Het orgel dat Albertus van Gruisen in 1911 plaatste in de uit 1792 daterende rooms-katholieke statie toegewijd aan de Heilige Michaël is thans nog het enige Friese schuilkerkorgel dat op zijn oorspronkelijke locatie behouden is gebleven en het neemt daarmee een unieke positie in het orgellandschap van ons land in en dat in Friesland in het bijzonder. Dat het orgel behouden is gebleven, is in belangrijke mate te danken aan het feit dat ook de kerk niet is vervangen, zoals wel gebeurde met alle andere rooms-katholieke schuilkerken in Friesland. Wel werd het gebouw in de 19de en 20ste eeuw enkele malen heringericht, gerestaureerd en vergroot, zoals met name in de periode 1909-1912 en in 1933. In laatstgenoemd jaar werd de kerk aan de (westelijke) voorzijde met twee traveeën vergroot en voorzien van een forse inpandige toren waarvan twee ‘steunpilaren’ op de zangerstribune het orgel inklemmen. Hoewel het gebouw vele jaren terecht een schuilkerk werd genoemd – het stond immers weinig opvallend geheel omsloten door huizen – is dat feitelijk nu niet meer het geval. Enerzijds is het bouwvolume van de kerks sinds 1933 aanzienlijk vergroot, daarnaast zijn omringende panden afgebroken, zodat het gebouw nu van de openbare weg goed zichtbaar is. Niettemin geeft het interieur ondanks de toevoegingen uit later tijd, ons nog steeds een goede indruk van de ‘verborgen’ tijd uit het verleden. Daartoe behoort ook het Van Gruisen-orgel uit 1811.
De orgelmaker Albertus van Gruisen
De bekende Friese orgelmaker Albertus van Gruisen was van origine afkomstig uit de provincie Groningen. Hij werd in augustus 1741 geboren in Kleinemeer in een rooms-katholiek gezin. Waarschijnlijk heeft hij een aantal jaren bij de bekende Groninger orgelmaker Albertus Anthoni Hinsz en mogelijk heeft hij zich ook nog enige tijd elders bekwaamd. Vermoedelijk omstreeks 1775 heeft hij zich in zijn geboorteplaats zelfstandig gevestigd als ‘Orgelmaaker en meester Timmerman’. Zijn eerste orgel bouwde hij in 1776 voor de rooms-katholieke statie te Kleinemeer. Omdat Friesland hem kennelijk meer perspectief bood dan Groningen, waar Hinsz en later Freytag & Schnitger jr. de markt beheersten, vestigde hij zich eind juni 1782 in Leeuwarden, vijf jaar na Lambertus van Dam die zijn grootste concurrent zou worden. Zijn werkterrein lag vooral in Friesland, maar ook daarbuiten was hij actief zoals in Overijssel en Noord-Holland. Van zijn drie zonen bleef uiteindelijk alleen Wilhelmus (Willem, 1788 – 1843) in de orgelmakerij werkzaam. Na het overlijden van zijn vader (in 1824) zette hij het bedrijf voort tot 1843.
Het orgel in de rooms-katholieke Statie van de H. Michael te Woudsend
Het orgel is het laatste instrument dat Van Gruisen bouwde in een Friese statie en – zoals al opgemerkt – tevens het enige dat nog in de kerk staat, waarvoor het ook werd gebouwd. De oorspronkelijke dispositie kennen we dankzij een windlade-mensuurlat uit de werkplaats van Van Gruisen die bewaard is gebleven in het Fries Museum. Daarip staat het volgende te lezen: Prestant 8 vt, Holpijp 8 vt, Viola di Gamba 8 vt discant, Octaaf 4 vt, Flute d’amour 4 vt, Quint 3 vt, Superoctaaf 2 vt, Tertiaan 2 vt [= terts 1 ⅗ vt], Mixtuur 3 – 4 sterk. Het bouwjaar weten we dankzij een etiket in de ventilatiekast. Het handschrift-Broekhuyzen uit omstreeks 1850 vermeldt eenzelfde dispositie als hierboven en tevens dat het instrument f. 2000,- had gekost. Broekhuyzen vermeldde ten onrechte de aanwezigheid van een aangehangen pedaal met bijbehorende pedaalkoppeling. Vanaf 1860, en mogelijk al eerder, was het onderhoud in handen van de sinds 1855 in Leeuwarden gevestigde Gebroeders Carolus Borromeus (Carel) en Petrus Josephus (Piet) Adema. Nadat deze vanaf 1877 elk een eigen deel van het oorspronkelijke bedrijf voorzetten – P.J. Adema in Amsterdam en C.B. Adema in Leeuwarden – bleef het onderhoud in handen van laatstgenoemde en diens zonen Lambertus en Sybrandus, die het bedrijf na het overlijden van hun vader in 1905 voortzetten onder de naam ‘Firma Gebroeders Adema Leeuwarden’.
Van de wijzigingen die het instrument in de 20ste eeuw heeft ondergaan is niet precies duidelijk wanneer deze hebben plaatsgevonden. Er zijn drie momenten: 1909 (samenhang met de restauratie van de kerk; Adema, f. 50,-), 1933 (in samenhang met de vergroting van de kerk; Adema f. 140,-) en 1946 (herstel orgel; Vaas & Bron, f. 1321,-). Gezien de hoogte van de bedragen en de schaarse, voorhanden zijnde archivalia, is de meest voor de hand liggende gang van zaken, dat in 1909 slechts schoonmaak plus herstel plaatsvond en in 1933 vervanging van de walsarmen, verplaatsing van het instrument naar achteren en plaatsing op een eenvoudige sokkel. In 1946 volgde mogelijk vervanging van de registerknoppen en de beschriftingen, het aanbrengen van het balansklavier, het vervangen van de Mixtuur door de Viool 8 vt en (dat is wel zeker) vervanging van de met tinfolie beplakte loden frontpijpen door zinken exemplaren. Pas in 1964 kwam er een elektrische windmachine. Tot die tijd werd het orgel met de hand gepompt.
Sindsdien onderging het instrument geen wijzigingen. Dankzij de huidige restauratie heeft het instrument zijn oorspronkelijke dispositie herkregen, inclusief nieuwe met tinfolie beplakte frontpijpen. Ook de klaviatuur en de locatie daarvan ten opzichte van de windlade is gereconstrueerd naar de situatie in 1811. De organist zit nu een stuk hoger dan voor de afgelopen restauratie. De nagenoeg zeker door Adema geplaatste magazijnbalg is wel gehandhaafd. De dispositie is thans (in volgorde van plaatsing op de windlade van voor naar achter):
Manuaal (C - f³): Prestant 8 voet, Viool di Gambe 8 voet (discant), Holpijp 8 voet, Octaaf 4 voet, Quint 3 voet, Flûte d’amour 4 voet, Octaaf 2 voet, Tertiaan [1 ⅗ voet], Mixtuur 3-4 sterk.
Er is geen (aangehangen) pedaal. Klaviatuur aan de linkerzijde van het orgel. Magazijnbalg (met liggende en uitslaande vouw en met twee schepbalgen) in de onderbouw, op het bovenblad nog het ventiel. De handpompinstallatie is nog aanwezig.
Ton van Eck
(Gegevens ontleend aan: Ton van Eck & Voctor Timmer, Over Albertus van Gruisen en zijn orgel in Woudsend. Uitgave ter gelegenheid van de restauratie van het Van Gruisen-orgel, 2011)