ok2007menu




Mense Ruiter Orgelbouw 75 jaar Friese Orgelkrant 2007
 

Op 21 oktober jl. vierde de firma Mense Ruiter zijn 75-jarig jubileum. Dit werd uitgebreid gevierd met een hapje en een drankje aan de Oosterseweg in Zuidwolde. Ter gelegenheid van deze gebeurtenis is er een dubbel-cd uitgebracht waarop een mooi overzicht te beluisteren is van de Mense Ruiter-orgels door de jaren heen. Zowel de nieuw gebouwde als gerestaureerde orgels zijn op de CD te beluisteren (zie www.menseruiter.nl). Het is opvallend dat op elk orgel psalm 8 te horen is. Dat was één van de opdrachten aan de organisten. De heren Veldkamp en Tamminga vinden zowel de melodie als de woorden van deze psalm prachtig. Het lustrum is een goede reden om een gesprek te hebben met de directeuren van het bedrijf.

Mense Ruiter (1908-1993) werd al in zijn vroege jaren gefascineerd door het orgel. Hij woonde in die tijd in Steenwijk waar zich in de Grote Kerk een prachtig, twee-klaviers Van Oeckelen-orgel (1861) bevond. De familie Ruiter was zelf van gereformeerde huize. Mense en zijn vader zaten tijdens de kerkdiensten altijd op het achterste bankje. Zodra de zegen was uitgesproken snelden zij naar de uitgang en spoedden zich naar de hervormde kerk om daar nog het naspel te horen dat gespeeld werd op het majestueuze Van Oeckelen-orgel. Nog voor de oorlog verhuisde het gezin naar Groningen. Daar ging Mense naar de MULO, maar hij wilde echter met zijn handen werken. Daarom ging hij naar de ambachtsschool en leerde daar een echt vak. Vooral de houtbewerking was een belangrijk onderdeel. Als twintig-jarige jongeman ging hij zoals dat in het Gronings heet "op zien plof" (op zijn brommer) naar Leens om te luisteren naar het Hinsz-orgel (1733).

Hij vond het een indrukwekkend orgel. Hij beschreef het orgel: "Het was alsof je een zak zilveren guldens en rijksdaalders op een marmeren tafel liet vallen". Verrukt van het orgel ging hij weer naar huis om zijn vader op te halen en om samen nogmaals naar Leens af te reizen. In 1931 liet Mense Ruiter zich inschrijven bij de Kamer van Koophandel als orgelbouwer. De eerste 20 jaren hield hij zich voornamelijk bezig met restauraties en uitbreidingen van bestaande orgels. Samen met zijn vrouw was hij erg betrokken bij het bedrijf en het personeel. Zijn echtgenote hield zich vooral bezig met de zakelijke kant, want de jongens moesten ten slotte ook uitbetaald worden. Mense Ruiter heeft als autodidact veel kennis vergaard door boeken te lezen over orgelbouw en door veel te experimenteren. Hij had volgens de huidige directie de "drive" om orgels te bouwen. Dit is volgens Veldkamp nog steeds het belangrijkste in de orgelbouw, "Als je de 'drive' niet hebt wordt het niets". In 1950 bouwde hij zijn eerste nieuwbouw orgel voor de heer De Roos uit Minnertsga, een klein éénklaviers huisorgeltje, dat nu in Overschild staat. Daarna volgde er nog diverse nieuwbouw orgels, ondermeer in Woldendorp. Één van zijn sterkste ontwerpen is, volgens Veldkamp en Tamminga, het twee-klaviers orgel (1960) in de Koningskerk in Amsterdam. Mense had zijn eigen stijl, hij hield van strakke wind en bouwde in tegenstelling tot zijn collega's wat grondtoniger. Hij riep vaak: "Wil je bewegende wind dan trek je de tremulant maar open".

Overgang naar andere tijden

In 1974 werd Mense Ruiter erg ziek. Er werd een advertentie geplaatst voor een tekenaar met de mogelijkheid om het bedrijf over te nemen. Jan Holthuis nam het bedrijf over en er werd een andere lijn ingezet. Het bedrijf kreeg een historiserende lijn, waar Mense Ruiter niets van moest hebben. Hij is volgens de huidige directie in zijn eigen stijl blijven werken. In de jaren zeventig kwam de ademende en bewegende wind terug en er kwamen weer balgen in het orgel. In 1980 kwam Jan Veldkamp - en later gevolgd door Dolf Tamminga - in de directie. Zij gingen zich beraden hoe het verder moest. Daarbij oriënteerden ze zich op Schnitger en Freytag. Na enige tijd kwamen ze tot de conclusie dat Schnitger, wilde je het goed doen, te beperkt was. Je moest, wilde je consequent zijn, de orgels in de middentoonstemming stemmen en een kort octaaf bouwen. Freytag bleek een goed uitgangspunt. Deze orgelbouwer bouwde orgels waar je zowel barok als vroeg romantische werken op kon spelen. Daarnaast hadden de orgels van Freytag volgens Veldkamp een prettige windvoorziening, goede maatvoeringen en klonken ze goed. Dit waren orgels waar ze goed mee konden werken. De Mense Ruiter-orgels kregen vanaf die tijd als uitgangspunt vele kenmerken van Freytag mee. Langzamerhand worden er wel enige aanpassingen gedaan, waar dit wenselijk is, en ontstaat er een doorgaande lijn in de ontwikkeling. Belangrijk voor de huidige firma Mense Ruiter is de streekgebonden bouw, de keuze voor Freytag was dan ook een bewuste keuze. Het eerste orgel dat met deze uitgangspunten is gebouwd, is het orgel in de gereformeerde kerk in Winsum (1993).

Mense Ruiter en Fryslân

Mense Ruiter, gevestigd in Groningen, en later in Zuidwolde, kwam ook geregeld in Fryslân. Zijn allereerste nieuwbouw orgel bouwde hij, zoals reeds genoemd, voor de heer De Roos uit Minnertsga (1950). Later volgden Drachten (1976), Kollumerzwaag (1980), Drogeham (1981), Katlijk (1982) en Balk (1985). Dit laatste orgel is bijzonder in verband met zijn bouw. Het orgel heeft drie klavieren waarbij het middelste klavier tevens fungeert als het pedaal. De invloeden van Van Dam vinden we nog terug in het orgel dat de firma Mense Ruiter bouwde in Nijverdal (1984). Men was in die tijd nog zoekende naar een goed uitgangspunt. Freytag en Van Dam hebben als overeenkomst dat ze allebei zeer verfijnd werkten en allebei kwamen ze uit het huis van Hinsz. De firma Mense Ruiter restaureerde vele orgels in Fryslân, waaronder Tjalleberd (1985), Metslawier (1986), Hommerts (1988), Haulerwijk (1989), Hardegarijp (1960, overplaatsing in 1997 uit de Filadelfiakerk te Groningen), Garijp (2000), Akkrum (2000), Schettens (2002/2003) en Hollum (2003, NH-kerk). Het laatste orgel dat in Fryslân werd gerestaureerd is een Bakker en Timmenga-orgel (2006 Hollum, Doopsgezinde Kerk).

De toekomst van de orgelmaker en de orgels aan een zijden draadje?

De nieuwe regeling voor de instandhouding van monumenten, de BRIM, lijkt een slechte zaak voor het orgel. Door deze regeling komt er maar beperkt geld vrij voor het onderhoud van de orgels. Het geld zal eerder besteed worden aan het onderhoud van de kerk dan aan het orgel. De directeuren Veldkamp en Tamminga vonden dit ook een zeer zorgelijke ontwikkeling. Gelukkig is gebleken dat er weer apart geld vrij komt van Monumentenzorg voor het onderhoud van historische orgels. De firma Mense Ruiter mag zich verheugen op voldoende werk en gaat zich inzetten voor tenminste nog eens 75 jaar.

Mieke Trip


stuur link via whatsapp stuur link via mail kopieer link naar clipboard