ok2010menu




De orgelmakers Van der Molen en hun werk in Friesland Friese Orgelkrant 2010
 

Dat in de 19de en 20ste eeuw de gerenommeerde orgelmakerijen van Van Gruisen, Van Dam, Bakker & Timmenga en Hardorff/Kruse het meest hebben bijgedragen aan de beeldvorming van 'Friesland Orgelland' staat buiten kijf. We moeten echter ook 'de kleintjes' niet vergeten, die ieder op hun eigen manier met meer of minder succes de hoeken en gaten van het orgelmozaiek verder opvulden. Om die reden werd in voorgaande afleveringen van de Friese orgelkrant ook aandacht besteed aan orgelmakers van het tweede garnituur van eigen bodem zoals Rense Groustra en Taeke Pieters Klimstra (in 2006 en 2009), Eeltje Ypma (2008) en Johannes Hilboesen (2009). Als in de tweede helft van de 19de eeuw de communicatiemogelijkheden groter worden (denk aan bv. de uitbreiding van het spoorwegennet en het steeds grotere aantal kranten en periodieken), neemt ook de actieradius van veel voorheen slechts regionaal werkende bedrijven toe en zien we steeds vaker bedrijven van buiten Friesland op de Friese orgelmarkt verschijnen. Als eerste voorbeeld daarvan werd in de Friese orgelkrant 2008 door Roel Walsma de schijnwerper gericht op de buitengewoon productieve Kamper orgelmaker Jan Proper, die een behoorlijk aantal nieuwe en gebruikte instrumenten in Friesland wist te verkopen. In het huidige artikel willen we enige aandacht schenken aan de in Steenwijk werkzame orgelmakers (vader en zoon) Van der Molen, die ook in Friesland hun sporen nalieten, al lag hun werkterrein voor het grootste deel elders. Men kan bij de kwaliteit van hun werk de nodige vraagtekens kan plaatsen, die zijn ook niet van gisteren. Niet voor niets hebben vrijwel al hun instrumenten reeds het veld moeten ruimen of worden in het voortbestaan bedreigd. Dat is des te meer een reden om hun werk toch enigszins te documenteren. Uitgangspunt voor deze bijdrage was o.m. een gesprek in 2007 met een kleindochter van H.J. v.d. Molen. Hoewel dat uiteraard het gemis van het verbrande bedrijfsarchief niet kon compenseren, wist ze uit haar herinneringen nog het nodige op te diepen; bovendien stelde ze een aantal foto's beschikbaar voor publikatie. Een en ander werd aangevuld met gegevens uit eigen onderzoek en enige informatie verstrekt door derden (zie bronvermelding).

Over vader en zoon Van der Molen

Orgelmaker, orgel- en pianohandelaar Hendrik Jan van der Molen werd op 23 februari 1865 geboren te Nijeveen (tussen Meppel en Steenwijk) als zoon van Take van der Molen (geboren 10 december 1831) en Gezina Zweers (geboren 6 oktober 1830). De familie van der Molen was gereformeerd. Hij trouwde op op 26 mei 1888 met Deeltje Heite (geboren 7 november 1859 te Steenwijk, overleden in 1921); zij stamde uit een Friese doopsgezinde familie, mogelijk uit de buurt van Peperga en werd na haar huwelijk gereformeerd. Veel leed is het echtpaar niet bespaard gebleven, zo verloren ze door ziekte binnen een maand 4 of 5 kinderen! Het huwelijk werd ontbonden op 15 december 1921 te Steenwijk; Deeltje Heite moet op een onbekende datum in de periode daarna tot de jaarwisseling zijn overleden. Op 14 december 1923 hertrouwde H.J. van der Molen te Meppel met Marrigje Smelt (geboren 9 september 1872, Meppel); bij hun verloving op 1 juni van dat jaar werd zij omschreven als "Mevrouw de Wed. WILMERS", wonende aan de Stationsweg te Meppel.
Haar vroegere echtgenoot, Ernst Johan Jacob Wilmers, was overleden in 1917. Evenals Van der Molen was hij ook geboortig in Nijeveen. Per datum van zijn huwelijk ging Van der Molen wonen in Meppel waar hij op 15 februari 1951 overleed. Van der Molen was een niet bijzonder groot, rustig persoon. Of Van der Molen naast zijn 'instrumentenbusiness' ook nog anderszins (maatschappelijk of kerkelijk) actief was, is vooralsnog niet bekend.
Zijn zoon Teke van der Molen werd in 1888 of 1889 geboren te Steenwijk. Hij was later ook actief als muziekhandelaar en orgelmaker, daarnaast was hij organist (vermoedelijk van de Gereformeerde kerk ter plaatse). Hij trouwde op 23 juni 1921 met Margje Hoogenkamp (een plaatsgenote). Hun dochter Margje Deeltje Anna (Marry) van der Molen werd geboren op 31 januari 1924 te Steenwijk, trouwde daar later en was er ten tijde van mijn vraaggesprek (in 2007) nog steeds met haar echtgenoot woonachtig.

Over de werkplaats

Wanneer H.J. v.d. Molen met zijn orgelmakerij begon is niet precies bekend, maar reeds in 1889 had hij een bedrijf te Steenwijk. Eerst was dat gevestigd in de Waagstraat, daarna in een historisch pand aan de Markt 56 (later genummerd 74), het vroegere Stadswijnhuis. Dit lange, nog bestaande pand (ruim 27 meter diep), staat met lange kant langs de straat van Markt naar de Kleine Kerk. Aan de voorzijde (Marktzijde) bevond zich de winkel, waarin later ook allerlei muziekinstrumenten werden verkocht (w.o. ook gitaren), daarachter was de werkplaats; de grote zolder deed dienst als opslagplaats voor orgelonderdelen. Daar lagen ook in de jaren na de Eerste Wereldoorlog nog allerlei beelden, zoals van Koning David. Het bedrijf liep op 18 maart 1978 grote brand- en waterschade op nadat een brand in het belendende gebouw (een voormalig hotel), aangestoken door een pyromaan, via balken oversloeg naar het dak en zich vervolgens in het naastliggende pand (van Van der Molen) naar beneden toe uitbreidde. Ook huizen aan de achtergelegen Oosterstraat liepen schade op. Door deze brand ging het bedrijf annex bedrijfsadministratie (waaronder het archief van de orgelmakerij) verloren. Het gebouw zelf werd in 1981 gerestaureerd en wordt momenteel (2007) gebruikt door Bloembinderij de Pluizebol.

Firmanamen

Afgaande op advertenties en bewaard gebleven briefhoofden werden achtereenvolgens de volgende firmanamen gehanteerd:
  • H.J. van der Molen Fabrikant van kerkorgels
  • H.J. van der Molen, Kerkorgelfabrikant
  • H.J. van der Molen & Zoon, Kerkorgelfabrikanten, Steenwijk
  • H.J. van der Molen & Zoon, Fabrikanten van Mechanische – en Pneumatische Kerkorgels

  • De orgelmakerij

    Volgens zijn kleindochter was H.J. van der Molen als orgelmaker autodidakt. Hij had allerlei orgels in de buurt bekeken en was toen voor zichzelf begonnen met het onderhouden en zelf bouwen van mechanische orgels. Hij maakte diverse onderdelen zelf, maar importeerde ook andere bestanddelen (uit Duitsland). Dat laatste is ook op te maken uit het feit dat in de briefhoofden afbeeldingen van orgelfronten uit Duitse catalogi waren verwerkt. Een eigen pijpenmakerij zal hij niet hebben gehad en derhalve zal hij het benodigde materiaal hebben betrokken bij een bedrijf als Laukhuff, eventueel aangevuld met bestaand pijpwerk uit voorraad, afkomstig van elders gekochte of afgebroken orgels. Hij had doorgaans 5-6 medewerkers in dienst; deze raakte hij kwijt toen ze aan het begin van de Eerste Wereldoorlog werden opgeroepen in militaire dienst. Ook import van onderdelen uit Duitsland werd toen onmogelijk, hetgeen hem ongetwijfeld voor grote problemen plaatste. Na het einde van de oorlog in 1918 besloot Van der Molen te stoppen met het zelf vervaardigen van pijporgels, al leverde hij nog wel door hem uit Duitsland geïmporteerde instrumenten. Daarnaast hield hij zich verder bezig met onderhoud, reparaties en met de verkoop van andere muziekinstrumenten (zoals gitaren). In 1921 stopte H.J. van der Molen als orgelmaker en zette zijn zoon het bedrijf alleen voort. Van de mensen die bij Van der Molen in het bedrijf hebben gewerkt, kennen we tot nu toe alleen de naam van Johannes Rense Groustra (zoon van de eerder besproken orgelmaker Rense Ypes Groustra). Hij werkte hier enige tijd in zijn jonge jaren, maar was over zijn verblijf in Steenwijk niet erg positief, getuige zijn opmerking: "Daar leerde ik vooral hoe het niet moest." …. Voor zover bekend heeft Van der Molen eenmalig samengewerkt met orgelmaker Jan Proper uit Kampen en wel in 1903 bij herstel van het orgel in de gereformeerde kerk te Ruinerwold-Koekange. De reden voor deze samenwerking, en van wie daartoe het initiatief uitging, is niet bekend; deze combinatie heeft zich daarna ook niet gecontinueerd. Vader van der Molen zal zijn zoon binnen het bedrijf in de loop der tijd hebben ingewijd in het orgelmaken. In 1921, bij het huwelijk van Teke, worden vader en zoon beide 'orgelhandelaar' genoemd. Naarmate Teke opgroeide zal die een steeds groter aandeel in de zaak hebben gekregen (getuige ook de aangepaste firmanaam) en na het vertrek van Van der Molen senior naar Meppel zal zijn zoon het vermoedelijk verder alleen hebben moeten rooien. Kort na de bovengenoemde brand in 1978 heeft deze het bedrijf opgeheven.

    Van der Molen heeft een behoorlijke werklijst gerealiseerd, waarvan de meeste orgels tot stand kwamen in Overijssel. Verder was hij actief in Noord-Holland (o.a. hervormde kerk Wijdenes), Groningen (gereformeerde kerk Appingedam), Friesland en zuidwest Drenthe. Veel van dit werk heeft – vermoedelijk ook uit oogpunt van kwaliteit - later plaats moeten maken voor nieuwe instrumenten. Als orgelmakerij was het bedrijf ongetwijfeld de mindere van dat van iemand als Proper. We komen hem dan ook alleen maar tegen in het marktsegment van kerken met een zeer beperkte beurs, die toch over een pijporgel wilden beschikken. In dit artikel beperken we ons het werk van Van der Molen in Friesland.

    Van der Molen in Friesland

    De eerste activiteiten van Van der Molen in Friesland dateren uit omstreeks 1900; hij maakte zich bekend door advertenties in o.a. de Friese kerkbode.
    1900 – Buitenpost, gereformeerde kerk: Nieuwbouw door Van der Molen voor ƒ 1000,-. Hij had het de daaropvolgende jaren ook in onderhoud. In 1921/22 plaatste Bakker & Timmenga hier een nieuw orgel en nam het Van der Molenorgel over. Terugkijkend op het Van der Molenorgel schreef de toenmalige organist in 1938: 'Het orgel dat vóór het tegenwoordige in deze kerk staat, moet maar vergeten worden. Ik zou U nog wel de naam kunnen noemen van de 'fabrikant' die deze kist in mekaar spijkerde, doch dit doe ik op 't oogenblik liever niet. Er moet ook in de orgelhistorie wel eens iets verborgen blijven.' Dit niet bepaald positieve oordeel zal vooral betrekking hebben gehad op het klinkende gedeelte van het orgel. De kas van dat instrument was in elk geval goed genoeg om door Bakker & Timmenga te worden gebruikt voor een nieuw orgel in de hervormde kerk te Waaxens (Dongeradeel). Zo bleef toch een deel van het Van der Molenorgel bewaard.

    1900 – Burum, gereformeerde kerk:
    Hier leverde Van der Molen het nog steeds aanwezige orgel. Het werd voor ƒ 1700,- verzekerd. Voor ƒ 52,- werden nog drie (niet meer aanwezige) beelden aangekocht. De kas was oorspronkelijk waarschijnlijk zwart gelakt. In 1920 vond uitgebreid herstel plaats door de firma Van Dam (Leeuwarden) en werd het geplaatst boven de kansel; ook werd mogelijk de dispositie gewijzigd. Op een onbekend moment werd de kas wit geschilderd en werd een niet bij name bekend register vervangen door een Mixtuur 1 1/3', waarvan de pijpen afkomstig waren uit de Mixtuur. Bij de restauratie in 1974 door A.H. de Graaf werd het instrument weer geplaatst op de galerij, waarbij de oorspronkelijke samenstelling van de Mixtuur werd hersteld en de vrijgekomen plaats werd voorzien van een Sesquialter 2 sterk discant.

    Hoewel het instrument feitelijk nog goed bespeelbaar is, wordt het al jaren niet meer gebruikt, sinds de organist verkoos een tweeklaviers elektronium te bespelen, dat links tegen de kas is opgesteld (met de bijhorende luidsprekers als een soort muzikale koekoeksjongen binnen in de orgelkas). De dispositie luidt:

    Prestant 8 vt, Bourdon 16 vt, Holpijp 8 vt, Roerfluit 8 vt, Octaaf 4 vt, Fluit 4 vt, Octaaf 2 vt, Mixtuur B / D,
    Sesquialter 2 sterk discant, Trompet 8 vt

    Afgezien van de toegevoegde Sesquialter, alsmede de vermoedelijk door Van Dam geleverde orgelbak en pedaalklavier, is het instrument nog in originele staat. De klaviatuur bevindt zich aan de rechterkant (vanuit de kerk gezien). Vermoedelijk oudere windlade, fabriekspijpwerk, (verguld) blinderingssnijwerk uitgezaagd in zink.

    Circa 1900 – Oosterbierum, gereformeerde kerk:
    Nieuwbouw. Over dit instrument is vooralsnog niets bekend. In 1916 plaatste de firma L. van Dam & Zn [P. van Dam] een nieuw orgel.

    1901 – Birdaard, hervormde kerk:
    Nadere informatie ontbreekt vooralsnog.

    1906 – Engwierum, gereformeerde kerk:
    Over dit instrument is vrijwel niets bekend. Het kostte ƒ 1000,-. Uit later tijd (vermoedelijk van na een restauratie door de firma Vaas en Bron) bleef een dispositie bewaard:

    Prestant 8 vt, Octaaf 8 vt, Holpijp 8 vt, Gamba 8 vt, Roerfluit 4 vt, Kwint B 2 vt, Octaaf 2 vt,
    Sesquialter 2 st.

    In 1970 werd het vervangen door een elektronisch orgel.

    1907 - Westergeest, gereformeerde kerk:
    Volgens een bericht in De Standaard leverde van der Molen hier in dat jaar een nieuw orgel. Nadere bijzonderheden ontbreken vooralsnog.

    1910 – Stavoren, gereformeerde kerk:
    Dit instrument zou zijn gebouwd omstreeks 1830 [?] als kabinetorgel voor een onbekende opdrachtgever. In 1890 werd het in de kerk te Stavoren geplaatst. Het werd in 1910 door Van der Molen verbouwd en voorzien van een andere kas. De dispositie na deze werkzaamheden was als volgt:

    Holpijp 8 vt, Gamba 8 vt (C-H in Hp8), Celeste 8 vt discant, Octaaf 4 vt,
    Super Octaaf 4 vt (vanaf c; oorspronkelijk 2 vt), Fluit 4 vt (hout), Fluit 2 vt (conisch)

    Het orgel is ter plaatse niet meer aanwezig.

    1912 - Peperga, hervormde kerk:
    Nieuwbouw (met gebruikmaking van enig ouder materiaal), met een opmerkelijk front. De dispositie luidde:

    Violon 16 vt (discant), Prestant 8 vt, Holpijp 8 vt, Octaaf 4 vt, Fluit 4 vt, Superoctaaf 4 vt [?], Octaaf 2 vt

    Enkele bijzonderheden uit eigen waarneming:
    Het front was vergelijkbaar met dat in de gereformeerde kerk te Gauw (uit 1918). Zie verder de foto's. Klavier aan rechterzijde orgel. Rechthoekige mahonie bakstukken (en dito voorlijst), voorzijde boven afgerond. Eiken windlade, inliggende voorslagen vast gezet met ijzeren platen. In de ventielkast staat met potlood: T.v.d. Molen, 1912. Registertrekkers tussen slaglijst en muziekbak. Volgorde registertrekkers v.l.n.r.: Prestant 8 / Holpijp 8 / Octaaf 4 / Fluit 4 / Superoctaaf 4 / Octaaf 2 / Violon 16 discant. Rechts van muziekbak knop Tremolo. Het pijpwerk is deels ouder.
    De kerk is in 2007 overgenomen door een particulier, die er allerlei culturele activiteiten wil organiseren en er om die reden ook het momenteel aanwezige Properorgel liet plaatsen (oorspronkelijk Schoonebeek, gereformeerde kerk, later Woldendorp). Het Van der Molenorgel werd overgenomen door Steendam Orgelbouw.

    1914 – Boornbergum, gereformeerde kerk:
    Hier plaatste de firma Van der Molen een gebruikt orgel, afkomstig uit de gereformeerde kerk van Bunschoten. Het had 7 registers en aangehangen pedaal. Het was daar in 1899 voor ƒ 1250,- gebouwd door de Utrechtse orgelbouwer P. Blad. Men is er in Bunschoten nooit erg tevreden over geweest, want al bij de ingebruikneming bleek o.a. dat de blaasbalg te klein was. In Boornbergum werd het orgel in 1951 als onderdeel van een grondige verbouwing van de kerk ingrijpend gewijzigd door J.v.d. Bliek; hij wijzigde het front, leverde een nieuwe blaasbalg annex windmotor en breidde het orgel ook uit met 3 registers. Het werd in 1967 vervangen door een nieuw orgel.

    1918 – Gauw, gereformeerde kerk:
    Hier leverde de firma Van der Molen een nieuw orgel voor ƒ 1150,-; het front van dit orgel toonde overeenkomst met dat in Peperga. Helaas bleek het instrument kwalitatief daarna nogal tegen te vallen en in 1935 werd zelfs gerept over de "desolate toestand". Na een eerste restauratie in 1946 volgde in 1964 een uitgebreid herstel door Piet Zwart (Kampen) en T. Hillenaar die al voor de afronding der werkzaamheden met de noorderzon vertrokken. Het kerkgebouw wordt tegenwoordig gebruikt als garage.

    Van der Molen orgels, afkomstig van elders

    1923 - Broeksterwoude, gereformeerde kerk:
    Toen in 1908 in Bolsward, gereformeerde kerk (A) plannen werden gemaakt voor de aanschaf van een nieuw orgel voor ongeveer ƒ 2000,-, was Van der Molen één van de orgelmakers die langs kwam met een offerte en tekeningen. Hij stelde voor als voorbeeld een bezoek te brengen aan de gereformeerde kerk (B) in zijn woonplaat Steenwijk, waar hij een jaar tevoren een nieuw orgel had geplaatst. Het had als dispositie:

    "Eerste klavier"
    Prestant 8 vt, Bourdon 16 vt, Holpijp 8 vt, Octaaf 4 vt, Kwint 3 vt, Octaaf 2 vt, Trompet B / D 8 vt
    "Tweede klavier"
    Roerfluit 8 vt, Gamba 8 vt, Fluit 4 vt, Open plaats, Windlosser, Koppeling (manuaalkoppel), "Keurig en sierlijk front"

    Het bezoek aan het betreffende instrument (op 10 oktober van dat jaar, waarbij het eerst werd bespeeld door Teke van der Molen) vormde geen reclame voor de firma Van der Molen (die het nota bene zelf in onderhoud had!), want in het verslag werd opgemerkt: "Wat front betreft, daar viel niets op aan te merken. (…) Ook de kast (van vuren hout) was goed, als ook de afwerking van binnen, doch toen men het orgel bespeelde en de muziek hoorde, viel dit zeer tegen. Ten eerste: dit orgel heeft noch maar één jaar gestaan en was bijna niet te bespelen, zoo'n kracht moest daarbij gebruikt worden, niet alleen met, doch ook zonder koppeling der beide klavieren. Ten tweede: wou men het pedaal gebruiken, dan kon men waarlijk de toetsen niet gewoon neerkrijgen, doch moesten neergetrapt worden. Bovenste klavier, gaf door 't bespelen een geweldig leven, dat eene zeer onaangename klank gaf. En ten derde: wat de zuiverheid van toon betrof, ook dit liet veel te wenschen over, en vooral de trompetten waren bijna niet aan te hooren, zoodat, zoowel in het bespelen van het orgel, als ook in de muziek, dit orgel ons zeer tegen viel, te meer noch, daar dit orgel verleden jaar noch maar, in de kerk door den heer v/d Molen geplaats is." Dat na deze ervaringen de koop niet doorging is niet verwonderlijk! Uiteindelijk kwam het instrument toch in Friesland terecht want in 1923 werd het instrument verkocht voor ƒ 1500,- aan de Gereformeerde kerk in Broeksterwoude; daar is het niet meer aanwezig.

    1925 - Drachtster Compagnie, hervormde kerk:
    In 1895 leverde Van der Molen voor ƒ 600,- een orgel aan de gereformeerde kerk te Nieuw Amsterdam (provincie Drenthe). In 1925 werd het verkocht aan de hervormde kerk te Drachtster Compagnie. Mogelijk werd het daar aangeschaft als gevolg van een inbraak in de kerk in januari van dat jaar, waarbij veel schade werd veroorzaakt "terwijl ook het (aanwezige) orgel onbruikbaar werd bevonden".
    Volgens orgelbouwer S. Haarsma, die het orgel na sluiting van de kerk in de jaren '60 van de 20ste eeuw demonteerde, was het samengesteld uit oudere onderdelen.

    Samenvattend kan worden geconstateerd dat de firma Van der Molen maar een beperkte bijdrage heeft aan de Friese orgelgeschiedenis. Dat van de geleverde instrumenten het nodige is verdwenen heeft enerzijds vooral te maken met de kwaliteit van zijn werk, anderzijds ook met verandering van muzikale smaak. Feitelijk laat in Friesland alleen het orgel te Burum nog goed het kunnen van Van der Molen zien. Des te spijtiger is het daarom, dat dit instrument zelden of nooit meer te horen is, want een orgel is nu eenmaal pas een muziekinstrument als het tot klinken wordt gebracht.
    Wie meer in de omgeving van Steenwijk iets van zijn werk wil zien, kan daarvoor terecht in de hervormde kerk van het Drentse Frederiksoord. Het orgel (gebouwd in 1904) wordt wel in zijn voortbestaan bedreigd, nu de kerk wordt gesloten voor erediensten en de toekomst van het kerkgebouw nog onzeker is.

    Bronnen:
    Vraaggesprek en correspondentie met mevr. M.D.A. Bennen - van der Molen (Steenwijk).
    Documentatie Orgels Gereformeerde kerken Friesland (Victor Timmer).
    Archief J.L. de Jong (Tresoar).
    Mededelingen dr. A.H. Vlagsma (Steenwijk) en dr. T. den Toom (Hilversum).

    Victor Timmer   


    stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard