Op zaterdag 8 april vond de voorjaarsexcursie plaats in 'de Trynwâlden'. Deze Friese benaming slaat op de dorpen Aldtsjerk (Oudkerk). Oentsjerk (Oenkerk) en Gytsjerk (Giekerk) en is waarschijnlijk ontstaan uit de aanduiding trije- of trijnwolden, hetgeen drie wouden betekent. De dorpen zijn in de middeleeuwen ontstaan op een zandrug ten oosten van de lijn Leeuwarden – Dokkum.
In de zestiende, zeventiende en achttiende eeuw lieten adellijke geslachten in deze beboste streek vlakbij de Friese hoofdstad
buitenhuizen bouwen. Zo'n twintig zijn er geweest. Stania State in Oentsjerk en De Klinze in Âldtsjerk vormen hiervan nog de
getuigen. In de zestiger en zeventiger jaren van de vorige eeuw zijn veel forensen vanuit Leeuwarden in Gytsjerk en Oentsjerk komen
wonen. Âldtsjerk, dat het laatste dorp in de route van de elfstedentocht is, heeft haar verstilde dorpse karakter grotendeels behouden.Deze drie dorpen liggen in de gemeente Tytsjerksteradiel, waar de plaatsen sinds 1989 officieel een Friese naam hebben.
Zo werd Oudkerk: Âldtsjerk, Oenkerk: Oentsjerk en Giekerk: Gytsjerk.
De orgelexcursie van 8 april begint in de gereformeerde kerk van Oentsjerk. Deze kerk stamt uit 1874. Dit vroege bouwjaar heeft te
maken met het feit, dat in 1836 al een afgescheiden gemeente in Oentsjerk (wat toen nog Oenkerk heette) ontstond. Samenkomsten
mochten de afgescheidenen alleen houden, als daartoe vergunning door de lokale overheid werd verstrekt en als deze door niet meer dan 20 personen bezocht werden. Werd daarvan afgeweken, dan volgden gerechtelijke stappen. In Oentsjerk werden godsdienstoefeningen door wel meer dan tweehonderd personen, afkomstig uit de Trynwâlden en directe omgeving, bijgewoond. Dus volgden gerechtelijke stappen, zoals ook elders in ons land is gebeurd. Vele afgescheidenen werden ter verantwoording geroepen voor de rechtbank en veroordeeld tot niet geringe geldboetes en gevangenisstraffen. Soldaten werden ingekwartierd bij hen die als afgescheidenen bekend stonden. Een historische bron vermeldt: "Te Oenkerk zijn 25 soldaten bij 5 huisgezinnen, waarvan de hoofden leden der afgescheiden gemeente zijn, ingekwartierd. In een der huizen, waarin slechts eene woonkamer, die door man, vrouw en 5 kinderen wordt bewoond, zijn niettegenstaande de bedlegerigheid der vrouw, acht soldaten gehuisvest." Twee Oentsjerkster afgescheidenen belandden zelfs in de gevangenis.
Nadat in 1854 diverse lokale groepen van Afgescheidenen hun onderlinge verschillen van opvatting hadden bijgelegd, gingen in 1869
enkele groeperingen van de gereformeerde gezindte opnieuw samen en ontstond de Christelijke Gereformeerde Kerk. In 1874 nam de
christelijke gereformeerde gemeente van Oentsjerk een nieuw kerkgebouw in gebruik. Door de groei van de gemeente was dat dringend
nodig. In 1892 ging deze gemeente mee in de fusie die tot de gereformeerde kerken (synodaal) in Nederland leidde. Christelijk
gereformeerden die niet in deze fusie meegingen, bleven de Christelijke Gereformeerde Kerk vormen. Vóór de bouw van een eigen kerk
werd voornamelijk in schuren gekerkt. Begin 1864 wordt een Frans harmonium aangeschaft, dat in 1874 meegaat naar het nieuwe kerkgebouw. Vanaf 1895 heeft de gereformeerde kerk van Oentsjerk, die door een verbouwing in 1907 haar tegenwoordige T-vorm kreeg, de beschikking over een echt orgel, gemaakt door P. van Oeckelen en Zonen. Het was een éénklaviers orgel met 7 stemmen en een aangehangen pedaal. In 1947 vond een ombouw door de firma Spanjaard plaats, waarbij het orgel werd uitgebreid en voorzien van een pneumatische tractuur.
Sinds 1970 heeft dit orgel geruime tijd in opslag gelegen. In 1991 werd het na een zorgvuldige reconstructie door de orgelmakerij
Steendam te Roodeschool geplaatst in de gereformeerde kerk van Midwolda (Groningen). Het orgel in Midwolda heeft nu 12 stemmen,
verdeeld over twee manualen en een aangehangen pedaal. In 1970 plaatste Flentrop het huidige orgel in de gereformeerde kerk van
Oentsjerk. Het orgel was afkomstig uit Dieren, alwaar het door dezelfde orgelbouwer in 1953 nieuw werd gebouwd voor het crematorium. In 1997 vond door Flentrop Orgelbouw een algehele revisie plaats, waarbij een Dulciaan werd toegevoegd en herintonatie plaatsvond. De Cornet is de samenstelling van een Nasard en een Terts op een sleep met twee werkingen. Het huidige orgel in de gereformeerde kerk van Oentsjerk heeft eveneens 12 stemmen, verdeeld over twee manualen en een vrij pedaal met één register, te weten een Bourdon 16'.
Het ochtenddeel van de voorjaarsexcursie vervolgden we in Gytsjerk. De hervormde kerk van Gytsjerk, oorspronkelijk gewijd aan Sint
Martinus, ligt aan de westelijke rand van het dorp. De kerk die uit het eind van de twaalfde eeuw stamt, is een éénbeukige kerk met
een vijfzijdig gesloten koor en een houten geveltoren. Deze toren dateert uit de eerste helft van de negentiende eeuw. Na 1945 keerde de klok uit de toren niet terug. In de ogen van de bezetter had de klok (uit 1809) van de Amsterdamse klokkengieter C. Seest te weinig monumentale waarde om behouden te mogen blijven. In 1948 kwam er een nieuw gegoten klok voor in de plaats. In het interieur van de kerk is het nodige te bewonderen, zoals de detaillering van het koor, fraaie rouwborden uit de achttiende eeuw en een overhuifde herenbank uit circa 1750. Het orgel werd in 1896 door de orgelmakerij Bakker & Timmenga gebouwd. Het heeft 10 stemmen, verdeeld over één manuaal en een pedaal, waarbij de Bourdon 16' een transmissieregister is dat zowel op het manuaal als het pedaal tot klinken kan worden gebracht.
In de hervormde kerk van Gytsjerk is het eerste exemplaar van de Friese Orgelkrant 2006 aangeboden aan de burgemeester van de
gemeente Tytsjerksteradiel, de heer G.J. Polderman. Na de lunch in het gebouw Pro Rege vlak achter de gereformeerde kerk van Oentsjerk bezochten we de even verder gelegen hervormde kerk van Oentsjerk.
Na de lunchpauze van 8 april
De oorspronkelijk aan Maria gewijde, laatromaanse hervormde kerk van Oentsjerk dateert van rond 1230. Eerder stond op die plek ook al een kerk. In de veertiende eeuw werd de toren tegen het schip aangebouwd. Waarschijnlijk is de toren in het midden van de zeventiende eeuw van het huidige zadeldak voorzien. Oorspronkelijk waren hier twee klokken aanwezig, maar – zoals in zoveel plaatsen – na de tweede wereldoorlog is hier een lege plek ontstaan. De Borchhardtklok uit 1768 keerde niet terug, wél de oude 830 kilo zware middeleeuwse klok uit 1493. Op de mantel van deze klok lezen we "HERMANN MY GEGOTEN HEEFT''. Van deze klokkengieter Hermann, die tussen 1478 en 1494 werkte, zijn een vijftal klokken bewaard gebleven, waaronder één in het Friese Nijbeets. Zijn klokken zijn voorzien van gotische letteropschriften en versierd met heiligenreliëfs. In de jaren 1974 – 1976 is de kerk gerestaureerd. De fraaie kerkinventaris getuigt nog van de adellijke streekgeschiedenis. In het programmaboekje van 8 april werd enige ruimte uitgetrokken om wat meer van de hervormde kerken in Gytsjerk, Oentsjerk en Âldtsjerk te vertellen.
Het Van Oeckelen-orgel in Oentsjerk heeft 9 registers verdeeld over één manuaal en een aangehangen pedaal. In 2003 is het orgel
gerestaureerd door Bakker & Timmenga uit Leeuwarden. We besloten de voorjaarsexcursie in Ậldtsjerk. De traditionele
zadeldaktoren herbergt twee zeventiende-eeuwse klokken. De oudste uit 1611 weegt 570 kilo en heeft een doorsnede van precies een
meter en is gegoten door Gregorius Gregorii. Gregorii, hij liet zich ook wel Van Hall noemen, was begin zeventiende eeuw
klokkengieter te Leeuwarden. Van hem zijn gietersactiviteiten bekend tussen 1601 en 1611 en op één klok na zijn al zijn klokken na
de klokkenvordering in de Tweede wereldoorlog weer teruggekomen. In Friesland zijn acht klokken uit zijn gieterij te vinden waarvan
de twee zwaarste klokken met een gewicht van 1200 kilo in de torens van de Vituskerk te Stiens (1607) en de hervormde kerk te
Vrouwenparochie (1602). De tweede en grootste klok in Âldtsjerk dateert van 1671 en is gemaakt door Petrus Overney. Deze bekende
Friese gieter, hij werkte tussen 1670 en 1711, heeft her en der in Friesland klokken gegoten.
Maar door de klokkenvordering is er na de oorlog slechts een klein deel van zijn bijna dertig klokken teruggekomen. De klokken van
Oosterbierum (1709 en 1591 kilo) en Oudkerk (1010 kilo) behoren tot zijn belangrijkste prestaties. Maar ook in Jelsum, Langweer en
Nes (bij Dokkum) klinken nu nog zijn klokken. Ze zijn met de Latijnse letters en veel wapens tot in detail zeer fraai vorm gegeven.
Ook in Âldtsjerk is een interessante kerkinventaris aanwezig. Bijzonder van de aan Paulus gewijde hervormde kerk is, dat er in het
midden van de 17e eeuw al een orgel aanwezig was. De kerk is in het midden van de 12e eeuw gebouwd en kreeg in 1645/46 een orgel,
vervaardigd door Gijsbert Harmens Havinck uit Leeuwarden in samenwerking met schoolmeester Harmen Jans uit Wanswerd, die zich
later als orgelmaker te Berlikum vestigde. De laatste decennia liepen de onderhoudskosten dermate hoog op, dat tussen 1872 en 1883
niets meer aan het orgel werd gedaan. In dat laatste jaar leverde de firma Bakker & Timmenga voor 3000 gulden een nieuw
tweeklaviers orgel met aangehangen pedaal. Het oude instrument werd in maart 1882 in de Leeuwarder Courant te koop aangeboden, maar
er meldde zich geen koper. Uiteindelijk werd het in 1884 toch verkocht en wel aan de hervormde kerk van Nieuw Loosdrecht, waar het
door Bakker & Timmenga in een nieuwe kas werd geplaatst. Deze kas van Bakker & Timmenga is nog steeds in Nieuw Loosdrecht
aanwezig, maar in 1963 werd er door Leeflang een nieuw instrument in gebouwd. Het oude pijpwerk van Âldtsjerk bevindt zich thans in
het orgel van de hervormde kerk in Reeuwijk.
Na de lunchpauze van 8 april
Net als in 2005 zal er dit jaar weer een zogenoemd donateursconcert plaats vinden en wel op vrijdag 16 juni in het schilderachtige
Sloten. Het concert, dat gratis voor donateurs van de Stichting Organum Frisicum toegankelijk is, zal worden verzorgd door Theo
Jellema, per 1 februari van dit jaar de opvolger van Jan Jongepier als vaste organist van de Grote of Jacobijnerkerk in Leeuwarden.
Voor niet-donateurs bedraagt de entree € 5,00. De aanvang is 20.30 uur. Alleen al een bezoek aan Sloten, de kleinste van de Friese
elf steden, is de moeite waard. In de hervormde kerk van het stadje bevindt zich een orgel met zestien stemmen, verdeeld over twee
manualen en een aangehangen pedaal. De ontstaansgeschiedenis van dit orgel begint in 1704 als Jan Harmens in Sloten een viervoets
orgel bouwt. Dit wordt in 1786 door Albertus van Gruisen tot een rugwerk veranderd, waarbij het pijpwerk van 1704 grotendeels
hergebruikt wordt. Van Gruisen voegt een nieuw hoofdwerk toe, waarmee de huidige opbouw van het orgel in Sloten een feit is.
Nationale orgeldag in Fryslân
Traditiegetrouw organiseert de Stichting Organum Frisicum op de tweede zaterdag in september de nationale orgeldag in Fryslân.
Deze valt zoals steeds samen met de open monumentendag. De monumentendag heeft dit jaar 'feest' als thema. Voor de nationale orgeldag van dit jaar heeft de Stichting Organum Frisicum ernaar gestreefd het aantal deelnemende kerken te consolideren. Twee kerken hebben verzocht aan de nationale orgeldag mee te mogen doen en de stichting heeft dat verzoek graag ingewilligd. Het gaat om de gereformeerde kerk in Donkerbroek en de Sint-Hippolytuskerk in Olterterp. In de gereformeerde kerk van Donkerbroek staat een Bakker & Timmenga-orgel met 8 stemmen, verdeeld over één manuaal en een aangehangen pedaal. In het orgel is ouder materiaal verwerkt, afkomstig uit het Van Gruisen-orgel dat tot 1909 in de hervormde kerk van Oppenhuizen stond. Te Olterterp staat in het middeleeuwse kerkje een huisorgel van Reil. Het werd in 1980 voor een particulier gebouwd en staat sinds 2002 in Olterterp. Het heeft 12 stemmen, verdeeld over twee manualen en een vrij pedaal. In totaal zullen op zaterdag 9 september een honderd kerken aan de nationale orgeldag in Fryslân meedoen.
Najaarsexcursie in Workum
April 2000 was de Sint-Gertrudiskerk één van de locaties die we tijdens de voorjaarsexcursie bezochten. De reden waarom we 30
september Workum opnieuw bezoeken is, dat er onlangs twee orgels zijn gerestaureerd. Bovendien is de stad sinds kort een orgel rijk
dat van elders is aangekocht. Workum is één van de Friese elf steden. De stad met ruim 4000 inwoners ligt ingeklemd tussen het
IJsselmeer en de Friese meren. Een nederzetting met de naam Workum ontstond al vóór het jaar 1000. Volgend jaar viert Workum haar
1100-jarig bestaan. Door overstromingen vestigen de bewoners zich landinwaarts op enkele terpen langs de Wymerts. Tijdens de
burgeroorlog tussen de Schieringers en de Vetkopers verleent Albrecht van Beieren, graaf van Holland en Zeeland, nadat hij de
Vetkopers heeft onderworpen, Workum in 1399 stadsrechten.
Workum is de hoofdplaats van de gemeente Nijefurd, wat nieuw rechtsgebied betekent. Deze gemeente ontstond bij de gemeentelijke
herindeling van 1984, waarbij de gemeenten Hindeloopen, Stavoren, Workum en een deel van Hemeler Oldeferd werden samengevoegd. Na
veel politieke discussie werd Workum uiteindelijk de hoofdplaats van de nieuwe gemeente. In het midden van de stad ligt de Merk met
terrasjes en het oude uit 1480 daterende stadhuis, het eerste en oudste van Fryslân. De kamer boven de ingang is de vroegere
rechtszaal. Workum was vroeger belangrijk vanwege de handel, in de vorm van scheepvaart, overslag, veerdiensten en visserij.
De stad had zijn eigen gilden, een eigen munt en een eigen el (72 cm). In 1504 werd deze lengtemaat voor heel Fryslân geldig.
De (boter)waag, vroeger het centrum van de handel, is nu in gebruik als het Museum van de oudheidkundige vereniging van Workum en
daardoor een belangrijke informatiebron voor een ieder die wat meer wil weten over het stadje. In 1650 werd het houten waaggebouw
vervangen door het huidige stenen gebouw. Vóór de waag staat het standbeeld van de monnik Uffing fan Worcum. De monnik leefde in de
10e eeuw en is de eerste die de naam Workum gebruikt. Hij woonde in het klooster van Werden en kwam uit Workum. Hier wordt zeer
waarschijnlijk het westelijker gelegen oude Workum bedoeld. In het centrum van Workum bevinden zich verschillende galeries, musea
en pottenbakkerijen. Wandelend door het stadje ontdekt u fraaie geveltjes, vaak versierd met gevelstenen, die verwijzen naar de
scheepvaart en scheepsbouw uit de historie van Workum. Er zijn 20 locaties bekend waar vroeger een scheepshelling en timmerschuur
heeft gestaan. Scheepswerf "de Hoop" dateert nog uit 1694. Het is de enige - uit vroeger tijd overgebleven - scheepshelling met timmerschuur in het IJsselmeergebied, in vrijwel originele staat. Tien houtzaagmolens zorgden voor het hout. Verschillende typen schepen liepen hier van de helling, zoals bijvoorbeeld het kofschip, de smak en de palingaak. Deze hebben nu plaats gemaakt voor moderne plezierjachten die in de goed bereikbare jachthavens, met alle voorzieningen voor de tegenwoordige bootliefhebber, liggen.In Workum is ook nog enige industrie: er is een melkfabriek – in Friesland nog de enige in bedrijf zijnde buiten Leeuwarden – én een
grasdrogerij.
De Sint-Gertrudiskerk
Op een zegel van Workum uit 1355 komen kerk en toren al voor. De kerk loopt regelmatig schade op, onder meer in de strijd tussen
Schieringers en Vetkopers. Rond 1515 – 1520 worden kerk en toren grotendeels door brand verwoest. In 1521 wordt nog gesproken over
'de aerme foerbrande kercke'. Niet lang daarna wordt de kerk herbouwd met een losse toren. In 1533 kunnen koor en transept weer in
gebruik worden genomen, waarna verder aan het interieur wordt gewerkt. Financieel blijkt een derde geleding voor de toren niet
haalbaar. Daarom wordt die in 1613 afgesloten met een tentdak voorzien van een koepel. Het schip van de kerk krijgt niet de geplande lengte en de verbinding met de 32 meter hoge toren komt niet tot stand. Later worden tegen de westgevel enkele lage aanbouwen geplaatst. De muurankers op deze gevel vermelden het jaar 1615. In 1686 wordt geschreven, dat de 'grote prochiekercke deur outheid van jaeren seer ruyneus' is. Twee jaar later wordt de klok uit de vieringtoren verwijderd, omdat dagelijks luiden niet meer veilig is. Enkele inventarisstukken uit deze periode gaan eveneens verloren.
Wat nog wel van de inventaris bewaard bleef, is een deel van het koorhek uit 1659, een overhuifde herenbank in Lodewijk-XIV-stijl
(1718), de rijk gesneden preekstoel in dezelfde stijl (ook uit 1718), een paar rouwborden (wapenschilden) en acht prachtig
beschilderde gildebaren uit de periode 1693 – 1806, vroeger gebruikt bij de begrafenis van een gildebroeder. Verder bevat de kerk
veel oude grafzerken. Bij de kerkrestauratie van 1939 – 1951 is het interieur van de kerk ingrijpend gewijzigd. Het doopvont dateert uit die periode. In de zware toren, die in 1975 en in 1999 werd gerestaureerd, hangen twee zeer zware klokken. De oudste uit 1616 is van Henrick Wegewaert en weegt met een doorsnede van 150 cm 2105 kilo. De andere van G. Schimmel uit 1699 is 3089 kilo zwaar en heeft een doorsnede van 170 cm. Op de ranglijst van zwaarste klokken in Friesland staat deze klok na de twee zware klokken van de
Leeuwarder Oldehove (respectievelijk 5670 en 3700 kilo) op nummer drie. Ook het koepeltje boven op de toren herbergt nog een
luidklokje van 240 kilo. Een vorige klok is na de oorlog niet teruggekeerd maar in 1956 door een nieuw exemplaar vervangen.
Zoals ook elders wel gebruikelijk hebben de drie torenklokken bijnamen gekregen. De zwaarste wordt wel de "Treurer", de
tweede "Trooster" en de kleine klok "Juicher" genoemd. Henrick van Wegewaert was telg uit een beroemd
gietersgeslacht. Deze klokkengieters werkten tussen 1542 en 1644 vanuit Deventer, Kampen, Enkhuizen en Den Haag en leverden een
kleine dertig klokken aan Friesland, waarvan de meesten rond Bolsward nog te vinden zijn. De Schimmelklok draagt het opschrift
"ick was schieer stom en spraekeloos verkondigde nog goet nog boos de wijse raad my spreecken doet beyd bly en droef nu aent
gemoet / vigilate et orate deo confidentes (= bidt en waakt Gode belijdende) Gerhart Schimmel me fecit Daventriae 1699".
Naast de luidklokken treft met een klein automatisch spelend carillon van 23 klokjes, zijnde twee octaven, in de toren aan. Het werd in 1980/83 gemaakt door de Koninklijke Klokkengieterij Eysbouts uit Asten. Het orgel in de Sint-Gertrudiskerk is oorspronkelijk van Jan Harmens Kamp. Deze moet omstreeks 1650 geboren zijn en leerde het orgelbouwersvak van zijn vader Harmen Jans Kamp, bekend van onder andere het vroegere orgel in de kerk van Âldtsjerk. Vanaf 1682 voert Jan Harmens zelfstandig werkzaamheden uit, waaronder de bouw van het orgel in Workum (1697). Tot 1878 is het vrijwel in oorspronkelijke staat bewaard gebleven. In dat jaar plaatst Ypma een nieuw orgel in de bestaande kassen. Daarna vinden nieuwe ingrepen plaats waardoor van het oorspronkelijke orgel niet veel meer over blijft. De orgelkassen zijn gelukkig bewaard gebleven. In 1981 voerde Flentrop Orgelbouw een ingrijpende reconstructie uit. Daarbij is zoveel mogelijk het oude materiaal op de originele bestemmingen geplaatst. Het orgel bezit thans 19 stemmen, verdeeld over hoofdwerk, rugwerk en vrij pedaal. Voor meer gegevens zij verwezen naar deel 1 van de encyclopedie 'Het historische orgel in Nederland; 1479 – 1725', naar het boek 'Vijf eeuwen Friese orgelbouw' van Jan Jongepier en naar het tekstboekje bij de CD met orgelimprovisaties van Jan Jongepier op het Workumer orgel (VLC 0597).
Andere kerken in Workum
De rooms-katholieke kerk van Workum is genoemd naar de heilige Werenfridus. Deze Ierse benedictijner monnik predikte het evangelie
onder de Friezen, met name in de streek rond Medemblik. Later vertrok hij naar Dorestad en de Betuwe. Na zijn dood op 14 augustus 760 werd hij in het Gelderse Elst begraven. De boot die het ontzielde lichaam van Werenfridus naar Elst voer, komt in het gemeentewapen van Elst voor. Rond 925 werd Werenfridus door de bisschop van Kleef 'verheven' tot heilige. De rooms-katholieke kerk in Workum (1876/77) is een neogotische driebeukige pseudobasilikale kruiskerk naar een ontwerp van Wilhelm Victor Alfred Tepe. Na P.J.H. Cuypers is Tepe de belangrijkste architect van de neogotiek in Nederland. Over het interieur van de Sint-Werenfriduskerk en het Adema-orgel in deze kerk bevat het programmaboekje van de orgelexcursie op zaterdag 30 september meer informatie.
Bekend is dat Workum al in 1565 wederdopers huisvest. Een aantal Workumers, volgelingen van Menno Simons, laat zich dat jaar herdopen. De doopsgezinde kerk van Workum is een rechthoekige, bijna vierkante schuurkerk die dateert uit 1694. Het is een schuilkerk met een tentdak. Aan de straatzijde bevindt zich de aangebouwde kosterswoning (uit 1780), voorzien van een klokgevel met fronton. Deze woning is in gebruik als consistorie. Er bevindt zich een fraaie schoorsteenmantel en de wanden zijn bemetseld met Makkumer tegeltjes. Het interieur van de kerk heeft aan drie zijden een rondgaande galerij van twee verdiepingen die rusten op houten pilaren met Dorische kapitelen. Tot de inventaris behoort een uit eikenhout gebeeldhouwde kuipkansel met toogpanelen gescheiden door zuiltjes. Het orgel met een neogotisch front is in 1912 gebouwd door L. van Dam en Zn. In 2004 is het door de orgelmakerij Bakker & Timmenga uit Leeuwarden gerestaureerd. Het heeft negen stemmen met één manuaal en een aangehangen pedaal.