Voorjaarsexcursie naar Smallingerland en Tytsjerksteradiel
Friese Orgelkrant 2009
De voorjaarsexcursie start in Oudega, historisch een interessant dorp omdat het geruime tijd hoofdplaats van de
grietenij Smallingerland geweest is. In de Franse tijd kwam daaraan een eind, maar het duurde tot 1826 eer het
bestuur van de gemeente definitief naar Drachten werd verplaatst. Aan Oudega als hoofdplaats van de grietenij
herinnert nog het voormalige rechthuis aan de Buorren. Het rechthuis uit 1600 werd door een felle brand in de as
gelegd, waarna in 1738 een nieuw rechthuis – tevens dorpsherberg – is gebouwd. De opdrachtgevers lieten hun
initialen, samen met de geblindoekte Vrouwe Justitia, in de gevelsteen beitelen. Tot 1952 was het pand nog als
herberg in gebruik, daarna heeft het verschillende bestemmingen gehad. In 1993 is het grondig gerestaureerd.
Verder is Oudega interessant vanwege de Agathakerk, een romaanse kerk daterend van omstreeks 1100. De kerk is
daarmee het oudste monument van de gemeente Smallingerland en misschien wel de oudste kerk van Fryslân.
Later is de toren vóór de kerk gebouwd.
Smallingerland
Vanaf circa 800 na Christus kent de streek rond Oudega permanente bewoning. Oudega en Boornbergum zijn de oudste
plaatsen van Smallingerland, ontstaan op zanduitlopers aan weerszijden van de Smalle Eesterzanding. De naam
Smallingerland is afgeleid van Smalle Eesterland en het dorp Smalle Ee, dat aan de Smalle Eesterzanding
(= de Smalle Ee) lag. Men gaat er vanuit dat Smallingerland zo rond het jaar 1300 is ontstaan. Er wordt
aangenomen dat het daarvóór één geheel vormde met Tietjerksteradeel, dat in 1300 al lang bestond.
In 1392 horen we van ene Hera van Smelne die dan optreedt als Grietman van Smellingeradele. Toen Smallingerland
in de 9e eeuw definitief werd bewoond, was de kerstening in die contreien al in volle gang. In Smalle Ee
ontstond in de 13e eeuw het Benedictijner klooster Smelne. De tufstenen kerk van Oudega is echter
ouder dan het klooster Smelne. Door dit klooster werd Smalle Ee een belangrijke plaats waar veel kennis en
bestuurservaring geconcentreerd was. Tot omstreeks het jaar 1600 zetelde het grietenijbestuur en de rechtspraak
in Smalle Ee. Dit verklaart ook waarom de grietenijnaam Smallingerland van Smalle Ee is afgeleid. Toen in 1580
alle kloosters in Fyslân afgebroken werden verviel Smalle Ee tot een onbeduidende plaats. Het is thans is het
kleinste dorp van de gemeente Smallingerland. Niet lang na 1580 vestigde de grietman Van Haersma zich in Oudega.
Zeven generaties Van Haersma hebben vanuit Oudega de grietenij Smallingerland bestuurd. Intussen werd Drachten zo
groot dat het bestuur vanuit Oudega uiteindelijk in 1826 definitief overgeheveld werd naar Drachten.
Oudega
Eind 16e eeuw wordt het bestuurscentrum van Smallingerland verplaatst van Smalle Ee naar Oudega.
Tot 1663 vinden nog in beide dorpen rechtszittingen plaats. Daarna wordt de grietenij Smallingerland tot 1816
vanuit Oudega bestuurd. Als het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden is ontstaan, komt er een eind aan Oudega
als hoofdplaats van de grietenij Smallingerland. Vervolgens is gedurende een tiental jaren Opeinde (1816-1826)
de hoofdplaats van Smallingerland. Uiteindelijk verplaatst de grietenijraad haar zetel naar Drachten.
Dat gebeurt, na een democratische stemming (in 1796) 'tot gerief en dienste der meeste ingesetenen', met als
uitslag een meerderheid pro Drachten. Voor de grietman en zijn bijzitters ('wethouders') is het behandelen van
rechtszaken één van de belangrijkste taken. Men maakt gebruik van een gerechtskamer, meestal een daarvoor
gehuurd vertrek boven een herberg. In Oudega is omstreeks 1600 aan de Buorren een rechthuis gebouwd maar
dit pand werd door een felle brand in de as gelegd.
In 1738 wordt een nieuw rechthuis gebouwd. Nu is dit één van de belangrijkste rijksmonumenten in de gemeente
Smallingerland (Buorren 11 te Oudega). De opdrachtgevers hebben hun initialen, samen met de geblinddoekte
'Vrouwe Justitia' met zwaard en weegschaal, in de gevelsteen laten beitelen. Tot 1952 blijft het pand als
dorpsherberg in gebruik. Daarna is het enkele malen verkocht en gewijzigd, waarbij het van bestemming
veranderde. Het pand is in 1993 door de toenmalige bewoners, met financiële steun van de overheid grondig
gerestaureerd. Het pand is een belangrijk beeldbepalend onderdeel van de bebouwing in het historisch
centrum van Oudega. Het exterieur is nog opvallend gaaf. Thans doet het onder andere dienst als
trouwlocatie.
De Sint-Agathakerk van Oudega
De protestantse (voorheen de hervormde) kerk dateert van omstreeks 1100 en is het oudste monument van de
gemeente Smallingerland. De kerk is gewijd aan de heilige Agatha, de op Sicilië geboren martelares die de
avances van de Romeinse stadhouder afwees omdat zij haar maagdelijkheid aan God had toegewijd. Martelingen
leidden tot haar dood in 251. De naam Agatha is afgeleid van het Griekse woord agathos, wat 'de goede'
betekent. Zij zou beschermen tegen brand en bliksem. Haar feestdag valt op 5 februari. Ondanks wijzigingen
en een reconstruerende restauratie in 1921 biedt de kerk een goed voorbeeld van fraaie romaanse bouwkunst.
Zij werd oorspronkelijk in tufsteen opgetrokken. Bij de restauratie werd de gotische – met rode baksteen
gedichte - ingang in de noordmuur gehandhaafd. De gotische ingang in de zuidgevel werd in 1921 gerestaureerd.
In de 14e eeuw is de kerk met een rechtgesloten koor verlengd, zuidelijk met baksteen, noordelijk met
hergebruikte tufsteen. De sluitmuur van het koor is in 1599 vervangen. In dat jaar vond een grote verbouwing
plaats. Door de opkomende bloei van Oudega, dat niet veel later hoofdplaats van Smallingerland zou worden, was
er kennelijk genoeg geld voor een dergelijke ingreep. Vóór 1599 werd de toren mogelijk verhoogd. In het
tegenwoordige koor is een aparte avondmaalsruimte, door een laag hek gescheiden van preekstoel en dooptuin.
In de kerk is een boekje ('Monument van de Maand', jaargang 5 deel 3) verkrijgbaar dat uitgebreid over de
rijke bouwgeschiedenis van de kerk vertelt.
De kerk had aanvankelijk geen toren, maar in het midden
van de 13e eeuw werd een romaanse toren van baksteen met een tufstenen omkleding tegen de kerk aan
gebouwd. Door het ongelijk inklinken van de fundering wijken toren en kerkschip tegenwoordig van elkaar.
Door de ontstane spleet is te zien dat de geveldecoratie van de kerk achter de toren doorloopt. In 1716/17 is
de kerk op initiatief van de familie Haersma eveneens verbouwd. Tijdens deze verbouwing werden onder andere
gebrandschilderde ramen aangebracht. Zij tonen wapens van bestuurscolleges van leden uit het geslacht Haersma.
Ook zou toen een klok zijn vervangen. De tufstenen torenspits is in 1888 door een bakstenen tentdak vervangen.
Het traditioneel aandoende meubilair en de lambrisering van de kerk dateren uit 1921. Toen werd ook het met art
deco schilderingen gedecoreerde tongewelf aangebracht. De preekstoel met klankbord is 17e-eeuws.
De kuip is versierd met gegroefde hoekzuilen en toogpanelen. Aan de kansel zijn twee koperen armen met elk twee
blakers naast de bijbellezenaar bevestigd. Deze droegen tijdens de middag- en avonddiensten de kaarsen die de
predikant bij de schriftlezing moesten bijlichten. De herenbank van de Haersma's tegenover de preekstoel dateert
eveneens van de 17e eeuw. De familie Haersma liet de kerk elf dominerende rouwborden na. De laatste
restauratie van de Sint-Agathakerk vond plaats in 1974. Het metselwerk van toren en hele stukken kerkmuur moesten
worden vernieuwd. Daarnaast werd ook het interieur opgeknapt. Doel was het conserveren van de bestaande
architectonische situatie.
Toren en klok
De 13e-eeuwse toren kent drie boven elkaar gelegen ruimten, in vroeger tijden elk met een gemetseld
gewelf overdekt. Alleen het onderste gewelf is nog intact. De klokkenstoel is dwars door het bovenste gewelfveld
heen gebouwd en heeft twee klokken. Dat duidt erop dat de klokken waarschijnlijk eerst in een klokkenstoel
naast de kerk hebben gehangen. De begane grond van de toren heeft lange tijd dienst gedaan als ruimte om gevangenen
op te sluiten. Het blok waarin de gevangenen werden vastgezet, is er nog altijd. Van de twee klokken behoort de
kleine tot één der oudste van Nederland en wordt vanwege zijn model gedateerd rond het jaar 1200. Deze zogenoemde
bijenkorfklok heeft een doorsnede van 99 cm en een gewicht van 760 kilogram. Er is geen randschrift op de klok,
enkele een versiering. Daardoor weten we niet wie de gieter is. Klokken werden vaak ter plaatse dat wil zeggen
in of bij de toren gemaakt. In de late middeleeuwen namen zelfstandige en vaak rondreizende ambachtslieden dit
klokkengieterswerk van monniken over. Geleidelijk vestigden dezen zich in steden. Leeuwarden is een belangrijk
klokkengieterscentrum geweest met gieters als Hans Falck van Neurenberg, Noteman en Overney. In die tijd werden
ook grotere klokken dan voorheen vervaardigd. De Salvatorklok (1577) van de Martinitoren in Groningen heeft een
doorsnede van meer dan 2 meter.
In de Middeleeuwen gold de kerkklok als symbool van de prediking en de klepel zou de stem van de predikers in
het nieuwe testament symboliseren. Klokken werden ook gewijd. Daarnaast was de functie het aangeven van
gebedstijden in de kloosters en kerken. De kerk had het klokkengebruik overgenomen uit de tijd vóór het
christendom. In Oudega wordt nog steeds wordt iedere morgen de kleine klok geluid om negen uur, een tijdsein
om de eerste schafttijd voor werklieden op het land aan te geven. Dit gebeurt handmatig door het zeer actieve
klokluiders gilde van Oudega, want een mechanisch luidapparaat is niet aanwezig. Op zaterdagavond wordt er
om 19.00 uur geluid. Enerzijds is dit het aangeven van het einde van de werkweek, anderzijds het inluiden van
de zondag. Dit gebeurt met twee klokken in een speciale luidslag, het zogenoemde 'vierkant luiden'. Het is in
de wijde omtrek goed te horen. De 'klokslag' bepaalde vroeger ook het rechtsgebied van een dorp. De tweede
klok in de 13e-eeuwse toren werd in 1949 gegoten door Jacobus van Bergen uit Midwolda.
Deze klok verving een in de oorlog geroofde klok van Jan Albert de Grave uit 1716. In het boekje 'Monument van
de Maand', jaargang 5 deel 3 is meer over de klokken te lezen.
Het Van Damorgel (1875)
De verbouwing van de kerk rond 1875 was tevens aanleiding voor de plaatsing van een orgel en het afscheiden van
een portaalruimte onder de orgelgalerij. Het orgel werd gebouwd door L. van Dam & Zn uit Leeuwarden voor een
bedrag van fl. 2960,-. Het had negen registers, één manuaal en een aangehangen pedaal, In 1922 werd het orgel door de
orgelmakerij Bakker & Timmenga met een romantisch klinkend bovenwerk vergroot. De Quint 3 vt werd toen vervangen
door een Viola 8 vt. Na zestig jaar zonder noemenswaardige problemen te hebben gefunctioneerd, deden de eerste slijtageverschijnselen zich voor en was een restauratie onontkoombaar. Het orgel werd op 30 maart 1990 weer opgeleverd
door de firma S. Haarsma te Drachten, die het orgel onder adviseurschap van ir. C. Zijlstra uit Drachten 'renoveerde'.
De heer Haarsma was op dat moment ruim 35 jaar organist van de (hervormde) kerk in Oudega. De restauratie omvatte
volledig technisch herstel van de windladen, windvoorziening en tractuur. Het orgel kreeg een vrij pedaal en een
aantal romantische registers uit 1922 werd vervangen door stijlgetrouwe Van Damregisters uit de bouwperiode.
De plaatsing daarbij van het tongwerkregister Dulciaan 8 vt komt dubieus voor. In vroeger werk plaatste Van Dam
weliswaar een dergelijk register (Grou en Witmarsum), maar latere orgels kregen een doorslaande Klarinet 8 vt op
het bovenwerk. Orgelbouwer Haarsma hoopt nog eens in de gelegenheid te zijn de Dulciaan door een Klarinet te vervangen.
De orgelkas, die sterk vervuild en verkleurd was, is door de firma Jacobi uit Drachten opnieuw geschilderd in de authentieke imitatie-eiken kleur. Goudkleur op het snijwerk en gouden biezen op de panelen hebben de orgelkas haar fraaie front weer teruggegeven. De restauratie kostte bijna fl. 100.000,-. Dat bedrag is door de hervormde gemeente bijeengebracht.
Rijkssubsidie werd niet aangevraagd. Na de officiële overdracht kreeg Piet Wiersma (destijds organist van de Grote of
Sint-Nicolaaskerk in Monnickendam) de gelegenheid het instrument te demonstreren. Hij begeleidde tevens de
saxofoniste Titia Haarsma – van Houten in enkele werken. Voor de huidige dispositie van het orgel in de
Sint-Agathakerk verwijzen we naar 'Vijf eeuwen Friese Orgelbouw' van Jan Jongepier.
Afscheiding en doleantie in Oudega
Oudega kent ook een gereformeerde kerk. Het huidige kerkgebouw aan de Buorren werd in 1910 in gebruik genomen.
De oorspronkelijke - christelijke gereformeerde - kerk stond elders in het dorp en werd in 1910 verkocht aan de
christelijk gereformeerde gemeente in Drachten. Steen voor steen werd die kerk afgebroken en per schip van
Oudega naar Drachten vervoerd om daar weer te worden opgebouwd. Thans heeft het gebouw geen kerkelijke bestemming
meer. Sinds januari-februari 1836 waren er in Oudega en enkele dorpen in de omgeving afgescheiden gemeenten.
Hun verboden bijeenkomsten werden doorgaans door een 'oefenaar' geleid. Na een moeilijke beginperiode werd op
verzoek van enkele ouderlingen dominee De Haan uit Wouterswoude gevraagd van de afgescheidenen een echte gemeente
te maken. De beschikking over een eigen kerkgebouw en predikant waren belangrijke wensen. In 1841 trad dominee
De With als eerste afgescheiden predikant in Oudega aan. In de loop van datzelfde jaar werd een kerkgebouw, dat
in 1910 haast letterlijk naar Drachten zou verhuizen, aan de Achterweg betrokken. Een gedenksteen in de zuidgevel
van het gereformeerde kerkgebouw aan de Buorren herinnert aan de eerste 'gereformeerde' kerk te Oudega uit 1841.
De periode van de Doleantie is in Oudega en veel andere dorpen van Smallingerland kennelijk rustig verlopen.
De afgescheiden kerk is in 1892 – zoals enkele Oudegaasters het omschreven – geruisloos de gereformeerde kerken
in Nederland binnengegleden. De gereformeerde kerk is in 1980 gerestaureerd. In 2010 zullen de gereformeerde en
hervormde gemeente gefedereerd zijn. Beide kerken in het dorp blijven voor de eredienst in gebruik, zo is het
voornemen. In 1919 bouwde de firma A.S.J. Dekker uit Goes het orgel in de gereformeerde kerk. Het kostte destijds
fl. 3553,-. In 1981 en in 1993 is het orgel vergroot door S. Haarsma uit Drachten. Momenteel heeft het instrument
19 stemmen verdeeld over twee manualen en een vrij pedaal.
Twintigste en éénentwintigste eeuw
Naast een kerkelijke afscheiding kreeg Oudega in de jaren '30 van de vorige eeuw ook te maken met het fenomeen
'evangelisatie'. De neergang van de vrijzinnig hervormde kerk ging gepaard met een gestage groei van het aantal
evangelisatieleden. De orthodox hervormden stichtten een eigen onderkomen. Toen dit werd afgebroken, kwam er een
nieuw onderkomen. Circa 1960 benaderde de hervormde kerkenraad de evangelisatieleden met het verzoek, op hun
voorwaarden (!), weer terug te keren in de schoot van de Nederlandse hervormde kerk, hetgeen gebeurde. Het
evangelisatiegebouw werd daarna ingericht als bibliotheek en later tot eengezinswoning verbouwd. In 2003 zaten
zowel de gereformeerde als de hervormde gemeente zonder predikant. Er kwamen gesprekken op gang om de
samenwerking intensiever te maken. Het was hét moment om samen één predikant te beroepen en toe te werken
naar een federatie. Er werd afgesproken dat de twee gemeenten gestalte wilden geven aan een intensieve
samenwerking in het kerkelijk leven te Oudega. Dit besluit kwam van onderop, vanuit beide gemeenten zelf.
Eind 2003 deed de eerste gezamenlijke predikant zijn intrede. Na 167 jaar had Oudega weer één dominee.
In beide gemeenten is inmiddels een stappenplan goedgekeurd, waarin beoogd wordt om in 2010 het federatieproces
af te ronden.
Nijega
Naast Oudega en de hoofdplaats Drachten telt de gemeente Smallingerland nog twaalf dorpen. De kleinste zijn
Goëngahuizen en het eens zo belangrijke Smalle Ee met 73 respectievelijk 56 inwoners. Nijega, dat wat weggestopt
ligt achter het viaduct Nijegaasterhoeke in de tweebaansweg Drachten Leeuwarden, telt 500 inwoners. Thans vormt
het en zelfstandige kerkelijke gemeente. Lange tijd was Nijega samen met het buurdorp De Tike – aan de andere
kant van de N31 gelegen – één kerkgemeente. Nijega is een middeleeuws streekdorp dat in 1861 zijn huidige naam
kreeg. De kerk staat in het Westelijke uiteinde van het dorp. Vroeger was dit ook al het geval. Tegenwoordig
lijkt de dorpskern naar het plein bij de kerk te zijn verplaatst. Al vele eeuwen heeft op die locatie - dat wil
zeggen op dezelfde plaats als de tegenwoordige kerk – een kerkgebouw gestaan. Mogelijk was er vóór de kerstening
al een 'heidense' offerplaats. Grote gletsjerstenen in de fundering onder de huidige kerkmuren duiden daarop.
De voorganger van de huidige kerk was een eenvoudige zaalkerk zonder toren uit de 13e of 14e eeuw. Op een
tekening uit 1722 van de Amsterdamse kopiist Jacobus Stellingswerf is nog iets van de bouwstijl van
de oude kerk te zien. De kerk was oorspronkelijk toegewijd aan Onze Lieve Vrouwe of – net als in Oudega – aan
de Heilige Agatha. De kerk had geen toren, ten zuidoosten van de kerk stond op het kerkhof een klokkenstoel met
twee luidklokken. Wanneer deze klokkenstoel is geplaatst, is onbekend maar in 1658 wordt een reparatie van het
klokhuis vermeld. Deze kerk wordt enkele malen verbouwd, onder andere in 1726 en 1779. Twee gedenkstenen in het
torenportaal van de huidige kerk maken melding van verbouwingen in de 19e eeuw. In 1893/94 kwam
onder leiding van de gemeentearchitect Duursma uit Drachten een nieuwe kerk tot stand, een zaalkerk met mix van
neoclassicistische en neorenaissancistische elementen.
De achterkant is een gestukadoorde topgevel met twee hoeklisenen met achtkantige pinakel en spits. De zijmuren
van het schip zijn uitwendig gestukadoord met op de hoeken aan de voorzijde spitsjes. In de nieuwe ramen bevindt
zich glas in lood. De voorkant van de kerk is evenals de toren in schoon metselwerk uitgevoerd. De toren,
eveneens in 1893 gebouwd, heeft een ingesnoerde naaldspits en is verlevendigd met gepaarde rondboogvensters en
sierlijk omrande galmgaten. Opvallend is dat de toren aan de oostzijde van de kerk staat. In de toren bevinden
zich twee luidklokken waarvan de grootste (van 1381) afkomstig is uit de klokkenstoel van weleer. Op deze klok
staat: 'Anno Dmi MCCCLXXXI'. Oorspronkelijk hing er een nog grotere klok uit 1783 in de toren. In 1942 werden
beide klokken door de Duitse bezetter gevorderd en na de Tweede Wereldoorlog keerde alleen de klok uit 1381
terug. Tot 1957, toen het kerkinterieur vernieuwd werd, had de toren van Nijega daarom maar één klok. In december
1957 werd een nieuwe, kleinere klok in gebruik genomen. Deze klok werd evenals het uurwerk vervaardigd en
geïnstalleerd door de firma Van Bergen uit Heiligerlee. Op de in de oorlog verloren gegane klok uit 1783 stond
een uitgebreide tekst met twee paar wapens van H.L van Haersma (grietman), van F. Wytses (dorpsrechter van Oudega),
én van H.L. van Haersma en zijn echtgenote C. Scheltinga. In deze traditie liet de kerkvoogdij in 1957 op de nieuwe
klok ook een opschrift aanbrengen: 'centen hiervoor kwamen uit nijega – de tike samen de kerkvoogden l. koopmans,
c. witzenburg, k. tjepkema kerstmis 1957'. De kerk van Nijega is sinds 1996 rijksmonument. Daarnaast zijn de oude
klok uit 1381 en het gietijzeren hekwerk om de kerk en het kerkhof (uit 1894) eveneens rijksmonument.
Het orgel van Nijega
In 1893 wordt ook besloten tot de aanschaf van een orgel. In 1894 wordt het opgeleverd door de orgelmakerij Bakker
& Timmenga uit Leeuwarden. Het orgel heeft een karakteristiek front dat bijna twintig keer door Bakker
& Timmenga is gebruikt en dat werd ontleend aan het werk van de orgelmakers Gebr. Adema, die het op hun beurt
afleidden van fronten die Van Dam rond 1850 gebruikte. Het orgelfront in Nijega kent drie ronde torens en holle
gedeelde tussenvelden met rondbogige benedenetages en korte bovenetages. Voor de decoratie die van een
gebruikelijk model is, zij verwezen naar 'Het historische orgel in Nederland', deel 1886 – 1894, bladzijde 356.
Hier zijn over dit in 2003 gerestaureerde tweeklaviers instrument met 12 stemmen en een aangehangen pedaal ook
andere bijzonderheden te vinden.
Garyp (Garijp)
In het dorpshuis It Geahûs, vlakbij de gereformeerde kerk, kan de lunch worden gebruikt. Het dorp met bijna 2000
inwoners was oorspronkelijk een langgerekt streekdorp, maar is in de 20e eeuw zo 'verdicht' dat
het nu meer op een komdorp lijkt. Een bron uit het einde van de 18e eeuw vermeldt, dat in Garyp en
directe omgeving in de 15e en 16e eeuw veertien stinsen of versterkte sloten gestaan zouden
hebben. Dat moet sterk worden betwijfeld. Voor zover bekend waren er in 1622 drie stinsen en in 1721 nog maar één.
Van de drie uit 1622 heette er één Scroetsmastins. Eind 15e eeuw en rond 1530 zouden hier grietmannen
uit het geslacht Scroetsma gewoond hebben. Ten zuiden van Garyp, net aan de andere kant van de weg N31, ligt het
buurtschap Siegerswoude. Vroeger was Siegerswolde een zelfstandig dorp met een klooster en kerk. Na de alteratie
van 1580 werd het klooster opgeheven. Klooster en kerk werden op last van de overheid vernietigd. Na de reformatie
vormde Garyp aanvankelijk samen met Suameer en Eernewoude één kerkelijke gemeente. In 1852 kreeg Eernewoude een
eigen predikant en in 1870 werden Suameer en Garijp zelfstandige kerkelijke gemeenten. Eind 18e en een
groot deel van de 19e eeuw kende Garijp in tegenstelling tot een groot deel van Fryslân voornamelijk
rechtzinnige predikanten. Niettemin brachten de jaren 1886/87 grote kerkelijke beroering in Garyp. De Garypster
predikant in die jaren ging met de hele kerkenraad en het overgrote deel van de gemeente met de Doleantie mee.
De dolerende gemeente gebruikte de hervormde kerk, die daardoor voor anderen gesloten was. Die moesten uitwijken
naar de openbare school in het dorp. Het kwam tot processen, die door de dolerende gemeente werden verloren.
Er moest dus een eigen, gereformeerde kerk worden gebouwd. Het huidige gereformeerde kerkgebouw, de Andreaskerk,
is van 1962. De hervormde Petruskerk dateert van 1838. Al rond 1100 moet hier een eerste kerk gestaan hebben.
Tot voor kort hadden beide gemeenten nog een eigen predikant. Nu zijn zij allebei voorganger van de protestantse
gemeente. In 1993 zijn beide kerken 'Samen op Weg' gegaan en in 2002 werd er gefedereerd, waarna in 2004 de
Protestantse Gemeente Garyp in wording tot stand kwam. In 2006 werd tot Protestantse Gemeente Garyp gefuseerd.
Garyp kant voorts een (vacante) hersteld hervormde gemeente.
Hurdegaryp (Hardegarijp)
Garyp en Hurdegaryp liggen allebei in de gemeente en vroegere grietenij Tytsjerksteradiel. Burgum met bijna
10.000 inwoners is de hoofdplaats. Garyp heeft ongeveer 1900 inwoners. Hurdegaryp is met 5000 inwoners het op
één na grootste dorp van de gemeente. Hurdegaryp dat aan in 1866 aangelegde spoorlijn Leeuwarden – Groningen ligt,
heeft niet altijd op de plaats gelegen waar het tegenwoordig ligt. De naam Hardegarijp komt waarschijnlijk van:
(a) harde (b) streek (gea) op een (c) smalle landstrook (Latijn: ripa). In de 11e en 12e eeuw trokken veel
mensen naar hoger gelegen gebieden, in Hardegarijp vooral naar het gebied ten zuiden van de huidige dorpskern.
Daar stond ook de dertiende-eeuwse, door Cisterciënzers uit kloostermoppen opgetrokken kerk. In de omgeving stond
eveneens lange tijd een molen. Weer later trok men vandaar naar de zandrug waar nu de Rijksstraatweg is en toen ook
al een weg liep. Begin 1600 was daar sprake van een kleine buurtschap, die later de kern van Hardegarijp zou worden.
De bevolking van Hardegarijp was agrarisch gericht, maar heeft zijn opkomst mede te danken aan de veenderijen er
omheen. In 1830 werd rijksweg naar Groningen aangelegd. In het midden van de 20ste eeuw beleefde Hardegarijp een
groeiperiode doordat veel luchtmachtpersoneel van de vliegbasis Leeuwarden er kwam wonen. Hurdegaryp – zoals het
sinds 1989 officieel heet – groeide uit tot een forensendorp.
De Hofkerk
De hervormde (nu protestantse) kerk aan de Rijksstraatweg heet sinds 2003 de Hofkerk. Volgens de gedenksteen
boven de ingang in de noordmuur werd de kerk in 1711 gebouwd door timmerman Eilof Johannes uit Wyns. In de
Hofkerk bevinden zich een aantal grafzerken. Grietman Olfert van Lezaen liet eind 16e eeuw de state
Galeslot of Galesloot in Hardegarijp bouwen. De grafzerken van deze grietman, zijn vrouw, schoonzoon Jan van
Roorda († 1657) en kleinzoon Watze van Roorda († 1670) zijn in de kerk aanwezig. Lange tijd
woonde een familie Reitsma op de state. Van deze familie bevinden zich eveneens grafzerken in de Hofkerk.
In de kerk bevindt zich recht tegenover de kansel een prachtig gesneden eikenhouten herenbank met een
overhuiving, uit het derde kwartaal van de 17e eeuw, die bij de voorste hoekpunten op twee
Corinthische zuilen rust en aan de achterkant in de muur is bevestigd. De rugleuning bestaat uit allemaal
paneeltjes. De bank met bovenop het wapen van Roorda is mogelijk gemaakt voor Watze Roorda. Helaas is de bank
niet helemaal meer in originele staat. De fraaie preekstoel in de Hofkerk is rijk gesneden. De kuip van de
kansel met prachtige panelen en Corinthische zuilen is gemaakt in de jaren 1668 – 1670 en misschien nog
afkomstig uit de vorige kerk die aan de Zomerweg stond. In deze 'voorganger' vervaardigde Focke Idses, een
beeldsnijder uit Leeuwarden, de panelen. Of hij ook de rest van de preekstoel heeft gemaakt, is onbekend.
Op de kuippanelen zijn gesneden evangelistensymbolen te vinden: de engel voor Mattheus, de leeuw voor Marcus,
de os voor Lucas en de arend voor Johannes. Op het vijfde paneel staan de tafelen der wet afgebeeld, symbool
voor het oude testament. De tafelen rusten op de ark des verbonds die op zijn beurt steunt op een voetstuk met
de voorstelling van Abrahams offer. Alle evangelistensymbolen op de kansel dragen een bijbelboek. In de rijke
omlijstingen zijn inktpotjes en -kokers met ganzenveren en pennen aangebracht. Een bijzonder voorwerp aan de
kansel is de zandloperhouder. De versieringen op de panelen van de kanselkuip vormen geen eenheid met de
overige ornamenteringen. Een mogelijke verklaring daarvoor is dat de kansel wellicht in het eerste kwart van
de 20e eeuw is gewijzigd.
Het éénklaviers orgel in de Hofkerk is in 1879 gebouwd door de zonen Van Oeckelen, die na 1878 de
orgelmakerij van hun vader Petrus van Oeckelen uit Haren voortzetten. Het orgel kwam op de plaats waar nu
de galerij is. In 1967 werd het orgel door orgelmakerij Bakker & Timmenga uit Leeuwarden gerestaureerd
en uitgebreid met een mixtuur. Deze restauratie werd mogelijk na bemiddeling door de Piet Post, van 1949
tot 1979 cantororganist van de Grote of Jacobijnerkerk te Leeuwarden. In 1981 werd het orgel verplaatst
naar de oostkant van de kerk. Een tweede herenbank in de kerk werd daartoe verwijderd en naar de kerk van
Finkum overgeplaatst. Het front van het orgel wijkt in meerdere opzichten af van het prototype. De
frontdecoratie draagt uitgesproken Van Oeckelen kenmerken. Karakteristiek zijn de scheidingslijsten in de
velden met golfranken en een breed plantaardig motief als centraal element. Verder zijn bladtakken en
rankwerk te zien. De bovenetages van de tussenvelden worden afgesloten door een draperie die aan de
buitenzijden over het pijpwerk hangt. Elk vleugelstuk bestaat uit een S-rank die zich op gecompliceerde
wijze vertakt en waarin muziekinstrumenten zijn opgenomen. Op de torenvelden is nog enig rankwerk
aangebracht. Op de middentoren is een lier te zien. Deze kunsthistorische aspecten zijn te vinden 'Het
historische orgel in Nederland; deel 1878 – 1886'. Daarin is ook de dispositie van het orgel te vinden,
net als in 'Vijf eeuwen Friese orgelbouw' van Jan Jongepier.
De gereformeerde kerk in Hurdegaryp
Jarenlang kende Hardegarijp een bloeiende – overwegend vrijzinnige – hervormde gemeente. Het dorp kende
enkel een openbare lagere school. De predikant van de hervormde gemeente was voorzitter van de
oudercommissie van de openbare school en gaf er tevens godsdienstonderwijs. Afscheiding en doleantie
beroerden kerkelijk Hardegarijp niet of nauwelijks. Toen het meer orthodoxe deel van de hervormde
gemeente toenam, werd in 1931 het evangelisatiegebouw aan de Rijksstraatweg in gebruik genomen. Wie
bij een andere kerk hoorde, kerkte in een naburig dorp. De enkele gereformeerden die het dorp destijds
telde, kerkten eerst in naburige dorpen. Pas ruim na 1945 komt er in Hardegarijp een gereformeerde gemeente
van de grond. Op 2 juli 1959 vond de instituering van de gereformeerde kerk te Hardegarijp plaats.
De nieuwe kerkgemeente omvatte Hardegarijp, Rijperkerk, een deel van Tietjerk (inclusief Zwartewegsend).
De eerste officiële kerkdienst van de nieuwe gemeente was op 26 juli 1959, in een noodkerk aan de
Stationsweg met in totaal 160 zitplaatsen. De banken waren afkomstig uit de Noorderkerk te Drachten.
Al direct waren er plannen voor de bouw van een nieuwe kerk en reeds in het begin van 1960 werd met de
uitvoering daarvan begonnen. Op 23 december 1960 vond de openingsplechtigheid van het nieuwe kerkgebouw
aan de Swagermanstraat plaats. In 1967 werden bij de kerk een kerkelijk centrum en een pastorie
gerealiseerd. Op 21 april van dat jaar werd het kerkelijk centrum, dat de naam 'Perspectief' kreeg,
feestelijk geopend. In de zeventiger jaren begon het proces van toenadering tussen gereformeerden
en hervormden. Niet zozeer in Hardegarijp, maar wél in Rijperkerk (Ryptsjerk) en Tietjerk (Tytsjerk).
De gereformeerden in deze twee dorpen gaven te kennen verder samen te willen gaan met de hervormde
gemeenten. Zij die eind jaren vijftig nauw betrokken waren geweest bij het ontstaan van de gereformeerde
kerk in Hardegarijp, gingen nu in hun eigen dorp verder met de hervormden. Niettemin was de nieuwe kerk
aan de Swagermanstraat te klein. De gemeente vroeg in juli 1982 een vergunning aan om Perspectief te
verbouwen en uit te breiden. Reeds op 6 september werd met de vernieuwbouw gestart. Zolang moesten de
kerkdiensten in het dorpshuis De Schalmei plaatsvinden. De heropening van het vernieuwde kerkgebouw was
27 april 1983. Voortaan zou het gebouw de nieuwe naam: "Nieuw Perspectief" dragen. Eind 1997
worden een nieuw liturgisch centrum en een nieuw orgel, het huidige Mense Ruiterorgel, in gebruik genomen.
Samenwerking en toenadering
Toen de vrijzinnige predikant in 1965 uit Hurdegaryp vertrok, werd uitgekeken naar een meer rechtzinnig
predikant. De komst van een rechtzinnig predikant bracht grote veranderingen teweeg binnen de hervormde
gemeente. Hij brak met de traditie om voorzitter te zijn van de oudervereniging van de openbare school
en stuurde zijn kinderen naar de christelijke school, die het dorp inmiddels sinds het begin van de jaren
vijftig rijk was. De eerste predikant van de gereformeerde kerk en de nieuwe rechtzinnige dominee van de
hervormde gemeente konden het goed met elkaar vinden en dit resulteerde al gauw in kanselruil. Beide
predikanten waren jong en tevens zeer betrokken bij hun taak. Deze periode kenmerkte zich door toenadering
en opbloei. Beide kerken zaten elke zondag vol en de predikanten werden zeer gewaardeerd. Deze periode
van bloei en toenadering werd daarna soms afgewisseld met perioden van 'afkoeling'. Dat hing sterk af van
de predikanten die op een bepaald moment in Hurdegaryp stonden. Op 1 januari 2004 gingen de hervormde en
de gereformeerde kerk van Hurdegaryp samen op weg. In mei 2004 gingen beide kerken landelijk op in de
Protestantse Kerk in Nederland. In Hurdegaryp ontstond toen de protestantse gemeente i.w. (in wording).
Op 1 januari 2008 fuseerden beide kerken tot de protestantse gemeente Hurdegaryp. Naast eenwording was
echter ook sprake van afsplitsing: het voormalige hervormde evangelisatielokaal uit 1931 wordt thans
gebruikt door de hersteld hervormde gemeente.
50 jaar orgel en muziek in Hurdegaryp
Het harmonium uit de 'noodkerk' aan de Stationsweg ging in 1960 mee naar de nieuwe kerk aan de Swagermanstraat.
Het werd geplaatst op een balkon dat was aangebracht om later een echt kerkorgel op te bouwen. In 1961 kon
een elektropneumatisch orgel van de firma Fonteijn & Gaal gekocht worden. De relatief lage prijs kwam
goed van pas, maar het inwendige van het instrument was geen lang en stabiel leven beschoren. Het orgel
was voor de gemeente niettemin wel degelijk een grote aanwinst. Het had 12 stemmen verdeeld over 2
manualen en een vrij pedaal. Verder konden de klavieren en het pedaal gekoppeld worden. Ondanks de matige
kwaliteit heeft dit orgel tot 1996 gefunctioneerd. De laatste jaren kwamen er steeds meer uitvalverschijnselen.
Daarop werd besloten om een nieuw orgel te zoeken. Diverse acties waren nodig om geld in te zamelen. Omdat de
kosterswoning werd verkocht, was het geld eerder bijeenvergaard dan verwacht. Na veel zoektochten kwam de
orgelcommissie uit in de stad Groningen in de Filadelfiakerk. Oorspronkelijk een protestantse kerk die was
overgenomen door het Leger des Heils. Het orgel werd niet gebruikt. Na pittige onderhandelingen en een uniek
bouwcontract met de orgelbouwer kon de gereformeerde kerk in Hurdegaryp een nieuw en bijzonder orgel aanschaffen.
Van het oude orgel is op waardige afscheid genomen. Het balkon van het oude orgel kon worden verwijderd omdat
het nieuwe orgel een staand exemplaar, een positief, is. Het nieuwe orgel was in 1960 gebouwd in Groningen door
Mense Ruiter Orgelbouwers en dus bijna net zo oud als de gemeente. In de Friese Orgelkrant 2007 is te lezen hoe
het orgel naar Hurdegaryp kwam. Op 28 november 1997 vond de feestelijke overdracht van het orgel aan de gemeente
plaats. Zondag 30 november werd het orgel in de eerste dienst bespeeld. In Friese Orgelkrant van 2007 is
eveneens te lezen hoe de door de kerkenraad ingestelde commissie "Vrienden van het Mense Ruiter Orgel"
in 2002 van start ging met het organiseren van orgelactiviteiten voor een breed publiek. Sinds die tijd
worden er met succes zo'n 5 orgelconcerten per jaar gegeven door onbekende en vooral bekende organisten.
De gereformeerde kerk van Hurdegaryp heeft steeds veel aandacht geschonken aan de begeleiding van de erediensten.
In de afgelopen 50 jaar hebben vele gemeenteleden met hun orgelspel de gemeente gediend. Zonder iemand tekort te
willen doen, noemen we hier Wietse Dijkstra uit Ryptsjerk. Op dit moment wordt de gemeentezang begeleid door
3 vaste organisten. De organisten bekwaamden zich door zelfstudie en het volgen van opleidingen in kerkmuziek.
Verder spraken zij kaders af voor de begeleidingen van de vieringen, waarbij verschillende liedbundels worden
gebruikt. Mede door hun inzet en betrokkenheid kan Hurdegaryp nog altijd een gemeente 'waar muziek in zit'
genoemd worden.