"In het najaar van 1785 werd ons land bezocht door een musicus, van wien uitging een buitengemeene roep als voortreffelijk organist." Aldus luidde de eerste zin van een nog steeds lezenswaardig artikel door
orgeldeskundige J.W. Enschedé in 1920 in het tijdschrift OUD-HOLLAND. Het zou niet de eerste en zeker ook
niet de laatste keer zijn dat aandacht werd geschonken aan deze merkwaardige en talentvolle musicus die
in de decennia rond 1800 furore maakte met bijzondere orgelconcerten en daarmee soms duizenden toehoorders trok.
Driemaal verbleef hij enige tijd in ons land voor het geven van concerten. Aangezien hij daarbij – wat nog
niet bij een breed publiek bekend is – ook optrad in Leeuwarden (zoals Auke Vlagsma in 2003 reeds terloops
meldde in zijn boek over de Friese orgels), is er aanleiding zijn concerten, en dan speciaal die in de
Friese hoofdstad, wat nader te belichten.
Over Vogler
Georg Joseph Vogler (1749, Würzburg – 1814, Darmstadt) was een zeer veelzijdig persoon. Niet alleen studeerde
hij muziek (onder andere bij 'padre' Martini en Valotti) en theologie, hij was behalve uitvoerend musicus
ook een vruchtbaar componist. Zo scheef hij zeker 140 orgelwerken, daarnaast kamermuziek, opera's en
geestelijke werken (waaronder motetten, hymnen en een Requiem). Hij werd te Rome tot priester gewijd (vandaar
zijn titel Abt) en benoemd tot kamerheer van de Paus, maar hij was vooral elders actief in de muziekwereld,
niet alleen door zijn uitgebreide concerttournees door Europa, maar ook als kapelmeester in onder andere
Mannheim, Stockholm en Darmstadt. Hij maakte ook naam met een aantal muziektheoretische werken. Op
orgelbouwgebied bewandelde hij heel andere paden dan de gebruikelijke: zo ontwikkelde hij het zogenaamde
simplificatie-systeem, waarbij hij eigenzinnige disposities ontwierp voor nieuwe orgels en – als hij de
kans kreeg – fors snoeide in het pijpenbestand van bestaande orgels, met name door het
'uitdunnen' van vulstemmen. Daarnaast liet hij door de Rotterdamse orgelmaker J.P. Künckel (bouwer van onder meer
het huidige koororgel in de Grote Kerk te Workum) in 1790 een geheel aan zijn wensen ontsproten transportabel orgel
bouwen, het zogenaamde Orchestrion, waarmee hij naar zijn idee meer dan voorheen en ook veel expressiever
verschillende muziekinstrumenten kon nabootsen. Ook anderszins liet hij zijn sporen na in de orgelbouw;
het voert echter te ver hier uitgebreid op in te gaan. Het meest bekend in zijn tijd werd hij echter door
zijn orgelrecitals, overal in Europa, waarbij hij vrijwel alleen door hemzelf ontwikkelde programmatische
stukken speelde. Zo bespeelde hij driemaal orgels in ons land tijdens uitgebreide toernees in 1786/86, 1789
en 1790, voor het merendeel in Holland, maar ook in Gelderland, Overijssel en incidenteel Groningen en
Friesland. Naar die laatste activiteiten gaat in dit artikel onze speciale belangstelling uit.
Een muzikale tijdgenoot van Vogler in Friesland
Was Vogler met het muzikaal uitbeelden van historische en andere taferelen op het orgel in zijn tijd
tamelijk uniek, in een wat ruimer muzikaal kader was hij niet de enige en zeker niet de eerste die zich met
klankschilderingen bezighield. Men denke bijvoorbeeld aan de veel oudere
'Musikalische Vorstellungen einiger biblischen Historiën, in sechs Sonaten auf dem Klavier zu spielen', van J.S.Bach's voorganger Johann Kuhnau en het vooral uit Spanje bekende genre van de 'batalla' (voor orgel). Zo is er in dezelfde tijd
dat Vogler in Friesland (1786) verbleef, ook het optreden van een zekere J. Murdel, waarvan de herkomst onbekend is en
die blijkbaar in z'n eentje als een soort Nikkelen Nelis avant la lettre een groot aantal muziekinstrumenten
bespeelde in een door hemzelf gecomponeerde Bataille (= uitbeelding van een veldslag). Blijkens nevenstaande
advertentie in de Leeuwarder Courant van 25 februari 1786 trad hij daarmee op in Bolsward:
Men zal op Zaturdag den 25 Februari 1786 op de ordinaire Concert-Zaal binnen Bolsward een groot Muzyk Stuk
executeeren, zynde een volledige Bataille of Veltslag ! gecomp. door Meester J. MURDEL, waarin men alles
hoort wat in een Bataille of Slag gebeurt, met nabootsing van het groote Kanon, het kermen der gekwetsten
op het Slagvelt; de Retraite groote Attaque enz., zynde een stuk dat by het uur duurt, en zal gefloten
worden door de Victori of de Overwinninge van 't Triompheerende Leger ! …voor af zal men eenige voorname
Muzyk Stukken executeeren, zoo als men op een groot Concert gewoonlyk doet, en men zal
's Avonds præcys ten half 6 Uuren beginnen.
Op 14 juni 1787 bracht hij ditzelfde stuk nogmaals ten gehore, nu te Leeuwarden in de concertzaal van de
"Schutters Doele", 's middags om 5 uur. Het bericht in de Leeuwarder Courant van 9 en 13 juni van dat jaar geeft ons een indruk van het programma: centraal stond "een groot Mucyk-Stuk, zijnde een accurate nabootzing, van een wezentlyke Bataille of Veld-Slag, door hem zelfs gecomp. met Pauken, Trompetten, groot Kanon, Octaaf-Flute, Bassons &c. en voorders met alle de andere Instrumenten, in het Orchestré gebruikelyk, (nader uitlegging van de Bataille, in een aparte Explicatie.)". Daaraan
voorafgaande zou Murdel zich laten horen op de viool, met "differente obligate Stukken, mede door hem zelf gecomp. Dit Concert zal verdeelt worden, in twee Actes, tusschen beide een half Uur passeerende, en zal geopent worden met ene Ouverture van meerg. J. Mürdel, met Pauken en Trompetten &c.". De entree bedroeg voor "een Heer" alleen f. 1,-, met "een Dame" samen was dat f. 1,10. Helaas weten we niets over de uitvoering zelf en de appreciatie door de toehoorders.
De rol van N.A. Knock
In het najaar van 1785 en het voorjaar van 1786 ondernam Vogler een uitgebreide concertreis naar ons land
en hij trad daarbij onder meer op in Zwolle, Deventer, Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Leiden. Iemand die
via contacten elders in het land van deze veelbezochte concerten had gehoord was Nicolaas Arnoldi Knock
(1759 – 1794), de bekende grietman van Ooststellingwerf. Hij was een enthousiast amateurmusicus en
-organist. Het meest bekend is hij geworden door zijn boekje 'Dispositien der merkwaardigste Kerk-orgelen'
(Groningen, 1788), waarin hij - als aanvulling op de bekende 'Dispositien' van Joachim Hess - een groot
aantal disposities van orgels in met name Friesland en Groningen publiceerde.
Het zal Knock een goed idee hebben geleken om Vogler naar Leeuwarden te halen. Later zou deze ook nog
concerten geven in Groningen, maar het is niet bekend of Knock ook daarbij een rol heeft gespeeld. Wél moet
hij daar een concert hebben bijgewoond. Daarom werd Vogler uitgenodigd naar de Friese hoofdstad te komen.
Het antwoord van Vogler, geschreven op 2 maart 1786 (in het Frans), is bewaard gebleven. Hij gaf erin aan
enkele stukken "que j'ai inventé pour l'orgue" [vertaling: die ik heb gecomponeerd voor orgel] te willen
spelen, die hij ook al elders in Nederland had uitgevoerd. Daarnaast informeerde hij bij Knock naar plaats,
tijd en voorwaarden waarop hij zou kunnen spelen, complimenteerde hem,
"Sachant que vous etes, non seulement amateur mais Connaisseur de la Musique" [vertaling: "wetende dat u niet alleen liefhebber, maar ook kenner van de muziek bent"] en vertrouwde op zijn (bege)leiding in Leeuwarden. Hij voegde daarbij een overzicht (catalogue) van alle muziekstukken die hij in Holland had uitgevoerd. Daartoe behoort het programma van
het concert op 17 februari 1786 in de Lutherse kerk te Utrecht dat een mooi beeld vormt van Vogler's
programmering, in dit geval rond de geschiedenis van Saul en David.
Scenen getrokken uit de geschiedenis van Saul en David, - nagebootst door een pittoresque Muzik.
Eerste Deel.
De Toerustingen van Saul, om den Koning Agag slag te leveren.
Het Gevegt.
De Overwinning.
Het gejuich van Dankbetuigingen, toen Saul Zegenpralende, door de Eere Bogen zig begaf.
Des Heeren misnoegen door Samuel aan Saul verkondigt, dewyl hy Hoogst deszelfs bevel niet
agtervolgde. --- des Konings Berouw. (I.Sam. Cap. XV. en XVI.)
Intermezzo.
Een Fluit Concert van drie stukken, geacompagneerd door een Groot orchest (voortgebragt
door het verband der verscheiden Orgel-Registers) met Solo's van Hautbois, Horens en Basson.
Het beroemde Siciliaansche gezang van St. Januarius, gemelleerd met Contre Point.
Tweede Deel.
Samuels offerhande te Bethlehem, om Isai's Huisgezin te zegenen.
De Propheet verwierp de Kinderen Isai, die Hem voorby gingen.
David de jongste Zoon komt van het veld, om zijn Herders Leven te staken.
Gods Geest verlaat Saul --- de kwade geest bestierd hem.
David speelt op de Harp, om Sauls woede te matigen. (Cap. XVI.)
Intermezzo.
Septuor van 2. Fluiten, 2. Hautbois, 2 Horens en Basson.
Een Stuk bestaande uit Recitatiefs, een Air Cantabile, en een Air Concertante.
Klok Spel Sonate.
Derde Deel.
De ontsteltenis des Volks, Samuels Dood vernemende.
Verbazend geluid de Philistynen, om Israël te tergen.
De vertoning van Samuels schaduwe, door de Waarzegster opgewekt.
De Slag der Israëliten, --- haar onheil --- hare Vlugt --- Sauls Dood.
De Kroning van David te Hebron. (Cap. XXVIII, XXXI, en 2. Sam. Cap. II.)
Final.
Een groot Capricio geeindigt door een Fughe van drie Themen.
Twee concerten in Leeuwarden
Om bij het concert door Vogler het grote orgel in de Jacobijnerkerk te kunnen gebruiken was echter
toestemming nodig van de magistraat van Leeuwarden. Vooruitlopend daarop liet Knock alvast het volgende
bericht plaatsen in de Leeuwarder Courant van 11 maart 1786:
De ABT. VOGLER die zig in Holland op de Orgels hier en daar heeft laaten hooren, denkt aanstaande Dingsdag
den 14 Maart te Leeuwarden, op het Groot Orgel, in de Jacobyner Kerk ook zig te laaten hooren, des
Nademiddags om 4 Uur, men zal de prys nader bepalen, en ook waar de Lootjes te bekomen zyn.
Toestemming liet op zich wachten en werd pas op 13 maart verleend. Op die manier kon Knock toch nog
persoonlijk diverse 'liefhebbers' uitnodigen. Het concert werd toegestaan onder voorwaarde dat van de
opbrengst na aftrek der onkosten de helft beschikbaar zou zijn voor de concertgever en de andere helft voor
'de armen'. De entree zou 11 stuivers bedragen, terwijl Knock aansprakelijk zou zijn
"voor de defecten dewelke aan het orgel als anderszins, moogen koomen te veroorzaaken".
Over het eventuele succes van dit concert (dat Vogler zelf "tot genoegen
hadde gehad") is niets bekend, maar blijkbaar was de belangstelling ("eene aanzienlijke vergaderinge")
dusdanig dat Vogler toestemming vroeg (en kreeg, op dezelfde voorwaarden) voor een tweede concert op 18 maart, opnieuw in de Jacobijnerkerk.
Daarvan bleef de afrekening bewaard en daaruit kan worden afgeleid dat bij een entree van 11 stuivers per
persoon er toen circa 80 bezoekers moeten zijn geweest, enkele 'gratis' relaties van Knock mogelijk
inbegrepen. Dat lijkt geen bijzonder groot aantal, maar men moet wel bedenken dat niet alleen de aankondiging
van de bespeling(en) uiterst summier was - het tweede concert werd zelfs niet eens in de krant vermeld! -,
maar ook dat de toegangsprijs bepaald pittig was voor 'de gewone man', die bovendien niet zomaar overdag
even vrij kon nemen voor een orgelbespeling onder werktijd. Het concertpubliek zal dan ook niet een doorsnee
van de Leeuwarder bevolking hebben gevormd. Het 'nettoloon' van Vogler voor het tweede concert bedroeg
uiteindelijk 13 gulden, 10 stuivers en 12 cent.
Welke programma's Vogler in Leeuwarden heeft gespeeld is niet bekend, maar het zullen er ongetwijfeld twee
zijn geweest uit een aantal waarvan hij de exemplaren met zijn brief had meegezonden aan Knock. Het is goed
voorstelbaar dat 'De slag bij de Doggersbank' daarvan deel uitmaakte, een stuk dat hij enige tijd daarna
ook uitvoerde in Groningen (Martinikerk).
Twee concerten in Leeuwarden
Vogler heeft nadien nooit opnieuw in Leeuwarden geconcerteerd, wel elders in ons land. Diverse organisten
hebben zijn programmering enige tijd nagevolgd. Vooral Daniël Brachthuizer uit Amsterdam stond hier in ons
land om bekend.
Ook organisten in Friesland lieten zich niet onbetuigd: nog in 1843 liet de 16-jarige Johan Nicolaas Knoot
Jr. (zijn gelijknamige vader was van 1843-1846 organist van de Martinikerk te Franeker) zich in zijn
woonplaats horen in een concert met een hoog 'Vogler-gehalte', iets wat hij bijna een jaar later nog eens
herhaalde. Tegenwoordig zouden we een dergelijk optreden rubriceren als "je bent jong en je wilt wat" en
het maar beschouwen als een jeugdzonde. Op latere leeftijd zou hij trouwens elders in den lande heel wat
klassieker getinte programma's ten gehore brengen.
Vijftig jaar eerder liet Vogler ook bij Knock, zij het op een wat bescheidener niveau, zijn sporen na: Bij
een concert op 15 juni 1792 op het Müller-orgel in de Grote of St.-Bavokerk te Haarlem,
"op dezelfde voet [= voorwaarden] als de heer Abt Vogler voor eenige jaaren heeft gedaan", bracht Knock onder andere een
"Herderszang" en "Kermisvreugd" tot klinken.
Ook anderszins heeft Knock geprofiteerd van zijn relatie met Vogler, zo verkreeg hij via hem de disposities
van de orgels te Tiel en Dordrecht, zoals in 1788 gepubliceerd in zijn 'Dispositien'.
Wie nu als moderne bezoeker van orgelconcerten de programma's van Vogler bekijkt, zal zich afvragen hoe
'orgelmatig' een en ander geklonken zal hebben en wat het artistieke gehalte van dit alles was. Of er van
deze stukken ook partituren bewaard zijn gebleven, is mij niet bekend. Dat vormt in onze dagen misschien
een mooie gelegenheid een dergelijk programma eens eigentijds gestalte te geven. Ik ben benieuwd of iemand
die uitdaging durft aan te gaan.
VICTOR TIMMER
Belangrijkste bronnen:
Leeuwarder Courant.
E.A. Melchior, Wetenschappelijk en biographisch woordenboek der toonkunst, Schiedam 1890, p. 704-705.
Uwe Pape (red.), Georg Joseph Vogler.[Umbrüche in Orgelbau, Band II], Berlijn 2007.
A.H. Vlagsma, De Friese orgels tussen 1500 en 1750, Leeuwarden 2003.
Tresoar Leeuwarden, toegang 330, archief familie Van der Haer – Arnoldi, inv.nr 342.
Mededelingen door Bart van Buitenen (Dordrecht) en Theo Jellema (Leeuwarden).