Anna van Hannover, prinses in Leeuwarden en getalenteerde leerling van G.F. Händel
Friese Orgelkrant 2009
In 2009 vallen vele componisten te gedenken. We geven een paar voorbeelden: Händel overleed 250
jaar geleden, Haydn 200 jaar geleden en Mendelssohn werd in 1809 geboren. Hoewel Händel nooit in
Friesland geweest is, ligt het voor de hand in de Friese Orgelkrant juist aandacht aan Händel te
schenken. In de eerste plaats wordt het Leeuwarder Orgelfestival van dit jaar aan Händel gewijd.
Verder heeft dat te maken met het feit dat hij de muziekleraar geweest is van de Engelse prinses
Anna van Hannover, die 300 jaar geleden, dus in 1709, werd geboren. In 1734 trouwde zij met de
Friese stadhouder Willem Carel Hendrik Friso en kwam vervolgens in Leeuwarden wonen.
Zij was verantwoordelijk voor een groot aantal muziekactiviteiten aan het stadhouderlijk hof in
Leeuwarden. Zij richtte een kleine hofkapel op en nodigde bekende musici aan het hof uit. In 1747
vertrokken Anna en haar man van Leeuwarden naar Den Haag, omdat de Friese stadhouder in dat jaar
stadhouder Willem IV van alle zeven Nederlandse gewesten werd. De hofkapel werd in Den Haag
uitgebreid. Tot aan het einde van 'de Republiek' in 1795 kende Den Haag een rijk, internationaal
getint muziekleven waarin het hof een vooraanstaande rol speelde. Toen Willem IV in 1751
plotseling overleed, werd Anna tot aan haar dood regentes voor haar minderjarige zoon, de latere
Willem V. Anna stierf in 1759, in hetzelfde jaar als haar muziekleraar Händel.
Leeuwarden in de 17e eeuw
Tijdens 'de Republiek' kenden de Zeven Verenigde Nederlanden twee stadhouders. Onderbroken door twee
stadhouderloze tijdperken hadden Holland, Zeeland en Utrecht een stadhouder en daarnaast had Friesland
sinds 1585 ononderbroken een eigen stadhouder. Meestal was deze ook stadhouder over één of meer andere
noordoostelijke gewesten. In het begin van de 17e eeuw was er in Leeuwarden een particuliere
muziekvereniging, het Collegium Musicorum, geleid door Jaques Vredeman. Hij was een oomzegger van
schilder-bouwmeester Jan Vredeman de Vries. 'Doctoren en borgeren', beschaafde notabelen dus, behoorden
tot het Collegium Musicorum. Ondanks de gedrevenheid van Jaques Vredeman, die muzieklessen gaf,
componeerde en voorzanger in de Jacobijnerkerk werd, speelden zijn muziekactiviteiten zich in de marge
van de Leeuwarder samenleving af. Van een levendige muziektraditie was in het 17e-eeuwse Leeuwarden
beslist geen sprake. Ook niet aan het stadhouderlijk hof, al is over het muziekleven aan het hof van de
Friese Nassau's vrij weinig bekend. Tijdens de 80-jarige oorlog was er uiteraard geen tijd en ruimte voor
veel luister aan het Friese hof geweest. De eerste stadhouders waren in verband met de oorlogsHändelingen
dikwijls afwezig. Tijdens het stadhouderschap van Ernst Casimir kreeg het hofleven in Leeuwarden door
toedoen van zijn gemalin, Sophie Hedwig van Brunswijk-Wolfenbüttel, enige vorstelijke allure. Toen Willem
Frederik stadhouder was, werd de vrede van Munster (1648) gesloten, waarmee een eind aan de 80-jarige
oorlog kwam. Vanaf dat moment bevatten de archivalia sporen van muziekactiviteiten aan of rond het Friese
hof. Het betreft dan vooral composities die ter gelegenheid van een bijzondere gebeurtenis gemaakt zijn
door musici die aan het Friese hof gewerkt hebben. Willem Frederik verwondde zichzelf in 1664 dodelijk bij
het schoonmaken van zijn pistool. Zijn vrouw, Albertina Agnes, was tot 1675 regentes voor hun zoon.
Toen deze - Hendrik Casimir II – stadhouder werd, verklaarden de Friese Staten het stadhouderschap
erfelijk in de mannelijke lijn. Een jaar later laat Albertine Agnes het landgoed Oranjewoud aanleggen.
In de oorlog die begon met het rampjaar 1672 krijgt Hendrik Casimir II met zijn paard een ongeluk, waarvan
hij tot zijn dood in 1696 de nadelige gevolgen ondervond. Zijn weduwe Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau
was tot 1707 voogdes-regentes voor Johan Willem Friso, die door de kinderloze Willem III (stadhouder van
Holland en koning van Engeland) als zijn universeel erfgenaam was aangewezen. In Holland plus Zeeland en
Utrecht was echter geen sprake van een erfelijk stadhouderschap. De Staten van Holland benoemden in 1702
geen opvolger van Willem III. Het tweede stadhouderloos tijdperk was een feit. In 1711 verdronk Johan
Willem Friso in het Hollands Diep en enige weken later werd zijn zoon Willem Carel Hendrik Friso geboren.
Aangezien het stadhouderschap in Friesland wél erfelijk was, werd deze direct stadhouder. Zijn moeder, de
geliefde Maria-Louise van Hessen-Kassel ('Marije Meu') wordt door de Friese staten tot regentes benoemd.
In 1710 componeerde Reynoldus Popma van Oevering zijn Opera Prima, VI suites voor 't Clavier, 'opgedraghen
Aen de Doorluchtigste Hoog geboorne Princesse Maria Louisa, geboorne Princesse van Hesse'. In 1712 werd
Popma van Oevering organist van de Grote of Jacobijnerkerk in de Friese hoofdstad. Zo'n tien jaar later
zou hij een centrale rol spelen bij het aantrekken van Christian Müller als bouwer van het prachtige orgel
dat nu nog in deze kerk aanwezig is. In het Leeuwarder gemeentearchief bevindt zich een exemplaar van Jacob
Riehman's 'Davids Harpzangen' uit 1717. Op het titelblad ervan wordt Riehman aangeduid als 'Muzikant aan
't Hof van Haare Hoogheit, Mevrouwe de Princesse van Oranje en Nassau; enz. enz. enz.'. Die prinses was
eveneens Maria-Louise. Toen hij in 1726 overleed, was hij nog in dienst van het Friese hof. De rond 1682
in Braunschweig geboren Johann Christian Schickhardt heeft enkele werken voor de Friese Nassau's
gecomponeerd. Kort na 1700 werkte hij korte tijd als hoboïst aan het hof te Leeuwarden. Of het hof in de
Friese hoofdstad aan het einde van de 17e eeuw een kleine kapel kende, moet worden betwijfeld. Er zal
eerder sprake zijn geweest van een gelegenheidsensemble. Schickhardt bracht de laatste jaren van zijn
leven door in Leiden, waar hij ook overleed. Zijn opus 1, Sonates à une flute et une basse continue, is
opgedragen aan "Madame la Princese Douairière", dat is Henriëtte Amalia van Anhalt-Dessau. Zijn opus 2,
Sonates pour un haubois ou violon et basse continue, werd opgedragen aan Johan Willem Friso. Beide werken
werden in 1709 te Amsterdam uitgegeven. Schickhardt's muziek heeft het Italiaanse karakter van Corelli.
Zijn muziek geeft een indruk van het Leeuwarder hofensemble: het gaat om kamermuziek voor hobo, hobo en
viool of twee blokfluiten, telkens met basso continuo. Met de komst van prinses Anna van Hannover zou het
muziekleven aan het Friese hof een krachtige impuls krijgen.
Huwelijk van Willem IV met Anna van Hannover
Vanwege de aanspraken van de Friese Nassau's op het Hollandse stadhouderschap zoekt Maria Louise voor haar
zoon een goede huwelijkspartij. Die wordt gevonden in Engeland. Het gaat om Anna van Hannover, in 1709 in
het Duitse Hannover geboren als Duitse hertogin en nu Engelse prinses. Haar vader is koning George II en
als 18-jarige krijgt Anna, de oudste koningsdochter, de titel van Princess Royal.
Een huwelijksaanzoek uit het katholieke Frankrijk wordt afgewezen. Willem is maar een eenvoudige stadhouder
van Friesland, Groningen en Gelderland, geen stadhouder van Holland. Sinds zijn meerderjarigheid in 1732
mocht Willem zich van de Staten-Generaal 'Prins van Oranje' noemen, maar verder wilden ze niet gaan.
Hij werd niet eens kapitein-generaal van de 'Verenigde Republiek'. De Engelse koningsdochter zou dus ver
beneden haar stand trouwen. Anna zegt echter volmondig "ja" tegen Willem als echtgenoot.
Op 24 maart 1734 wordt het huwelijk tussen Anna en Willem met veel pracht en praal gesloten. Maria Louise
is er niet bij aanwezig. Händel schreef Il Parnasso in festa per gli sponsali di Teti e Peleo als
serenade in de stijl van een oratorium. Het werk werd aan de vooravond van het huwelijk uitgevoerd.
Tijdens de huwelijksplechtigheid zelf werd een anthem for the wedding of princess Anne, 'This is the
day' geheten, uitgevoerd. De tekst ervan - ontleend aan de psalmen 45 en 118 - werd door prinses Anna
zelf samengesteld. In Nederland componeerde de Haagse musicus Quirinus van Blankenburg een curieus werk
ter gelegenheid van het prinselijk huwelijk. Het eerste deel is een fuga op een thema uit de letters van
de naam Willem Carel Hendrik Friso (ECAEEF). Het huwelijk wordt gesymboliseerd door delen die op
doorschijnende zijde zijn gedrukt en waarvan de noten ook in spiegelbeeld gespeeld kunnen worden. Het pas
getrouwde paar wordt in Friesland hartelijk ontvangen. Bij de aankomst in Harlingen is ook Maria Louise,
benieuwd naar haar schoondochter, aanwezig. De overgang van het drukke mondaine Engelse hof naar het
rustige kleine Leeuwarden is voor Anna erg groot. Het hof in Leeuwarden is saai en eenvoudig. Anna's
elegante toiletten steken schril af tegen de sobere kleren die Maria Louise en haar dames dragen. De
verstandhouding met schoonmoeder Maria Louise wil niet zo vlotten, ze verschillen erg. Als Willem CHF
al gauw op veldtocht moet, grijpt Anna de gelegenheid aan terug naar haar ouders in Engeland te gaan.
Op dringend verzoek van Willem komt zij weer naar de Friese hoofdstad. Anna zal zich in haar nieuwe leven
moeten schikken. Er gaan heel wat brieven van Leeuwarden naar Engeland waarin Anna haar nood bij haar
moeder klaagt. Twee keer wordt er een dood prinsesje geboren en Anna verliest ook nog haar moeder, de enige
bij wie ze altijd met haar gevoelens terecht kon. Het duurt nog tot 1743 voordat Anna en Willem een
dochtertje krijgen dat blijft leven. Maria Louise houdt haar kleindochter Carolina in de Leeuwarder
Jacobijnerkerk ten doop. In 1740 schonk Anna een orgel aan de Waalse gemeente in Leeuwarden.
Het tweeklaviers orgel werd gebouwd door Johann Michaëll Schwartzburg, voormalig medewerker van Christian
Müller, die het orgel in de Jacobijnerkerk bouwde. De Staten van Friesland bekostigden het rijk
gedecoreerde rugstuk van het orgel in de Waalse Kerk. Het rugstuk bevat de wapens van Anna en Willem
Carel Hendrik Friso.
Niet alleen Anna, ook Willem Carel Hendrik Friso was van huis uit op muziek gesteld. Eind zeventiende eeuw
kende het Friese hof in Leeuwarden al een kleine kapel. Willem IV heeft zijn liefde voor muziek wellicht
van zijn moeder, Maria Louise van Hessen-Kassel, meegekregen. Uiteraard was de muzikaliteit van zijn
echtgenote, prinses Anna van Hannover, begaafd leerling van Händel, belangrijker voor de hofmuziek.
Zij speelde goed klavecimbel, had een mooie, goed getrainde zangstem. Het is veelzeggend dat Händel
haar 'the flower of princesses' noemde. Zij hield er van zoveel mogelijk concerten te organiseren,
waarbij zij zélf ook dikwijls optrad. Prinses Anna stelde in Leeuwarden vanaf 1734 een kleine hofkapel
samen. Hiertoe behoorden de Italiaanse violist Francesco Guerini en de Franse vioolvirtuoos Jean Marie
Leclair sr. Beide musici componeerden ook. Guerini moet van 1740 tot 1760 in dienst van de Oranje-Nassau's
geweest zijn. Hij verhuisde dus met Anna en Willem IV mee van Leeuwarden naar Den Haag. In het begin van
zijn loopbaan werkte Leclair zowel als danser als violist in Italië en in Frankrijk. In 1733 werd hij
aangesteld als Ordinaire de la Musique du Roi aan het hof van Zonnekoning Lodewijk XIV. Na vier jaar
kreeg hij er ruzie en in 1738 kwam hij naar Nederland en werd hij opgenomen in de kleine kapel van het
Friese hof. In 1740 vestigde hij zich in Den Haag. Zijn Quatrième livre de Sonates à violon seul avec
la Basse Continue (uit 1738) droeg hij op aan Anna van Hannover. Wie meer wil weten over componisten
die aan het Friese hof gewerkt hebben en van hun muziek wil genieten, zij verwezen naar de CD
'Vorstelijke muziek' (label De Haske Classical). Deze CD is verkrijgbaar in de Grote Kerk van Leeuwarden
en uitgegeven door de Stichting Nassau & Friesland plus de Grote Kerk Leeuwarden. De CD is opgenomen
in de Waalse Kerk te Leeuwarden.
Als in 1747 Franse troepen Zeeuws-Vlaanderen binnenvallen en Nederland in een oorlog betrokken dreigt te
raken, slaat de schrik de bevolking om het hart. In Zeeland ontstaat een volksbeweging pro Oranje en tegen
de regenten. De beweging breidt zich snel uit: de Zeeuwse, Hollandse, Utrechtse en Overijsselse regenten
geven zich gewonnen. Eindelijk is het dan zo ver: prins Willem IV zal stadhouder van Holland worden, maar
ook de eerste stadhouder in alle gewesten van de Republiek. Het stadhouderschap wordt formeel erfelijk
(ook in de vrouwelijke lijn). Willem vertrekt halsoverkop vanuit Leeuwarden met zijn vrouw en dochter
Caroline via Amsterdam naar Den Haag. Daar zal Willem het zó druk krijgen dat hij niet vaak meer in
Friesland te zien zal zijn. Als stadhouder Willem IV zal hij het werk van zijn Friese én Hollandse
voorvaderen gaan voortzetten. De tijd is rijp voor allerlei hervormingen en de mensen zijn vol vertrouwen
dat hun nieuwe stadhouder die zal realiseren. Ze hebben genoeg van de hoogmoedige regenten die elkaar
alle baantjes toespelen en van de zwaar drukkende belastingen. Willem IV zal de hooggespannen
verwachtingen echter niet waarmaken.
Cultuur en de Oranjes
In Leeuwarden was het hof van de Friese stadhouder, in Den Haag vanaf 1585 dat van de Hollandse. In de
loop van de zeventiende eeuw ontwikkelde zich in Den Haag al spoedig een stedelijke cultuur met onder
andere een aantal koren. Den Haag was sinds het aantreden van prins Maurits niet alleen de residentie
van de stadhouder maar ook van de regering, dat wil zeggen van de Staten Generaal, en dus ook van de
buitenlandse vertegenwoordigingen in ons land. Tot in de achttiende eeuw speelde zodoende de hofcultuur
een wezenlijke rol in de Haagse stedelijke infrastructuur. Zeker tot en met stadhouder Willem III gaf het
Haagse hof weinig blijk van specifieke liefde voor de muziek. De schaarse documenten betreffen
voornamelijk feesten en partijen, en dus de aanwezigheid van een dansorkest en een dansmeester, en
officiële intochten, opgeluisterd door speellieden. Gedurende enige tijd heeft er een muziekleven bestaan
aan het hof van Philips Willem van Nassau, de oudste zoon van Willem I (de Zwijger) van Oranje, die na een
gedwongen katholieke opvoeding in Spanje terugkeerde naar de Nederlanden. Vanaf 1609 verbleef hij
afwisselend in Brussel en in Breda. In laatstgenoemde plaats onderhield hij - tot zijn dood in 1618 -
een klein ensemble.
In 1688 vertrok Willem III naar Engeland. Zijn protestants opgevoede echtgenote, Maria Stuart II, had een
goede opleiding genoten en viool, luit en klavecimbel leren spelen. Als Willem III en Maria Stuart II in
april 1689 tot koning en koningin worden gekroond, gaat zij niet alleen veel aandacht aan godsdienst en
politiek besteden, maar vooral ook aan het hofleven. Veel geld wordt besteed aan de verfraaiing van
paleizen en de aanleg van tuinen. Ook is er veel geld gemoeid met de aanschaf van kleding en juwelen.
Eind december 1694 sterft zij op 32-jarige leeftijd aan de pokken. Voor haar begrafenis worden kosten
noch moeiten gespaard. In de Westminster Abbey klinkt de speciaal voor deze gelegenheid gecomponeerde
'Funeral Music' van Henry Purcell. Dit alles speelde zich echter af in Engeland, niet in 'de Republiek'.
Na de dood van Willem III brak in Holland, Zeeland en Utrecht een (tweede) stadhouderloos tijdperk aan
waardoor in Den Haag tot 1747 van een hofcultuur met een muziektraditie vrijwel geen sprake meer was.
Enkele privé-initiatieven zoals die van de schatrijke joodse zakenman Jacob Lopez de Liz bleken geen
stand te kunnen houden. Deze heeft in Den Haag een compleet operagezelschap onderhouden. Daarvoor werden
uitmuntende musici naar de residentie gehaald, onder wie Jean Marie Leclair. Vanaf 1740 verbleef Leclair
negen maanden van het jaar in Den Haag als kapelmeester van De Liz' huisorkest, de overige drie verbleef
hij als musicus aan het hof in Leeuwarden. Lang kon De Liz zijn muzikale activiteiten niet volhouden:
de kosten waren te hoog en in 1743 ging hij failliet. Leclair keerde toen terug naar Parijs waar hij in
1764 werd vermoord.
Prins Willem IV en prinses Anna in Den Haag
Toen Willem en Anna eenmaal naar Den Haag verhuisd waren, breidden zij de hofkapel tot een tiental muzikanten
uit. Daarnaast bleken zij geestdriftige ondersteuners van de Comédie Française in Den Haag. Het is bekend
dat prinses Anna verschillende malen de gehele Comédie Française huurde, "met het Huys en 't gene daer
toe verder behoort", om haar gezelschap en zichzelf te vermaken. Daarnaast werden de musici van de
Comédie Française menigmaal ingeschakeld om bij feesten en bals de hofkapel aan te vullen. De met een zwakke
gezondheid sukkelende Willem IV stierf in 1751. Zijn zoon was amper drie jaar. Anna wordt regentes en ze heeft
dan minder aandacht voor muziek omdat staatszaken al haar energie eisten. Haar regentschap is geen succes:
om de bevoegdheden van het stadhouderschap overeind te houden, zoekt zij haar toevlucht tot allerlei intriges
en speelt ze mensen tegen elkaar uit. Door een onzekere zigzagkoers vervreemdt ze grote bevolkingsgroepen van
zich. De Amsterdamse regenten zijn haar ronduit vijandig gezind. Ze wordt steeds vaker in allerlei
spotschriften belachelijk gemaakt. In 1758 stort ze in, ze kan zich niet langer staande houden. Nog één keer
verschijnt ze in de Staten Generaal, waar de heren zien hoe de naderende dood haar op het gezicht geschreven
staat. Op 12 januari 1759 sterft ze, 49 jaar oud, verbitterd en teleurgesteld. Haar regentschap heeft te kort
geduurd om de tijd tot de meerderjarigheid van haar zoon te overbruggen. Zo positief als historici over haar
muzikale betekenis oordelen, zo kritisch oordelen zij over haar politieke functioneren tijdens het regentschap.
Na Anna's dood werd hertog Lodewijk Ernst van Brunswijk‑Wolfenbűttel regent. Brunswijk stelde er
geen belang in veel geld aan muzikale zaken uit te geven. De bals werden weliswaar voortgezet en de Comédie
Française werd nog regelmatig betaald voor bewezen diensten, maar de glans was er af. In Friesland wordt
Maria Louise in 1759 regentes totdat haar kleinzoon meerderjarig zal zijn. Ze is inmiddels ruim 70 en
sukkelt met haar gezondheid. Zij komt niet veel meer buiten Leeuwarden en verblijft het liefst op haar
Princessehof of op haar buiten Mariënburg. Toch zal zij de verplichtingen van het regentschap naar eer en
geweten vervullen.
Maria Louise kreeg van de Friezen de erenaam Marijke Meu, tante Marijke. In 1765 overlijdt de 77-jarige
prinses. Zij heeft haar taak als regentes nét niet kunnen volmaken. Kleindochter Carolina neemt de
laatste paar maanden vóór Willems meerderjarigheid haar taak in Friesland nog even over. Met al haar
bescheidenheid en eenvoud is Maria Louise toch een vrouw van formaat geweest. Ze heeft zich haar leven
lang in dienst gesteld van anderen, haar man, haar kinderen, zieken, armen en misdeelden. En juist die
houding heeft haar bij de Friezen zo geweldig populair gemaakt. Met haar dood verdwijnt het
stadhouderlijk hof voorgoed uit Leeuwarden, na bijna tweehonderd jaar. In 1766 werd Willem V
meerderjarig. Met veel pracht en praal vond in Den Haag zijn installatie als stadhouder plaats.
Samen met zijn oudere zusje, Carolina, had Willem door toedoen van zijn moeder een uitstekende muzikale
opleiding genoten. Beiden zongen goed en prinses Carolina speelde goed klavecimbel. In 1767 trad Willem
in het huwelijk met prinses Frederika Sofia Wilhelmina van Pruisen. Tot 1795 zou de muziek in het leven
aan het hof een belangrijke rol spelen, zowel door de hofkapel, het privé‑orkest van het
prinselijk paar, dat in de regel uit tien tot veertien musici bestond, als door het hoforkest. De musici
van de kapel zorgden voor de tafelmuziek, de intieme kamerconcerten en maakten muziek voor en met de
familie Oranje-Nassau. Deze familie maakte zelf ook geestdriftig muziek: zij zong en speelde kamermuziek.
De concerten door het hoforkest hadden een meer officieel karakter. De subsidies voor de Comédie
Française vormen een hoofdstuk apart. Prinses Anna, Brunswijk en prins Willem V kochten in feite een grote
hoeveelheid abonnementen, rond 1760 à raison van 6000 gulden en rond 1780 voor het dubbele bedrag. Deze
abonnementen stelden hen in staat hun gasten wanneer zij dat maar wilden naar de opera mee te nemen.
Daarnaast betaalden zij grote sommen aan de Nederduitsche Schouwburg, de Italiaanse Opera en de Vlaamse
Opera, wanneer deze met name tijdens de kermis in de stad of op het paleis voorstellingen gaven. In 1787
werden de subsidies stopgezet, zowel door de slechte financiële positie van de Oranjes als door de hoog
oplopende binnenlandse politieke spanningen.
Beroemde musici in Den Haag
In de tweede helft van de achttiende eeuw bezochten vooraanstaande musici met de regelmaat van de klok
het hof in Den Haag. In de hofstad speelden Fransen, Italianen, Duitsers en Engelsen. Den Haag vormde
het vanzelfsprekende onderdeel van elke internationale tournee, zoals in 1765/6 van de familie Mozart.
In maart 1766 waren zij in Den Haag voor de inhuldigingsfeesten van Willem V. Wolfgang kreeg bij die
gelegenheid volop de kans zowel zijn compositorische als uitvoerende talenten te demonstreren. Na de
feestelijkheden bleef de familie Mozart nog vijf weken in Den Haag om vervolgens via Amsterdam, Utrecht
en Rotterdam naar Parijs af te reizen. In 1783 was de 13-jarige Ludwig van Beethoven aan het hof van de
Oranjes te gast. Hij speelde daar op 23 november 1783 samen met de altvioolvirtuoos en componist Carl
Stamitz. Ook van andere destijds beroemde instrumentalisten en zangeressen is bekend dat zij in Den
Haag, zowel aan als buiten het hof, opgetreden hebben.
Händel is ook enkele malen in Nederland geweest, de eerste keer mogelijk in 1710 op doorreis van
Düsseldorf naar Londen. Daarna nog een paar keer. Vaststaat dat Händel in 1740 en 1750 in de
Nederlandse Republiek geweest is. De Amerikaans-Canadese musicoloog Richard G. King veronderstelt
dat Händel in 1750 naar Nederland kwam om prinses Anna te bezoeken en niet op doorreis naar zijn familie
in Duitsland was. Hij verbleef hier van 11 augustus tot en met 8 december 1750. Hij gaf een aantal
concerten: op 8 september een orgelconcert in Deventer, op 2 december een orgelconcert
in Den Haag en op 7 december musiceerde Händel voor de stadhouder en zijn gezin in Den Haag.
De volgende dag keerde hij via Rotterdam terug naar Engeland. Net als in 1740 bezocht hij het
Müllerorgel. Op 27 augustus 1750 luisterde hij naar het orgelspel van de Haarlemmer organist Radeker.
Händel bespeelde in 1740 op de 20e september het orgel, maar in 1750 deed hij dat niet, waarschijnlijk
vanwege een blessure die hij door een ongeval tijdens een koetsreis had opgelopen. Waarschijnlijk heeft
Händel, volgens King, de periode van begin september tot begin december op paleis 'het Loo' doorgebracht.
Anna van Hannover was gewoon daar een groot deel van de zomer en het najaar te verblijven. Mogelijk heeft
zij Händel nog advies gevraagd over het orgel dat zij door Johannes Bruijdegom uit Den Haag voor de kapel
van 'het Loo' liet bouwen. Duidelijk is wel dat Händel en prinses Anna na 1734, toen zij na haar huwelijk
uit Engeland vertrok, contact bleven houden. Zij correspondeerden, Anna bestelde muziek van en bij Händel
en zij steunde zijn activiteiten op muziekgebied.
Op het Leeuwarder Orgelfestival 2009 staan Händel en zijn orgelconcerten centraal. Daarom tot slot nog iets
over de organist Händel en zijn orgelconcerten. Händel was al op 17-jarige leeftijd organist van de
gereformeerde slot- en domkerk in zijn geboorteplaats Halle. In de jaren 1734 tot en met 1739 schreef hij
acht orgelconcerten, waarvan de meeste tijdens de drukke theaterjaren 1734-1736, toen Händel als extra
attractie de orgelconcerten in de pauze van oratoriumuitvoeringen ging spelen. In totaal schreef hij
zestien orgelconcerten. De laatste twee kwamen in 1750 en 1751 tot stand. Nadat Händel in 1737 door een
hersenbloeding was getroffen, werd hij na 1750 geconfronteerd met een achteruitgaand gezichtsvermogen en
vanaf 1753 was hij helemaal blind. Hij beperkte zijn publieke optredens, maar bleef actief: hij leerde de
solopartijen van zijn orgelconcerten uit het hoofd en beperkte zich tenslotte tot orgelimprovisaties.
Tot zijn dood bleef hij werken van zijn hand arrangeren met het oog op de uitvoering van zijn composities.
Op 14 april 1759 overleed Händel – toch nog onverwacht – ruim drie maanden later dan zijn
leerling, prinses Anna van Hannover.
Naschrift: voor dit artikel is van diverse bronnen gebruik gemaakt.
Onze dank gaat vooral uit naar drs. Hans Algra voor zijn nuttige adviezen.