Jean Langlais (1907 – 1991) honderd jaar geleden geboren
Friese Orgelkrant 2007
De afgelopen jaren is regelmatig het geboorte- of overlijdensjaar van een groot componist herdacht: in 2000 het overlijdensjaar 1750 van J.S. Bach, in 2001 Joseph Rheinberger's overlijdensjaar 1901, in 2006 Mozart's geboortejaar 1756 en Andriessen's dood in 1981. In 2007 worden twee belangrijke orgelcomponisten herdacht: Dietrich Buxtehude, 300 jaar geleden in Lübeck overleden en Jean Langlais, 100 jaar geleden geboren. Ongetwijfeld zullen van beide componisten de nodige werken worden gespeeld tijdens het komende orgelseizoen.
De muzikale opleiding van Jean Langlais
Jean Langlais werd op 15 februari 1907 geboren in la Fontenelle (departement Ille-et-Vilaine), een klein Bretons dorp dat in 2005 ruim 500 inwoners telde, vlakbij Mont-Saint-Michel. Na zes maanden openbaarde zich een aangeboren oogziekte, die ertoe leidde dat hij geheel blind werd toen hij twee jaar oud was. Jean's familie had het niet breed, maar door toedoen van zijn oom Jules, een tot officier opgeklommen militair met relaties die een studiebeurs wist te regelen, kon Jean reeds op 10-jarige leeftijd naar Parijs om aan het Nationaal Instituut voor Jonge Blinden onderwijs te volgen, zowel algemeen vormend als muzikaal. Hij studeerde er piano, viool en orgel. Vioollessen volgde hij bij Clavers en harmonieleer bij Mahaut respectievelijk leerlingen van Gigout en Franck. Vanaf zijn 16e richt hij zich geheel op het orgel onder leiding van zijn leermeester André Marchal, een groot organist uit die tijd. In 1927 werd Langlais toegelaten tot het Conservatorium van Parijs in de orgelklas van Marcel Dupré, tegelijk met Olivier Messiaen. Hij behaalde een eerste prijs voor zijn orgelspel in 1930. In datzelfde jaar ging hij improvisatielessen nemen bij Charles Tournemire, die één van de belangrijkste vernieuwers van de Frans romantische school was. In 1931 ontving Langlais de eervolle Grand Prix d'Exécution et Improvisation des Amis de l'Orgue. In die periode ontstonden de "Poèmes Evangéliques" en de "Trois Paraphrases Grégoriennes". Hij voltooide zijn muziekstudie aan het Parijse Conservatorium door in 1934/'35 compositieleer en orkestratie bij Paul Dukas te volgen, iets wat Jehan Alain ook deed.
Organist van de Sainte-Clotilde
Gedurende 40 jaar was Langlais leraar aan het Nationaal Instituut voor Jonge Blinden en tevens gaf hij les aan de Schola Cantorum van Parijs, waar hij tussen 1961 en 1975 talrijke Franse en buitenlandse leerlingen muzikaal vormde. Zijn reputatie als pedagoog, improvisator en concertgever trok leerlingen van alle nationaliteiten aan, vooral uit de Verenigde Staten, waar hij tussen 1952 en 1981 zo'n 300 recitals gaf. In 1945 werd Langlais tot organist van de Sainte-Clotilde benoemd, een post met illustere voorgangers als César Franck en Charles Tournemire. Hij vervulde die tot zijn 80e, dus gedurende maar liefst 42 jaar. Tournemire had uitdrukkelijk gewild dat Langlais hem direct na zijn dood zou opvolgen, maar na een ondoorzichtige en 'stroperige' procedure benoemde de kerkleiding in maart 1942 de 62-jarige Joseph Ermend Bonnal tot organist van de Sainte-Clotilde. Bonnal had toen als organist groot aanzien, zoals onder meer uit uitlatingen van Vierne blijkt. Langlais, organist van de Saint-Pierre-de-Montrouge, was met zijn 32 jaar nog maar een 'coming man'. Toch was sprake van een vreemde gang van zaken, waarover ook Marie-Louise Jaquet-Langlais in de biografie 'Ombre en Lumière' niet helemaal duidelijk is. Augustus 1944 overlijdt Bonnal plotseling en dan wordt - zij het na enig treuzelen en aarzelen - Langlais, die de functie nog steeds graag wil, in oktober 1945 (!) alsnog tot organist van de Sainte-Clotilde benoemd.
In de vierde, geheel herziene druk van 'Het orgel en zijn meesters' (Kruseman, Den Haag 1983) stelt Prick van Wely dat Langlais 'tot de grote organisten van het ogenblik' behoort. Twee regels verder noemt hij Langlais 'een virtuoos en improvisator van groot formaat'. Jean Langlais is één van de belangrijkste vertegenwoordigers van de 20ste eeuwse Franse muziek geworden. Hij zette een roemrijke orgeltraditie, gekoppeld aan de Parijse Sainte-Clotilde, voort. Langlais was een productief componist met een uitgebreide werklijst. Zijn oeuvre omvat 254 opusnummers. Zowel zijn orgelcomposities als zijn improvisatiekunst liggen in de lijn van zijn voorgangers in de Sainte-Clotilde: Franck, Pierné en Tournemire. Naast orgelwerken schreef Langlais ook kamermuziek, orkestwerken, koorwerken (waaronder vele missen, zowel à capella als met orgel- of orkestbegeleiding), psalmen voor koor en orkest, een passie, concerten voor orgel en orkest plus nog vele andere composities, bijvoorbeeld voor klavecimbel. Teveel om allemaal op te noemen. Van zijn orgelwerken heeft vooral de Hymne d' Action de Grâces 'Te Deum' grote bekendheid gekregen. Jean Langlais overleed in Parijs op 8 mei 1991. Hij was toen 84 jaar.
De muziek van Jean Langlais
In het najaar van 2004 verzorgde Petra Veenswijk (Delft), die tot Langlais' laatste leerlingen behoort, enkele workshops over 'Franse (liturgische) muziek uit de 20e eeuw', met de nadruk op de muziek van Langlais. Fragmenten van haar tekst die in 'De Orgelkrant' van de KNOV verscheen, geven wij hierbij weer. Langlais' stijl is een mengsel van elementen: bretonse folklore, gregoriaans (modaliteit), polyfonie van Middeleeuwen en Renaissance, Franckiaanse chromatiek, impressionisme gecombineerd met ritme en kleuren van de 20ste eeuw. In de 24 stukken voor harmonium (1939) legt hij als het ware de basis voor zijn compositietechnieken. Gedurende de oorlogsjaren ontstonden de Eerste Symphonie en zijn "Neuf Pièces". In 1945 wordt hij benoemd als organist van de Sainte-Clotilde. Met deze benoeming werd de wens van Tournemire toen deze in 1939 overleed, (alsnog) gehonoreerd. Het Cavaillé-Coll orgel moet voor Langlais naast zijn sterke geloofsbeleving - met name zijn intense Mariaverering - de grootste inspiratiebron voor zijn composities zijn geweest. In de periode na de oorlog ontstonden "Fête" (1946), de drie Suites (1947- 49), "Incantation pour un Jour Saint" (1949), etc. Vanaf 1952 maakte hij tientallen concertreizen naar Amerika. Dit feit heeft een grote invloed op zijn leven en werk uitgeoefend. In die tijd ontstonden o.a. "Folkloric Suite", "Organ Book" en "Triptique". Zijn "Suite americaine" (1959) wekte destijds veel beroering omdat hij met de wereldlijke thema's hiervan duidelijk een nieuwe weg insloeg naar de Amerikaanse muziek. De Amerikaanse orgels met de vele mogelijkheden, spraken Langlais zeer aan. In 1961 werd het instrument van de Sainte-Clotilde naar Amerikaans voorbeeld geëlektrificeerd en uitgebreid. Vanaf 1961 volgt er een duidelijk tweede periode in zijn werk, die wordt gekenmerkt door een sterke wisseling van genre. Nieuwe aspecten, zoals atonaliteit ("Essai"), gebruik van de valeur ajouté, dodecafonie en ingenieuze contrapuntische technieken ("Sonate en Trio") dienen zich aan. In datzelfde jaar wordt Jean Langlais benoemd tot professeur honoraire aan de Schola Cantorum. Met het verschijnen van het "Livre Oecuménique" (1968) keert hij terug naar zijn religieuze basis. De "Trois Implorations" (1970) geven zijn eigen geloofsbeleving en persoonlijke (kritische) visie op het Tweede Vaticaans Concilie weer. Het "sterke contrast" gaat in die tijd een grotere rol in zijn werk spelen. In 1973 voltooit hij zijn misschien wel belangrijkste werk "L'Apocalypse". Het is de aanzet tot nog twee grote werken, de "Deuxième Symphonie" (1977) en de "Troisième Symphonie"(1979). De laatste periode van zijn leven (1973 - 1991) kenmerkt zich, ondanks verschillende ziektes, door een grote scheppingsdrang. De vele composities die ontstaan zijn óf een terugblik, óf een voortborduren op zijn zeer eigen, sterk poëtisch getinte stijl. Jean Langlais heeft voor zijn werk hoge onderscheidingen gekregen. Hij was onder andere Officier de la Légion d' Honneur et des Palmes Académiques, Commandeur des Arts et des Lettres en Chevalier de Saint Grégoire-le-Grand. Voorts werd hem de Médaille de la Ville de Paris uitgereikt. In de Verenigde Staten ontving hij eredoctoraten aan de Texas Christian University (1975), de Duquesne University in Pittsburg (1976) en de Catholic University te Washington (1979). In 1955 en 1956 ontving hij onderscheidingen voor zijn grammofoonplaatopnamen. In Nederland is Langlais jurylid van het internationaal orgelconcours in de Sint-Bavokerk te Haarlem geweest. Dat was het geval in 1963 en in 1978. In 1971 is een opname uitgebracht, waarop hij eigen werk op het Müller-orgel te Haarlem speelt. In 1988 kwam deze opname op CD uit. Op de orgelsite van de NCRV is een opname te beluisteren van een concert dat Langlais op 2 december 1965 in de Oude Kerk van Amsterdam gaf.
Roomse orgels: van Willem Hendrik Zwart tot Marcel Dupré
Andries Monna, geschiedenisleraar in ruste en bestuurslid van de Stichting Orgelconcerten Grote Kerk Leeuwarden, heeft tweemaal een bezoek aan Langlais in Parijs gebracht. De eerste keer was in oktober 1970 en de tweede keer in oktober 1972. Monna's voorliefde voor de Frans romantische orgelmuziek kent twee oorzaken. In de eerste plaats de muzieklessen van Willem Hendrik Zwart aan het Christelijk Lyceum in Emmen. Zwart was organist van de Emmer Ichthuskerk, waar zich een Verschueren-orgel bevond. Bovendien leidde Zwart het jongenskoor waarin Andries Monna zong en dat werkte mee aan de jaarlijkse uitvoering van Bach's Mattheüs Passie. Aldus werd het fundament gelegd voor zijn interesse in orgelmuziek en kerkmuziek in het algemeen. Na de middelbare school ging Andries Monna (kunst)geschiedenis in Amsterdam studeren. Zijn doctoraalscriptie wilde hij schrijven over de achtergronden van de neogotiek, geïllustreerd aan de hand van de zes Amsterdamse kerken die door de bekende rooms-katholieke bouwmeester P.J.H. Cuypers werden ontworpen. Alle zes kerken werden meermalen door Monna bezocht. Twee van de zes kerken, de Willibrorduskerk buiten de Veste en de Maria Magdalenakerk zouden na enige tijd worden afgebroken. De Maria Magdalenakerk in 1968 en de Willibrorduskerk in 1971. Sloop van de derde, de Nicolaas en Barbarakerk, zou in 1990 volgen. Het Adema-orgel (1855) uit deze kerk zou in 1995 naar de Calixtuskerk te Groenlo worden overgeplaatst. Het Adema-orgel (1923) uit de Willibrorduskerk ging naar de kathedrale basiliek Sint-Bavo te Haarlem. De drie andere door Cuypers ontworpen Amsterdamse kerken, de Posthoorn, de Vondelkerk en de Dominicuskerk zijn er nog steeds, maar de Posthoorn en de Vondelkerk zijn niet meer als kerk in gebruik. Monna raakte tijdens zijn bezoeken aan deze kerken onder de indruk van de mystieke sfeer. Samen met de orgelconcerten die hij in de Oude Kerk en in de Mozes en Aäronkerk bezocht, werd zijn interesse voor orgel- en kerkmuziek in de richting van de Franse romantiek gebogen. Van deze orgelconcerten staan die van Marcel Dupré en van Marie-Louise Jaquet, leerlinge en later tweede echtgenote van Langlais, in zijn geheugen gegrift. In oktober 1968 trouwt Andries Monna met Rity Rozendal en hun huwelijksreis gaat naar Parijs. Zij zijn van plan in Parijs allerlei plekken die iets met César Franck van doen hebben, te bezoeken. Hun hotel ligt vlakbij de Saint-Sulpice, dus ligt een zondags bezoek aan deze kerk voor de hand. Marcel Dupré is daar organist en de traditie wil dat hij tussen de eerste en de tweede mis een kort orgelconcert geeft. Diep onder de indruk wil het jonge echtpaar onder het genot van een kopje koffie nog even napraten in een nabijgelegen café. Daar maken zij kennis met Henk en Rita Klop. Henk is afgestudeerd aan het Rotterdams Conservatorium. Hij is van plan zijn orgelstudie voort te zetten bij Jean Langlais. Via Henk Klop zal het contact van de Monna's met Langlais tot stand komen.
Op bezoek bij Jean Langlais
In 1970 gaan Henk en Rita Klop in Parijs wonen, omdat Henk zijn orgelstudie bij Langlais dan kan aanvangen. Tijdens zijn eerste herfstvakantie als leraar geschiedenis brengt Andries Monna met zijn vrouw Rity een bezoek aan Henk en Rita Klop in Parijs. Samen gaan zij naar de Sainte-Clotilde, waar Jean Langlais organist is. In oktober 1970 ontmoeten de Monna's dus Langlais voor de eerste keer. Langlais ontvangt het Nederlandse viertal gastvrij en hartelijk, maar ook enigszins gereserveerd en afstandelijk. De informele omgangsvormen van de zestiger en zeventiger jaren zijn Langlais niet zo vertrouwd. Door die afstandelijkheid hebben de Monna's niet met Langlais' (eerste) echtgenote, de artistieke Jeanne Sartre, en ook niet met hun beide - reeds getrouwde - kinderen, kennis gemaakt. Zij weten alleen dat mevrouw Langlais de composities van haar man omzette van braille in notenschrift. De afloop van het bezoek is opmerkelijk. Langlais vraagt aan Henk Klop waarop hij na de mis zal improviseren. Henk geeft “Wat God wil, dat geschied' altijd”, lied 470 uit het Liedboek der Kerken, op. De bezoekers worden op een indrukwekkende improvisatie getrakteerd. Na zijn orgelstudie bij Langlais en het behalen van de Prix de Virtuosité keren Henk en Rita Klop terug naar Nederland, waar Henk onder meer hulporganist in de Rotterdamse Laurenskerk wordt. Meer nog dan door Langlais was Henk Klop gefascineerd door Marcel Dupré. Door diens doofheid en reumatiek was een orgelstudie bij Dupré niet meer haalbaar. Toen Dupré in 1971 stierf, was Henk Klop betrokken bij de oprichting van de 'Vriendenvereniging voor Marcel Dupré', die grammofoonplaten met opnamen van improvisaties uit Dupré's laatste jaren uitbracht.
In oktober 1972, weer in de herfstvakantie, brengen Andries en Rity Monna samen met Henk en Rita Klop opnieuw een bezoek aan Parijs. In Meudon, vlakbij Parijs, bezoeken ze de weduwe van Dupré. In het huis dat zij bewoont, heeft een vorige bewoner, Alexandre Guilmant een orgel laten bouwen. Madame Dupré gaf aan de bezoekers de laatste compositie van haar man, een bewerking van Franck's 'Redemption', mee. Tijdens deze vakantie wordt ook weer bezoek aan de Sainte-Clotilde en aan Jean Langlais gebracht. Henk Klop kreeg van Langlais zijn compositie 'Trois Implorations'. Andries Monna herinnert zich nog enkele dingen die hem toen opvielen. Langlais was wars van liturgische vernieuwingen, vooral omdat allerlei amateurs daarmee aan de haal gingen. Hij hield van de traditionele liturgie. In de rooms-katholieke liturgie dienden de Gregoriaanse gezangen centraal te staan en in de protestantse liturgie de klassieke koralen. Wél stond hij positief tegenover het gebruik van de eigen taal in de liturgie. Daarin heeft hij zijn Bretonse afkomst nooit verloochend.
Noch in 1970 noch in 1972, na de roerige studentenacties in Parijs, was ook maar iets te merken van sympathie voor de nieuwe tijdgeest. Langlais hield zich hier verre van. Net als zijn studiegenoot Messiaen is Langlais een behoudend katholiek gebleven. De gesprekken met hem gingen dan ook niet over maatschappelijke en politieke ontwikkelingen, maar over zijn concerten - met name die in Amerika -, zijn composities en over het muziekleven van Henk Klop in Nederland. Natuurlijk sloot Langlais zich niet volledig van het wereldgebeuren af. Maar dat kwam alleen tot uiting als hij er een 'muzikale vertaling' van kon geven. De Tweede Wereldoorlog leidde onder meer tot 'Chant héroïque' (één van de Neuf Pièces uit 1942-1943) dat opgedragen werd aan Jehan Alain die in 1940 aan het front stierf. Toen de oorlog afgelopen was, schreef Langlais in 1946 'Fête'. Marie-Louise Jaquet, die op 28 augustus 1979 met de in datzelfde jaar weduwnaar geworden Langlais trouwt, schetst in haar biografie over Jean Langlais, 'Ombre et Lumière', een beeld van Langlais' opvattingen en activiteiten inzake muzikale ontwikkelingen in de rooms-katholieke kerk sinds het Tweede Vaticaans Concilie.
Plaatopnamen
Bij Henk Klop, een neef van de bekende orgel- en klavecimbelbouwer, rees in 1973 het idee een plaatopname in de Sainte-Clotilde te maken met composities van organisten in deze kerk, dus muziek van Franck (Rédemption), Pierné, Tournemire en Langlais (Trois Implorations). Platenmaatschappij Cantilena die ook opnamen van Feike Asma maakte, was bereid het idee van Henk Klop tot uitvoering te brengen. Andries Monna zou voor de tekst achterop de platenhoes zorgen, zowel in het Nederlands als in het Frans (Cantilena MC 1821). Toen alles in kannen en kruiken was, schreef Langlais volkomen onverwacht een brief waarin hij voorstelde op dezelfde dag met dezelfde technici opnamen met improvisaties te maken. Mensen en apparatuur waren die dag toch al aanwezig, dus zouden er nauwelijks extra kosten te hoeven worden gemaakt. Het 'profijtbeginsel' was Langlais niet vreemd ..... Hoe dan ook, zijn voorstel is gehonoreerd. Eén van de liederen waarop hij voor deze opname improviseerde was ''Wat God wil, dat geschied' altijd'' (Cantilena MC 1820). Andries Monna schreef ook voor deze LP de hoestekst. Henk Klop schilderde het ontwerp voor de hoes en Feike Asma schreef een korte bijdrage over Langlais en zijn voorgangers in de Sainte-Clotilde. In 1975 was Andries Monna nog één keer bij een plaatopname van Henk Klop betrokken. Het betreft een LP met improvisaties op het Cavaillé-Collorgel in de Sint-Augustinuskerk te Amsterdam. Deze opname markeert het einde van Klop's muzikale loopbaan. Hij ging zich daarna toeleggen op de schilderkunst. In 1979 raakte Andries Monna opnieuw betrokken bij LP-opnamen. Vanwege het plotselinge overlijden van Piet Post werd van bestaand opnamemateriaal een LP uitgebracht. Op die LP staat onder meer een improvisatie over 'Jezus die langs het water liep' (gezang 47), gespeeld op 22 augustus 1979 tijdens wat later zijn laatste concert zou blijken te zijn geweest. Monna schreef weer een tekst, nu over Piet Post en zijn betekenis voor het muziekleven in Leeuwarden. Via platenzaak 'Bij de Put' van Van Seijen komen daarna ook nog een aantal LP's uit van Jan Jongepier, de opvolger van Piet Post als organist van de Grote Kerk in Leeuwarden.
Jean Langlais in Leeuwarden
Andries Monna is al heel wat jaartjes bestuurslid van de Stichting Orgelconcerten Grote Kerk Leeuwarden, die onder meer verantwoordelijk is voor de orgelconcerten gedurende het zomerseizoen: op woensdagavond en vrijdagmiddag tijdens de lunchpauze. Deze concerten staan vermeld in de Friese Orgelagenda 2007, onderdeel van de Friese Orgelkrant en ook te vinden op deze website. In 2006 is de concertgevers gevraagd een werk van Hendrik Andriessen op het programma te zetten. Zo zal in 2007 aan de organisten die op het Müller-orgel van de Grote of Jacobijnerkerk een concert geven, gevraagd worden een werk van Langlais te spelen. Titulair organist van de Grote of Jacobijnerkerk, Theo Jellema, opent de Leeuwarder concertserie op woensdag 4 juli met een programma dat helemaal uit werken van Jean Langlais bestaat. Hij speelt dan alle composities die op de CD 'Langlais plays Langlais' staan. Deze CD uit 1988, die begin zeventiger jaren van de vorige eeuw als LP verscheen, bevat opnamen van de organist-componist op het Müller-orgel in de Sint-Bavokerk te Haarlem. Theo Jellema zal deze composities, van Hymne d'Actions de Grâces 'Te Deum' tot 'Nôtre Dieu est une puissance fortresse', dus spelen op het ruim tien jaar oudere Müller-orgel van Leeuwarden. Naast Buxtehude zal Langlais hierdoor de aandacht krijgen die hij verdient.
De weduwe van Jean Langlais heeft onlangs een nieuwe website gemaakt over haar man, te vinden onder dit adres.