Na bijna drie jaar is dit voorjaar de restauratie van de Laurentiuskerk te Raerd (Boarnsterhim) afgerond. Het is een project geworden, waarbij niets is overgeslagen: wanden, rouwborden, vloeren, dak, buitenmuren, ramen, toren, orgel. Kortom, alles is grondig aangepakt. Waar nodig, zijn onderdelen vernieuwd en hersteld. In een aantal gevallen vonden Rijksdienst, architect en opdrachtgever het zelfs verantwoord om tot reconstructie over te gaan. Al met al heeft het hele project ruim 1,3 miljoen euro gekost, een veelvoud van de kosten van de oorspronkelijke plannen. Door de restauratie heeft de kerk de 19e-eeuwse uitstraling teruggekregen, die in 1909 door een herinrichting was verdwenen.
Lange adem
Al met al heeft het hele proces meer dan twintig jaar geduurd. Begin jaren negentig ontstond bij de kerkvoogden de wens om hun uit
1815 daterende kerk te restaureren. De pleister viel van de muren en ook het dak begon zwakke plekken te vertonen. De plannen waren
toen bescheiden: het zou bij een opknapbeurt van het schip blijven. Tot de uitvoering ervan is het echter nooit gekomen. Er werden
wel aanvragen voor subsidie ingediend, maar iedere keer viel Raerd buiten de prijzen. Monumentenzorg (tegenwoordig Rijksdienst voor
het Cultureel Erfgoed) werkte met een puntensysteem en het schijnt dat Raerd op een bepaald moment precies één punt tekort kwam om
voor restauratiesubsidie in aanmerking te komen.
Zo’n jaar of tien geleden werd er een nieuwe poging gedaan, nu met (iets) meer succes. De plannen waren inmiddels grondig gewijzigd. Het idee was namelijk ontstaan om de inrichting van de kerk terug te brengen naar de situatie van vóór 1909. In dat jaar had een grondige renovatie plaatsgevonden onder leiding van architect Hendrik Kramer uit Leeuwarden. De preekstoel werd bij die gelegenheid verplaatst van de zuidnaar de oostmuur en de hele inrichting werd daarop aangepast. Al het geschilderde eiken meubilair werd geloogd en het in 1871 wit geschilderde orgel werd voorzien van een eiken imitatiekleur. De grootste grafzerken kregen een plek tegen de muren in het schip en in de hal.
De kerkelijke gemeente ervoer deze indeling in toenemende mate als onpraktisch en onpersoonlijk. De afstand tussen kerkgangers en
predikant was groot en een door Kramer in het midden geplaatst bankenblok bleek een enorme sta-in-de-weg bij begrafenissen,
trouwdiensten en andere bijzondere activiteiten. Er werd besloten de restauratieplannen aan te passen op grond van een drietal foto’s die net voor de herinrichting van 1909 waren gemaakt. De eiken kleur van het meubilair kon daarbij wel worden gehandhaafd en het orgel zou dus ook eiken geschilderd blijven.
Los van al deze ideeën was inmiddels duidelijk geworden dat ook de toren aan een opknapbeurt toe was. Daarvoor werd dan ook een
afzonderlijke aanvraag ingediend. Eerst echter zou het schip aan de beurt zijn. In 2006 werd daarvoor eindelijk subsidie beschikbaar gesteld. Maar dit was een ‘dode mus’: de bodem van de subsidiepot bij de gemeente Boarnsterhim kwam in zicht en al gauw bleek, dat er wel subsidie was, maar dat het beschikbare bedrag veel te laag was voor de uitvoering van de inmiddels goedgekeurde plannen. Het bestuur van de in 2006 opgerichte Stichting Restauratie Laurentiuskerk Raerd stelde echter vast dat het beschikbare bedrag wel toereikend zou zijn om de toren te restaureren. Rijksdienst en gemeente gingen vervolgens akkoord met het voorstel om de gelden over te hevelen naar de toren en die eerst maar aan te pakken. In mei 2006 werd daarbij nog besloten om, als de zaak toch helemaal over de kop zou gaan, het monumentale Hillebrand-van Damorgel ook direct maar in de plannen mee te nemen.
De laatste knopen konden in 2008-2009 doorgehakt worden. Vlak voor de kredietcrisis besloot het toenmalige kabinet (CDA, PvdA en
Christen Unie) om een financiële meevaller van 150 miljoen te besteden aan projecten die de drie regeringspartijen zelf konden
aandragen. Het CDA stelde voor om zijn 50 miljoen toe te kennen aan totaal 24 monumenten, die dringend aan restauratie toe waren maar door uiteenlopende oorzaken telkens weer buiten de boot waren gevallen. In Fryslân vielen Workum en Raerd in de prijzen. Onmiddellijk startte de fondsenwerving en in september 2009 begon bouwbedrijf Agricola Bouw ’75 met de omvangrijke klus.
Twee klokken
De buitenkant van het gebouw was het eerst aan de beurt. Zwakke plekken in het dak werden vernieuwd en tussen hout en pannen is een
extra laag folie aangebracht, waardoor er geen risico op lekkage meer is. Pannen die meer dan 25% glazuur misten, zijn vervangen.
De goten zijn vernieuwd en dat geldt ook voor het aangetaste voegwerk. Uiteraard is al het houtwerk geschilderd. Tien zonneblinden,
die al jaren opgeslagen lagen in de toren, zijn opnieuw geschilderd en teruggehangen aan de zuidmuur.
Ook in de toren is een deel van het houtwerk vernieuwd. Hier was het vooral de in het verleden al uitgeroeide bonte knaagkever, die
voor verzwakking van de constructie had gezorgd. Alle oude leien zijn vervangen en uiteraard is ook hier alles geschilderd. Beneden
is de vloer vrij gemaakt en zijn een consistorie, een keukentje en een berghok gecreëerd. De torenconstructie van Raerd is overigens bijzonder: de klokkenstoel is niet op een zolder maar op de begane grond geplaatst en staat daardoor los van de toren. Deze stoel biedt plaats aan twee klokken. Sinds jaar en dag hing er echter maar één: in 1943 waren beide klokken door de bezetter geroofd en na de oorlog keerde alleen de grote klok uit 1763 terug. De kleine klok bleef spoorloos. Daardoor ontstond het idee eens te gaan kijken of er weer een tweede klok aangeschaft kon worden. Er bleek een exemplaar uit een rooms-katholieke kerk in Rijswijk beschikbaar te zijn, gegoten in de jaren zestig van de vorige eeuw. Dat werd gekocht en ook werd in de toren een nieuwe luidinstallatie geplaatst. Daarbij werden de krukassen vervangen door rechte assen, waardoor de klokken nu een veel ‘rondere’ klank hebben gekregen. Behalve bij kerkdiensten worden de klokken tegenwoordig ook bij geboorte en overlijden geluid.
Friese kerkinrichting
Van binnen is de kerk onherkenbaar veranderd. Zoals gezegd, doel was de inrichting zoals die nog op de drie foto’s uit 1909 te zien is. Al gauw bleek dat het bereiken van dat doel een utopie was. Het betreft zwart-witfoto’s, dus over de kleuren viel al bitter weinig te zeggen. Daarnaast was het meubilair in 1909 zodanig vertimmerd, dat soms maar met moeite de oorspronkelijke vormgeving vastgesteld kon worden. Desalniettemin zijn architect Jelle de Jong, Rijksdienst en de opdrachtgevers erin geslaagd het kerkinterieur de uitstraling te geven die het een eeuw geleden ook gehad moet hebben.
Het meest opvallend is uiteraard de terugplaatsing van de kansel met het doophek tegen de zuidmuur. Die herplaatsing had meteen twee gevolgen: de fraaie grafzerken van de familie Van Eysinga, die daar in 1909 tegen de muur waren gezet, moesten verdwijnen en voor de balans in het interieur was het heel wenselijk als de herenbank tegenover de preekstoel gereconstrueerd kon worden. Wat het eerste betreft was het een kwestie van knopen doorhakken. Probleem met de grafzerken in Raerd is namelijk het enorme reliëf. De 17e- en 18e-eeuwse beeldhouwers hebben flink diep in de stenen gehakt, waardoor er hoogteverschillen zijn ontstaan, die voor sommigen de vloer bijna onbegaanbaar maken. Toch is er besloten om de zerken terug te leggen op hun oorspronkelijke plek in het middenpad. Naast de zerken werd een vlakke strook gelegd van ongeveer een meter breed, waardoor ook het koor van de kerk goed bereikbaar blijft.
Het tweede probleem was de herenbank met de dubbele overhuiving (over zowel de achterste als de voorste bank). In 1909 had Hendrik
Kramer deze bank laten verwijderen. Hij handhaafde het ‘dak’ wel: het werd aangepast en links onder het orgel tegen de achterwand
(peiwand) geplaatst. Voor de rechterkant werd een zelfde overhuiving gemaakt, zodat er links en rechts onder het orgel twee identieke banken ontstonden. Bij de recente restauratie is het linkerdak weer boven de herenbank bevestigd. Voor de ontbrekende onderdelen zijn elementen van de rechter overhuiving uit 1909 gebruikt.
De herenbank heeft inmiddels ook een kuif. Sytze ten Hoeve, voormalig directeur van het Scheepvaartmuseum in Sneek, had de
kerkrentmeesters er al eens op gewezen, dat zich in het depot van het Fries Museum een kuif moest bevinden, die oorspronkelijk deel
uitgemaakt zou hebben van een herenbank in Raerd. Overleg met het museum heeft er uiteindelijk toe geleid, dat er een
bruikleenovereenkomst is gesloten en de kuif terug is in de kerk. In de Franse tijd is het object waarschijnlijk uit de kerk
verwijderd geweest, omdat het familiewapen nu nog intact is. Alle familiewapens in openbare ruimten werden toen weggehakt en dat is
hier niet gebeurd. In 1880 bood de toenmalige eigenaar van Jongemastate* de kuif met nog enkele andere stukken aan aan het Fries Museum en daar kwam hij enkele tientallen jaren geleden in het depot terecht.
* Jongema State was een stins (stenen landhuis) uit de 15e eeuw aan de noordkant van Raerd. De state werd in 1912 afgebroken.
Er bevindt zich nu een boomrijk park met stinsplanten. Het poortgebouw uit 1603 bleef bewaard.
Ook de rest van de banken is teruggeplaatst in zijn oorspronkelijke opstelling. Voor de mannenbanken aan de noordkant was dat een
kwestie van vertimmeren, waarbij gebruik gemaakt kon worden van bestaand materiaal. Aanvankelijk wilde men de zuidzijde laten zoals
die was. In 1909 had Kramer de open rugleuningen van de hier geplaatste vrouwenbanken laten verwijderen en de banken vervangen door
exemplaren, die identiek aan de mannenbanken waren. Deze nieuwe banken konden ook na de recente restauratie blijven bestaan. Toen
echter in het koor links en rechts onder de vloer resten van de oorspronkelijke rugleuningen werden teruggevonden, is in overleg met de Rijksdienst besloten om met behulp van deze restanten en de foto’s uit 1909 de vrouwenbanken te reconstrueren. Vandaar dat deze nu weer het uiterlijk van rond 1900 hebben. Overigens zijn zowel de mannenals de vrouwenbanken iets achterover geplaatst, waardoor het zitcomfort sterk verbeterd is.
Pronkstuk van de kerk is het fraaie rococo doophek. Samen met de kansel vormt het een ensemble dat uniek is voor Fryslân. In 1909 was het hek verwijderd en – naar later bleek – sterk ingekort in de volle breedte voor de kansel geplaatst. Uiteraard is dit hek
gereconstrueerd en teruggeplaatst tegen de zuidmuur. Het beroemde Raerder snijwerk moet van de hand van de 18e-eeuwse beeldhouwer
Dirk Embderveld zijn. Het is vervaardigd tussen 1763 en 1779. Omdat het rekeningboek van de kerkvoogdij uit juist deze periode
ontbreekt, is er geen direct bewijs voor, maar de stijl verraadt hier de hand van deze meester.
Het interieur wordt ook sterk bepaald door de verlichtingsarmaturen uit 1900. De drie kroonluchters, de veertien wandlampen en de twee staande armaturen zijn gerestaureerd. Voor de wandarmaturen moesten elf exemplaren bijgemaakt worden. Uitgangspunt waren ook hier de foto’s uit 1909. De lampen zijn in de loop der jaren regelmatig gewijzigd, maar nu hebben ze weer het uiterlijk dat ze voor 1913 hadden (in dat jaar werd er elektrische verlichting aangelegd). Uiteraard zijn de olielampen nu elektrisch. Omdat de verlichting geen onroerend goed is, waren de restauratie en reconstructie ervan niet subsidiabel.
21 grafzerken
In 1909 besloten architect en kerkvoogden om alleen de fraaiste zerken een plaats tegen de muur te geven. Dat resulteerde in een
selectie van zes adellijke grafstenen, die de afgelopen honderd jaar de wanden van de kerk en de hal gesierd hebben. De
restauratieplannen hielden in, dat deze weer een plaats in de vloer van het middenpad zouden krijgen. Voor het aanleggen van
vloerverwarming bleek het noodzakelijk om deze vloer een halve meter uit te graven. Tot grote vreugde van de kerkrentmeesters bood
de Rijksdienst aan om de kosten hiervan geheel voor haar rekening te nemen. Dat had alles te maken met het veronderstelde belang van deze tegelijk ook archeologische opgraving. De vondst van onder andere een middeleeuwse stenen olielamp, een pelgrimsinsigne uit de 15e eeuw en een onderdeel van een 8e-eeuwse gesp waarop een Christuskop staat afgebeeld, lijkt deze investering meer dan te
rechtvaardigen. Deze en andere vondsten bevinden zich nu in een vitrine in de hal van de kerk.
De bodem had echter meer verrassingen in petto. Onder de houten vloer was in 1909 een laag sintels aangebracht vanwege vochtproblemen. Deze laag moest verwijderd worden en bij het uitgraven ervan in december 2009 zijn grafkelders ontdekt. Nader onderzoek bracht aan het licht dat in 1909 de overtollige grafzerken simpelweg kapotgeslagen waren en de brokstukken in deze grafkelders waren gedumpt. Het lukte een paar hobbyisten uit het dorp om van deze resten zes complete 16e-, 18e- en 19eeeuwse zerken in elkaar te puzzelen. Verankerd en gelijmd zijn ze nu teruggeplaatst in de vloer. Daarnaast werden in het koor nog twee 16eeeuwse priesterzerken aangetroffen, evenals een klein zerkje van een predikantsvrouw. En ook in de toren lagen twee stenen: een van een vicaris uit het begin van de 16e eeuw en een 17e-eeuwse predikantszerk. Verder diende buiten voor de torendeur nog een zerk als stoep en gaf gedeputeerde Jannewietske de Vries, inwoonster van Raerd, toestemming om een grafsteen die ooit bij haar in de achtertuin verzeild was geraakt en de laatste jaren als picknicktafel diende, terug te leggen in de kerk. De vloer telt in totaal nu 21 zerken. Behalve dat het een fraai gezicht is, komt een stenen vloer ook de akoestiek van de kerk ten goede, waardoor de klank van het orgel aanmerkelijk beter tot zijn recht komt.
Bronsverf of bladgoud?
De Laurentiuskerk bezit drie rouwborden, alle voor leden van de familie Van Eysinga. Het oudste dateert uit 1700 en werd gemaakt voor Cecilia van Humalda. De twee andere zijn echte rococo borden en behoren toe aan Tjalling Ado Johan van Esyinga en zijn vrouw Cecilia van Sminia. Ze kwamen net als de kuif van de herenbank in 1880 in het Fries Museum terecht, maar keerden in 1938 al terug in de kerk. Het grootste probleem van deze wapenborden was de aantasting door houtworm. Daarom zijn ze alle drie door de restaurator gedemonteerd, de ornamenten zijn verwijderd en vervolgens is alles behandeld tegen houtworm. Verpulverde delen zijn uitgehold en met een kunsthars opnieuw gevuld. Van de rococo borden is het oorspronkelijke fluweel bekleed met een nieuwe laag: de oude laag uit de 18e eeuw is daaronder bewaard gebleven.
Met de Rijksdienst is over de borden nogal wat discussie geweest. De kerkrentmeesters wilden hier namelijk de waarschijnlijk in de 20e eeuw opgebrachte bronsverf vervangen door bladgoud, het oorspronkelijk gebruikte materiaal. Om de originele kleuren van vooral de familiewapens weer in volle glorie zichtbaar te maken zou voorts het bord uit 1700 van zijn vernislaag moeten worden ontdaan. Deze ingrepen gingen de Rijksdienst echter te ver. Uiteindelijk zijn de borden dus terughoudend gerestaureerd en hebben ze niet de glans teruggekregen, die ze in de 18e eeuw gehad hebben. Anderzijds hebben ze hun ‘antieke’ uitstraling geheel behouden. En achteraf moet vastgesteld worden, vooral in vergelijking met zwaar gerestaureerde borden elders, dat het advies van de deskundigen toch nog zo gek niet was.
Verrassing
Juist toen het hele project zich in de afrondende fase bevond, werd er nog een verrassende ontdekking gedaan. Boven het orgel bleek
zich onder de verflaag uit 1909 een geschilderde draperie te bevinden. De foto’s uit 1909 wekten de indruk dat het hier een
beschilderd, aan het gewelf bevestigd paneel betrof. In werkelijkheid ging het dus om een op het gewelf aangebrachte schildering. En deze schildering is er de reden van dat behalve het orgel nu ook de rest van het interieur geschilderd is in een kleurenschema, zoals dat er voor 1909 uitgezien zal hebben. ‘Zal hebben’, omdat zelfs het meest grondige onderzoek geen uitsluitsel heeft gegeven over de exacte kleurstelling. Resten van de oorspronkelijke kleuren werden aangetroffen op de teruggevonden rugleuningen van de vrouwenbanken, panelen van de lambrisering en de onderrand van de kuip van de kansel. Uiteraard kreeg het orgel zijn laat 19e-eeuwse witte kleur terug, met groene en bladgoudaccenten. Voor deze actie heeft de Rijksdienst medio 2011 nog eens ruim 60.000 subsidie beschikbaar gesteld.
Museum?
Nu het uiteindelijke resultaat zichtbaar is, zou uit het voorgaande de conclusie getrokken kunnen worden, dat er eerder sprake is van een museum dan van een functioneel kerkgebouw. Uiteraard delen de kerkrentmeesters deze visie allerminst. Die hebben altijd voor ogen gehad een multifunctioneel gebouw mét uitstraling te creëren, dat zich in de eerste plaats moet lenen voor het houden van zondagse erediensten en daarnaast ook mogelijkheden biedt voor andere activiteiten. En daarin lijkt men aardig geslaagd. Het open koor, de traditionele opstelling van de banken en het brede middenpad zorgen ervoor dat de kerk zich leent voor vieringen van uiteenlopend karakter. Zo zijn er de afgelopen drie jaar traditionele kerkdiensten in het schip, agapèvieringen in het koor en een huwelijksdienst op het middenpad gehouden. Voor andere activiteiten kan in het koor een podium opgebouwd worden, is er een akoestiek die allerlei soorten muziek volledig tot hun recht doet komen en beschikt de kerk – ook pas sinds de restauratie! – over stromend water en dus een keuken en een toilet.
Wie met eigen ogen de ‘Raerder rococo’ wil aanschouwen, is gedurende de maanden juli en augustus en in de eerste twee weekeinden van september van harte welkom als de kerk op zaterdagmiddag open is in het kader van Tsjerkepaad. Uiteraard is er ook gelegenheid
(bijvoorbeeld tijdens de Nationale Orgeldag) om het Hillebrandorgel te bespelen. Wilt u op een ander moment de kerk bekijken of het
orgel bespelen, dan kunt u mailen naar laurentiuskerk@planet.nl. In de Orgelkrant van 2013 zal nog uitgebreid aandacht worden besteed aan de orgelrestauratie.
Willem Hansma, Kerkrentmeester Prot. Gemeente Ingwert