ok2007menu




De Buxtehude-klank en twee Friese orgelmakers in Buxtehude's land Friese Orgelkrant 2007
 

Orgelliefhebbers zijn er al zolang er orgels zijn, maar hun profiel is in de laatste dertig jaar wel iets veranderd. De tijd dat men zondags het orgel beluisterde en misschien in eigen stad - als dat kon - ook orgelconcerten bezocht, grotendeels gegeven door één organist, en daar eenvoudigweg van genoot, lijkt welhaast prehistorie. De orgelliefhebber van nu reist, vergelijkt orgels en organisten, beluistert cd's, leest zijn orgellijfblad en roert zich wellicht ook op internet om daar met geestverwanten orgelgenoegens en -ongenoegens uit te wisselen.

Een orgel is niet meer gewoon een orgel, maar een Bachorgel, een Franckorgel of een Buxtehude-orgel. Het komt ook voor dat een orgel dat een tijdje lang een Bach-orgel was, het ineens niet meer is… Vaak is het zoeken naar Bach-orgels, Franck-orgels etc. het zoeken van zekerheden die niet bestaan. Om het Bach-orgel als voorbeeld te nemen: Is dat het 18e-eeuwse orgel uit Thüringen? Misschien, maar Bach verliet zijn Thüringse 'Heimat' op 38-jarige leeftijd. Of is dat het Silbermann-orgel dat we in zoveel kerken in Sachsen tegenkomen? Misschien, maar in zijn jaren in Sachsen was Bach niet meer als organist in dienst van een kerk. Hoe intensief hield hij zich nog met het orgel bezig? Zijn de orgels die Bach in Hamburg leerde kennen Bach-orgels? Vermoedelijk ook niet. We weten dat hij ze mooi vond, maar hij bespeelde ze alleen in 1702; hij was toen op (studie)reis, het grootste deel van zijn orgelmuziek moest hij nog schrijven. Bach laten we hier verder maar rusten.

Driehonderd jaar geleden overleed Dieterich Buxtehude. Vraag is: bij welk type orgel hoort zijn muziek? Met enige regelmaat hoort men de veronderstelling dat het Schnitger-orgel het Buxtehude-orgel bij uitnemendheid zou zijn. Immers, het grootste deel van zijn leven was Buxtehude werkzaam in Lübeck in Noord-Duitsland, niet ver van Hamburg, waar Schnitger resideerde. Wat zijn de feiten? Buxtehude bespeelde in Lübeck twee grote orgels die beide niet door Schnitger gebouwd waren. De staat van onderhoud van deze orgels stemde hem niet altijd tot tevredenheid. In dit verband had hij meermaals contact met Schnitger (die hij ook in andere plaatsen aanbeval), maar tot werkzaamheden van Schnitger in de Marienkirche van Lübeck is het nooit gekomen. Buxtehudes Lübeckse orgels waren gebouwd door Bartold Hering (het orgel aan de westwand) en Friedrich Stellwagen (het zogenoemde Totentanz-orgel in de buurt van het koor). Nu is de Friese Orgelkrant niet in het leven geroepen om aandacht aan die orgelmakers te besteden. Uiteindelijk moet dit verhaal in Friesland uitkomen. Maar daarvoor begeven we ons eerst nog een paar honderd kilometer verder noordwaarts, naar de streek waaruit Buxtehude stamt. We komen dan terecht in het huidige Zweden en Denemarken. In het aan de Zweedse westkust gelegen Helsingborg was Buxtehude's vader organist. Later verruilde hij deze post voor een organistschap in het aan de overkant van het water in Denemarken gelegen Helsingør. Ook de jonge Dieterich bezette organistenposten in Helsingborg en Helsingør. De Nederlandse organoloog Cor Edskes heeft erop gewezen dat de orgelmaker die vader en zoon Buxtehude voortdurend tegenkwamen, Johan Lorentz was. De orgels waarop zij speelden, waren door Lorentz nieuwgebouwd ofwel ingrijpend gerenoveerd. Deze instrumenten moeten zeer voornaam hebben geklonken, eerder slank dan breed, eerder terughoudend dan luid. Van deze klankwereld getuigt in Denemarken nu nog het orgel van de Dom van Roskilde, een orgel met een zeer gecompliceerde bouwgeschiedenis, dat sinds het in 1991 gerestaureerd werd, weer een wonder van schoonheid is. Vermoedelijk kreeg Johan Lorentz kort voor zijn dood in 1650 de opdracht het om te bouwen. Misschien is hij er ook nog aan begonnen, maar één van zijn meesterknechten heeft het werk moeten overnemen. Het orgel van Roskilde was toen al ongeveer een eeuw oud. Bij de oorspronkelijke bouw, rond het midden van de 16e eeuw, spelen orgelmakers uit Friesland een rol. We zullen zien dat hun optreden geen toonbeeld vormt van Friese eendracht.

Die belangrijkste van de twee is Herman Raphaelis. Hij voltooide zijn nieuwe orgel in Roskilde (dat overigens niet het eerste orgel van de kerk was) in januari 1555. Herman Raphaelis was omstreeks 1530 in Vollenhove geboren, toen zijn vader, Raphael Rodensteen, eveneens orgelbouwer, in die stad werkzaam was. Deze Raphael woont in 1535 in Bolsward. Hij werkt daar samen met meester Simon, met wie hij in de jaren 1536-39 een orgel in Bozum bouwt. Edskes acht het mogelijk dat Raphael Rodensteen in 1539 de bouwer was van een koororgel in de Bolswarder Martinikerk. Dat orgel ging in 1635 naar de Broerenkerk in Bolsward (bij welke gelegenheid het met een rugwerk werd uitgebreid). Nu is de kas ervan nog te bewonderen in het transept van de Aa-kerk in Groningen. De Herman Raphaelis die in Roskilde opduikt, had meerdere broers. Eén daarvan was de in Bolsward geboren Gabriël, die ook het beroep van orgelbouwer koos. Hun broer Michael was pastoor in Lekkum; in 1567 werd hij calvinist en moest hij vluchten naar Emden. Dat men later in Oostfriesland de orgelbouwer Wicke Dircksz uit Sneek tegenkomt, heeft te maken met een aanbeveling van deze Michael, en wordt begrijpelijk als we weten dat Dircksz waarschijnlijk bij Raphael Rodensteen had gewerkt. Dan was er nog een broer Matthys Raphaelsz., wiens naam men in archieven ook in verband met orgelaangelegenheden tegenkomt. Hoe Herman Raphaelis in Roskilde terechtkomt is onbekend. Maar dat orglbouwers uit de lage landen hun ambacht in andere streken uitoefenden, was in de 16e eeuw zeer gebruikelijk. Wat we wél weten is dat hij in Roskilde samenwerkte met ene Pieter Johanszoon Sneckere; die 'achternaam' wijst er wellicht op dat hij uit Sneek kwam. Tijdens de werkzaamheden in Roskilde krijgen Herman en Pieter onenigheid. Pieter gaat dan voor een tijdje naar Friesland terug. Als hij later zijn gezicht weer in Roskilde laat zien, weigert Herman hem de toegang tot het orgel. De ruzie loopt hoog op: Pieter is van mening dat Herman toen hij alleen in Roskilde was achtergebleven bij zijn werkzaamheden aan het rugwerk op ongeoorloofde wijze was afgeweken van de bepalingen in het contract. Voor de kennis van de oorspronkelijke aanleg van het orgel is de ruzie tussen deze twee Friezen van het grootste belang gebleken. Het contract voor de bouw is namelijk verloren gegaan, maar de op schrift gestelde verwijten van Pieter aan het adres van Herman zijn er nog. Daaruit zijn veel gegevens over het orgel af te lezen. Het is Herman Raphaelis geweest die zegevierend uit de strijd kwam. In januari 1555 betaalt het domkapittel hem de som die de beide orgelmakers eigenlijk hadden moeten delen.

Terug naar de vraag, óf en zo ja, waar een Buxtehude-orgel bestaat. Ik denk dat het orgel van Roskilde hoge ogen gooit. Ook het gereconstrueerde orgel in Helsingør, dat ooit door de jonge Buxtehude bespeeld werd (uit die tijd bleven alleen 27 frontpijpen van het rugwerk bewaard) is een serieus te nemen kandidaat. In Friesland staan natuurlijk geen Buxtehude-orgels, maar er is één orgel waarvan de slanke, zilverachtige, terughoudende toon me wel eens aan de Buxtehude-klankwereld doet denken: dat is het door Flentrop gereconstrueerde Jan Harmens-orgel in de Grote Kerk in Workum.

T.J.


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard