennen we het bij het tijd- of schaftluiden, doorgaans om
08.00 uur, 12.00 uur en 18.00 uur. Afwijkende schema’s komen ook voor, soms afhankelijk van de melkenstijd van de boeren. Een
boer vertelde mij ooit dat zijn paard bij het horen van de klok om 12 uur zich bij het werk op het land omkeerde en met de wagen
richting boerderij liep.
Sint-Thomas valt aan drie heiligen te denken: allereerst aan de apostel Thomas. De feestdag van deze heilige valt op 21 december.
Maar ook Thomas van Aquino, de beroemde Italiaanse theoloog, filosoof en scholasticus wordt genoemd. Hij werd in 1323 heilig
verklaard en was onder meer beschermheilige tegen bliksem en storm. De derde Thomas is Thomas Becket. Hij werd geboren op 21
december 1118 en was de zoon van een in Londen woonachtige Normandische koopman. Deze Thomas bracht het in 1162 tot aartsbisschop
van Canterbury. Na een conflict met de Engelse koning werd hij op 29 december 1170 door Normandische ridders in de kathedraal van
Canterbury vermoord. T.S. Eliot schreef er in 1935 zijn beroemde, en later ook verfilmde toneelstuk ‘Murder in the cathedral’
over. Om welke Thomas het precies gaat, zal wel gissen blijven, maar persoonlijk heb ik een lichte voorkeur voor de laatste.
Van 21 december tot 31 december wordt er in Zuidoost-Fryslân een heidens kabaal gemaakt. In deze periode staat het iedereen vrij
de klok te luiden, zowel overdag als ’s nachts. Als na 10 dagen de zon al weer iets hoger aan de hemel staat, is het kabaal
afgelopen. Naast het kabaal waren nachtelijke baldadigheid en dronkenschap in veel plaatsen aanleiding tot een verbod op het
Sint-Thomasluiden. In Drachten gebeurde dat in 1842, maar de bevolking trok zich er niks van aan. In 1892 ontstond wegens een
verbod op het Sint-Thomasluiden een oproer in Oudehorne. De bevolking dwong de burgemeester de door hem afgebroken klokkenstoel
weer in ere te herstellen. In 1893 werden in Katlijk de klepels uit de klokken verwijderd, maar de bewoners troffen creatieve
tegenmaatregelen. In 1929 verbood de toenmalige gemeente Schoterland het klokluiden gedurende de avond, de nacht en op zondag.
De overheid verbood rond 1930 definitief het Sint-Thomasluiden als volksvermaak. De oude traditie van het Sint-Thomasluiden
raakte hierdoor in onbruik, maar is door de heer C.W. Tempelmans Plat, oprichter van de Stichting Restauratie Hulpfonds
Klokkenstoelen, weer nieuw leven ingeblazen.
Jaarlijks wordt er nu rond Heerenveen bescheiden geluid in plaatsen als Mildam,
Gersloot en Oranjewoud (Brongerga), maar op grote schaal in Katlijk en Oudehorne. In Oudehorne zijn er sinds 1966/67 zelfs
wedstrijden in het laten horen van de zogenoemde vierkante slag. Hiervoor is een stoel met twee klokken nodig. De grote klok
wordt geluid en het is de kunst om in een vaste cadans de kleine klok precies tussen de slagen van de grote klok te laten klinken.
Technisch detail is dat de klokken niet aan een krukas maar aan een rechte as in de stoel moeten hangen. Verder zit er – zoals in
de meeste torens het geval is – geen luidwiel, maar een luidstok met touw aan deze as verbonden. Hierdoor kan men ook naast de
klok staan om de klok te sturen (klokstjoeren). In Luinjeberd was het vroeger de gewoonte dat de plaatselijke zuivelfabriek de
kinderen tijdens het Sint-Thomasluiden trakteerde op karnemelk en kaasranden.
Ook buiten Fryslân bestaan gewoonten rond Sint-Thomasdag met eenzelfde functie als het Sint-Thomasluiden in Zuidoost-Fryslân. Dat
geldt bijvoorbeeld voor het midwinterhoornblazen, dat met name in Twente tot op de dag van vandaag populair is gebleven. Ook in de
Elzas en in België bestonden lange tijd bijzondere tradities rond Sint-Thomasdag.
Het carillon van Crackstate
Naast klokkenstoelen heeft de gemeente Heerenveen ook een carillon: een klokkenspel in de koepel van het raadhuis, Crackstate
(zowel Crack State als Crackstate komen als schrijfwijzen voor). Dit raadhuis is één van de mooiste monumentale gebouwen in
Fryslân. Het statige huis is in 1648 als woonhuis gebouwd door Johannes Sytzes Crack. Hij liet het huis bouwen op de plaats waar
zijn voorvader vermoedelijk rond 1600 al een state had gebouwd. In het nieuwe Crackstate zitten delen van de oude state verwerkt.
Tot 1833 deed het dienst als woonhuis voor opeenvolgende geslachten van de familie Crack. In dat jaar kreeg de rijksoverheid het
gebouw in handen en werd het als rechtbank ingericht. In 1891 werd een afzonderlijke gevangenis achter Crackstate gebouwd. Toen de
rechtbank in 1923 werd opgeheven, bleef de kantonrechter in Crackstate zitting houden. In de Tweede Wereldoorlog oefende de
bezetter een waar schrikbewind uit in de gevangenis: meer dan zestig Nederlanders overleefden hun verblijf in de gevangenis niet.
In 1949/50 werd het historische pand eigendom van de gemeente en geschikt gemaakt als gemeentehuis c.q. raadhuis. In het pand
zetelen onder meer burgemeester en wethouders. De 'achter groote sael' fungeert als trouwzaal. In 1993 is het nieuwe gemeentehuis
verbonden met Crackstate. In 1949 kwam de reizende beiaard, een beiaard gemonteerd op een vrachtauto, in Heerenveen op bezoek.
Toen begin jaren vijftig Crackstate het gemeentehuis werd, waren er al plannen voor een carillon. Maar het duurde tot 1962 eer
er genoeg geld was, om een carillon van 37 klokken bij de firma Van Bergen in Heiligerlee te bestellen. Dit instrument had
aanvankelijk een tractuur waarbij men via een pianoklavier de elektromagnetische hamers bij de klokken kon aansturen. Dit systeem
kende geen dynamische mogelijkheden zoals bij het gebruikelijk stokkenklavier. In de tachtiger jaren van de vorige eeuw raakte het
instrument in verval. Een grote reparatie was nodig en bovendien klonk een aantal Van Bergen-klokken onder de maat.
Er werd een stichting in het leven geroepen (de Stichting Carillon Crackstate) die door middel van eigen ‘bankbiljetten’ het
benodigde geld bijeengebracht voor een restauratie, die in 1985 plaats vond. De restauratiewerkzaamheden werden verricht door de
firma Eysbouts uit As- Sint-Thomasluiden in Katlijk op zaterdag 28 december 2013. De klokkenstoel van Katlijk werd in 1930
in gebruik genomen en de beide klokken dateren van 1952. Foto: Johan Sjoukema, Leeuwarden. ten. Zeventien klokken werden vervangen
en de overige twintig klokken werden bijgestemd. Ook kreeg het instrument een ‘echt’ stokkenklavier, afkomstig uit de paleiskoepel
in Amsterdam. Bovendien kwamen er nog twee extra klokken bij, zodat het totaal nu 39 klokken is. Bas Wijnands was er van 1985 tot
1992 beiaardier. Schrijver dezes is daarna tot 1995 interim-beiaardier geweest, waarna Mar Bruinzeel werd benoemd. Bruinzeel
werkte ook als docent aan de plaatselijk muziekschool. Hij werd opgevolgd door Klaas de Haan, die al meer dan tien jaar dit
muzikale kleinood bespeelt.