Op een grijze dinsdagmiddag in november moet ik de woning van Gerben Bergstra en zijn echtgenote zien te vinden, ergens achteraf in een Drachtster nieuwbouwwijk met allerlei perkjes, hofjes, kronkelige straten en fietspaden. Het valt mee, ik vind de woning gemakkelijk en bel op de afgesproken tijd aan. Gerben, die vandaag vrijaf heeft, doet me open. Dat hij vrijaf heeft, is overigens niet verwonderlijk, want Gerben is al enige jaren met pensioen. ‘Al enige jaren’ is eufemistisch uitgedrukt, al ruim 12 jaar hoeft hij niet meer in het zweet zijns aanschijns zijn brood te verdienen. Wie echter denkt dat Gerben zich verveelt, vergist zich deerlijk.
Nog maar nauwelijks heb ik plaats genomen in een gemakkelijke stoel, of Gerben begint te vertellen. Hij heeft gisteravond voor een grote groep belangstellenden van de SOW-gemeente in Drachten naar aanleiding van de ‘kerkelijke jaarwisseling’ een lezing gehouden over twee toepasselijke cantates van Johann Sebastian Bach. Jaren geleden is hij met het geven van lezingen begonnen. Door de toenmalige Nederlandse Christen Vrouwenbond (NCVB), afdeling Burgum, werd hij gevraagd een lezing te verzorgen over de Mattheüs Passie. Als dirigent van de Christelijke Oratoriumvereniging, waarmee hij om de twee jaar ‘de Mattheüs’ uitvoerde en als leraar muziek aan de Christelijke Scholengemeenschap Liudger, beide te Drachten, ging hij enthousiast op het verzoek in. Sindsdien geeft hij in veel Friese plaatsen tot op de dag van vandaag lezingen over de Mattheüs Passie van Bach. Sinds enkele jaren ook over het Weihnachtsoratorium en met ingang van volgend jaar eveneens over de Johannes Passie. Bach is zonder twijfel de favoriete componist van Bergstra, regelmatig valt tijdens ons gesprek de naam van deze onovertroffen Barokcomponist. Gefascineerd is hij door de nauwe samenhang in Bachs oratoria en passies tussen de tekst en de muziek. Bachkenner Albert Schweitzer heeft daar al op gewezen, maar dat is lange tijd niet opgepakt door muziekwetenscahppers. Onder de invloed van de historische uitvoeringspraktijk door onder meer Nikolaus Harnoncourt heeft dit aspect in Bachs werk sinds 25 à 30 jaar veel meer aandacht gekregen.
Education permanente
Dit jaar is voor de Stichting Organum Frisicum het jaar van haar tienjarig jubileum. Daarom staan de artikelen in de Friese Orgelkrant van dit jaar zoveel mogelijk in het teken van jubilea. Gerben Bergstra, in 1934 te Abbega (vlakbij Sneek) geboren, wordt dit jaar 70 en aangezien hij nog fit van lijf en leden is, mag dat zeker ook een jubileum genoemd worden. De Bergstra’s in Abbega waren gereformeerd. Pake Dijkstra was in 1889 met de Doleantie meegegaan, wat in de dorpen Abbega, Folsgare en Oosthem een ingrijpende gebeurtenis was, die menige familie diepgaand verdeelde. De zesjarige Gerben kreeg zijn eerste orgellessen van zijn aanstaande zwager, Feite van der Veen, die organist van de gereformeerde kerk in Oosthem was. Sinds 1900 bevond zich in deze kerk een Van Damorgel uit 1840, overgeplaatst vanuit de doopsgezinde kerk te Heerenveen naar Oosthem. In 2003 rondde Flentrop Orgelbouw een restauratie af.
In 1944 trouwde Gerbens zuster met Feite van der Veen. Die nam zijn harmonium, dat enkele jaren bij de familie Bergstra ‘geparkeerd’ was geweest, mee naar zijn nieuwe woning. Gelukkig kon Gerben daarna bij de buren terecht om te studeren.
Pas vlak na de oorlog kreeg Gerben een eigen harmonium tot zijn beschikking. Gerben’s vader, Sjoerd Bergstra, kreeg toen van Frits Gerretsen een harmomium cadeau. Deze Frits Gerretsen was samen met zijn echtgenote Jeanne in 1942 vanuit Amsterdam, waar de grond hun te heet onder de voeten werd, naar Abbega in Friesland gekomen. Ze bewoonden er een pand dat de Stoaterske Tille heette. Frits was architect en vergrootte na 1945 het pand aanzienlijk. Jeanne Gerretsen - Hulsker was pianiste en violiste en had haar vleugel mee naar Friesland verhuisd. Het harmonium dat hij van Frits Gerretsen cadeau kreeg, moest Gerben’s vader wel grondig laten opknappen, want het binnenwerk was in het laatste oorlogsjaar door Frits verwijderd om het instrument in geval van nood als schuilplaats te kunnen gebruiken. Mevrouw Jeanne Gerretsen gaf bij haar thuis in de Stoaterske Tille muzieklessen en bovendien studeerde zij met een aantal bekenden en het koor van Abbega gedeelten van Bachs Mattheus Passie in. Van dit Abbegaaster koor was vader Sjoerd Bergstra voorzitter. Bovendien waren verschillende gezins- en familieleden lid van dit koor. Uitvoeringen onder leiding van Jeanne Gerretsen met medewerking van solisten en enkele musici vonden plaats in de dorpskerk van Abbega. Op Goede Vrijdag 1943 werd door drie koren uit Abbega, IJlst en Sneek alsmede door musici uit Sneek voor het eerst de Mattheüs Passie in de Martinikerk van Bolsward uitgevoerd. Ook hier stond het geheel onder leiding van Jeanne Gerretsen. Ook in 1944 leidde zij in Bolsward de uitvoering van de Mattheüs Passie. Vanaf 1946 is hieruit de traditie van de jaarlijkse Mattheüsuitvoering in de Martinikerk te Bolsward ontstaan. Jeanne en Frits Gerretsen waren toen alweer naar het Westen des lands teruggekeerd.
Enkele jaren na de oorlog, in 1947, nam Gerben lessen bij de bekende Sneker organist Rusticus. Gerben haalde zijn MULO-diploma in Sneek en overwoog eigenlijks niets anders dan in de muziek verder te gaan. Onder Rusticus’ leiding legde hij met succes het theoretisch gedeelte van het Staatsdiploma A af. Vervolgens nam hij privé-lessen bij Piet Post in Leeuwarden. Bij Post studeerde Gerben in 1962 af voor het praktisch gedeelte van het Staatsdiploma A, waarna hij in 1965 op het Groninger muzieklyceum onder leiding van zijn docent Wim van Beek afstudeerde voor op de Onderwijsakte B voor orgel. Twee jaar later in 1967 behaalde Gerben aan de afdeling Vakopleiding van de Leeuwarder Muziekschool, voorloper van de latere Muziek-Pedagogische Akademie (MPA), als eerste in Fryslân het diploma Kerkelijk Koorleider. Verder bekwaamde hij zich in het dirigeren van de grote oratoria door een aantal jaren achtereen de Kurth Thomascursussen in Den Haag te volgen. Een belangrijk onderdeel daarvan was de geldende regels voor het dirigeren van een orkest onder de knie krijgen. Dat vond Gerben nodig omdat hij in zijn koordirectiepraktijk moest werken met leden van het Frysk Orkest en later het Noord-Nederlands Orkest, zoals het samengevoegde Frysk Orkest en het Noordelijk Filharmonisch Orkest in 1989 gingen heten. Vervolgens zette hij zijn orgelstudie via privé-lessen voort bij Cor Kee in Zaandam. Om zijn orgelstudie te kunnen betalen, begon Gerben al vroeg orgellessen te geven. Van 1959 tot 1963 had hij samen met zijn latere echtgenote Annie een eigen particuliere muziekschool in Lemmer. Vandaaruit gaven zij ook muzieklessen in de omgeving van Lemmer: blokfluit, accordeon, harmonium, orgel en piano. In mei 1961 trouwden Gerben Bergstra en Annie Kramer. ‘We gingen in Abbega wonen en weet je waar precies?’, vraagt Gerben. ‘In de Stoaterske Tille, waar destijds de Gerretsens woonden. We hebben er tot 1964 gewoond. Onze twee oudste dochters zijn er geboren’.
In deze periode behaalde Gerben de Gehrels-akte, zodat hij eerst in Sneek en later in Leeuwarden aan de Christelijke LTS muzieklessen kon geven. Toen hij naar twee MAVO-scholen in Leeuwarden overstapte, bleek hij voor dat schooltype niet bevoegd te zijn. In één jaar wist hij die bevoegdheid alsnog te verwerven door het diploma Schoolmuziek A te halen. In 1972 verhuisde het gezin Bergstra (met inmiddels vier dochters) van Sneek naar Drachten, waar hij muzieklessen aan de Christelijke Scholengemeenschap Liudger ging geven en tevens dirigent werd van de Christelijke Oratoriumvereniging (COV). Zijn echtgenote en al zijn vier dochters hebben bij de COV Drachten gezongen. Daarnaast is Gerben Bergstra dirigent geweest van het Toonkunstkoor Heerenveen, van de Christelijke Oratoriumvereniging (COV) in Heerenveen, van de Bolswarder Oratoriumvereniging, van het Sneker Cantatekoor en niet te vergeten van het koor van de Leeuwarder Bachvereniging. In de Martinikerk van Bolsward voerde Gerben met het koor van de Bolswarder Oratoriumvereniging en het Sneker Cantatekoor april 1969 voor het eerst de Mattheüs Passie uit. Daar had hij in 1943 en 1944 als jongen vanachter een pilaar dit werk beluisterd in een uitvoering onder leiding van Jeanne Gerretsen, zijn toenmalige buurvrouw.
Carrière als organist en dirigent
In 1952 werd Gerben, 17 jaar oud, organist van de gereformeerde kerk in Oudega (Wymbritseradiel). Het Properorgel uit 1904 dat zich boven de hoofdingang van deze kerk bevond, is in 2001 gratis aan een gereformeerde gemeente in het Roemeense Cluij ter beschikking gesteld. Meer hierover valt te lezen in de Friese Orgelkrant van 2002. Gerben Bergstra maakte in Oudega al snel een begin met de overgang naar ritmisch zingen.
Op een zondag kwam de bekende dominee J.H. Zelle uit Leeuwarden in Oudega preken. Deze excentrieke predikant liet graag veel psalmen zingen tijdens de diensten die hij leidde. Vooral psalm 25 (‘k Hef mijn ziel, o God der goden, tot U op, Gij zijt mijn God) en psalm 42 (’t Hijgend hert, der jacht ontkomen) waren zijn lievelingspsalmen. Ook in Oudega liet hij deze twee psalmen zingen en zoals hij wel vaker placht te doen, zong hij bij psalm 42 vanaf de kansel uit volle borst ‘de tweede bovenstem’. In die tijd bekwaamde Gerben zich in het transponeren en moduleren. Bij psalm 42 achtte Gerben het juiste moment gekomen om na elk vers naar een hogere toonsoort te moduleren. Dominee Zelle moest mee omhoog natuurlijk. Maar na verloop van enkele verzen bleek het bereik van zijn krachtige stem niet groot genoeg, zodat zijn stem oversloeg. Dit tot besmuikte hilariteit van de gemeente, vooral van het jongere deel dat op de kraak zat.
Elf jaar later werd hij organist van de hervormde gemeente Goutum / Swichum. In de hervormde kerk van Goutum bespeelde hij het Van Damorgel uit 1865, waarvan het pijpwerk nog volledig origineel is. In Swichum moest hij zich met een harmonium behelpen. Een paar later, in november 1965, stapte Gerben over naar de doopsgezinde gemeente in Leeuwarden. Hij volgde daar amper 32 jaar oud de bekende Willem Zonderland op als organist van het Strumphler – Van Damorgel uit 1786/1858. Deze Willem Zonderland werd in 1884 in de Zaanstreek geboren en kreeg orgellessen van onder meer Cornelis de Wolf, die ook orgeldocent van bijvoorbeeld Piet van Egmond en George Stam is geweest. In 1909 werd Zonderland organist en koordirigent in Harlingen. Hij bespeelde daar het fraaie Van Gruisen-Van Oeckelenorgel dat eind van 1996 werd gedemonteerd, omdat de doopsgezinde kerk, waarin het zich bevond, afgebroken zou worden. In 1917 kwam Zonderland naar de doopsgezinde gemeente te Leeuwarden. Hij werd in het najaar van 1919 tevens dirigent van het Symphonie Orkest Leeuwarden, dat als een voorloper te beschouwen is van het Frysk Orkest, dat in de tachtiger jaren vanwege het roemruchte ‘herenakkoord’ opging in het Noord-Nederlands Orkest. Ook was Zonderland een bekwaam pianist, met het Symphony Orkest Leeuwarden vertolkte hij bijvoorbeeld alle vijf pianoconcerten van Beethoven. De energieke Zonderland was bestuurlijk eveneens actief in overkoepelende organen van organisten en zangkoren, was vele malen jurylid bij concoursen en was tenslotte publicist in diverse muziektijdschriften en de Leeuwarder Courant. Vanwege zijn hoge leeftijd moest de doopsgezinde gemeente van Leeuwarden in 1965 op zoek naar een opvolger en dat werd dus Gerben Bergstra, nog een ‘jong broekje’ van amper 31 jaar.
Toen de laatste restauratie van het Strumphler – Van Damorgel in 1991 werd afgerond en Gerben spoedig daarna als muziekleraar te Drachten met vervroegd pensioen ging, stortte hij zich enthousiast op de ‘oude’ uitvoeringspraktijk van het orgelspel. Geen tijd voor verveling dus, ook toen al niet.
Tot aan zijn vervroegde pensionering in 1991 is hij dirigent van de COV Drachten gebleven. In zijn dirigentenloopbaan van bijna dertig jaar heeft hij naast andere oratoria 27 keer Bachs Mattheüs Passion uitgevoerd. Beroemde solisten werkten aan de uitvoeringen onder leiding van Gerben Bergstra mee, bijvoorbeeld Caroline Watkinson, Aafje Heynes, Robert Holl en Bart Ramselaar.
Sinds kort heeft de doopsgezinde gemeente van Leeuwarden een kerkkoor. Dit komt vooral door de toegenomen liturgische belangstelling binnen doopsgezinde kring. Gerben Bergstra heeft vanzelfsprekend de leiding op zich genomen. Het koor repeteert vanaf oktober tot aan Pasen en werkt ongeveer vijf keer per jaar mee aan een kerkdienst, gekoppeld aan een bijzondere dag in het kerkelijk jaar, zoals de laatste zondag van het kerkelijk jaar, Kerst, passietijd en Pasen. Als het orgel prominent moet begeleiden, neemt Gerbens echtgenote de leiding van het koor over.
Gezang 191
Wie het register van componisten, dichters en vertalers in het Liedboek voor de Kerken (uitgave 1987) raadpleegt, komt daarin de naam van Gerben Bergstra tegen. Verder staat vermeld: geboren 1934 te Abbega. Organist van de Doopsgezinde Gemeente te Leeuwarden, koordirigent en leraar schoolmuziek. Gezang 191.’ Het lijdt geen twijfel, het gaat om ‘de’ Gerben Bergstra, genoemd tussen componisten als Bach, Bourgeois, Dowland, Frits Mehrtens, Schütz en andere grote namen. Bij de namen van dichters en vertalers komt de naam van Bernard Smilde, Gerbens docent muziekgeschiedenis en liturgiek aan de vakopleiding van de Leeuwarder Muziekschool (later de MPA), voor. Deze Bernard Smilde stimuleerde Gerben regelmatig teksten van melodieën te voorzien. Zo stuitte Gerben in het christelijke gezinsblad ‘De Spiegel’ op een gedicht van Jac Lelsz (geboren 1922), gebaseerd op Jesaja 53 vers 5, dat hij van een melodie voorzag. Tekst en melodie werden als gezang 191 in het Liedboek van de Kerken opgenomen. Met enige regelmaat wordt het gezongen, vooral in de passietijd waarvoor het bedoeld is. Onlangs kwam Gerben erachter dat er een orgelbewerking van gemaakt is. Hij heeft nog geen tijd gehad om te kunnen onderzoeken wie de bewerking gemaakt heeft en waar die verschenen is. Terwijl hij dit vertelt, schiet Gerben te binnen dat hij later nog een keer in Leeuwarden een opleiding gevolgd heeft. Aan wat toen inmiddels de Muziek-Pedagogische Akademie (MPA) heette, haalde hij in 1983 het diploma Schoolmuziek B. Wie de scholing van Gerben overziet, raakt onder de indruk van de voortdurende en rijkgeschakeerde opleiding die hij tijdens zijn carrière als musicus heeft genoten.
Passie
In 1991 fuseerden een aantal scholen voor voortgezet onderwijs in de regio Oostelijk Fryslân tot de Christelijke Scholengemeenschap Liudger. Hoofdvestiging was Drachten. Gerben Bergstra kon gebruik maken van een regeling die 55-plussers bij een fusie scholen de gelegenheid bood vervroegd met pensioen te gaan. Daarmee kwam een eind aan een loopbaan als muziekleraar, maar niet aan een carrière als musicus. Hoewel hij ook spoedig daarna de directie van het COV-koor in Drachten neerlegde, kwamen er nieuwe muziekactiviteiten voor in de plaats.
Eén daarvan is het schrijven van recensies voor het Friesch Dagblad. In die functie bezoekt Gerben, meestal samen met zijn echtgenote, menig orgelconcert en koorconcert. In ons gesprek wordt duidelijk dat Gerben Bergstra niet eenzijdig vanuit één bepaalde visie of richting zijn recensies schrijft. Hij respecteert als het maar enigszins kan de visie van de concertgevers op de uitgevoerde muziek. De muziek zélf staat voor hem centraal, maar de organist of koordirigent moet het wel erg bont maken, wil Gerben geen enkel begrip voor zijn of haar visie kunnen opbrengen. Vanuit dit ruime, veelkleurige standpunt valt ook Gerbens tevredenheid te begrijpen over het diverse aanbod van orgelconcerten in de provincie Fryslân. Hoewel de verschillen niet meer zo groot zijn als vroeger, zijn de concerten in de Grote of Jacobijnerkerk van Leeuwarden duidelijk anders van opzet dan die in Bolsward, en die in Sneek weer duidelijk anders dan die van de betrekkelijk nieuwe concertserie in de Leeuwarder Koepelkerk. Ook de concerten van de ‘kleine series’ verschillen, van behoudend in Easterein (Oosterend) tot modern in Langweer.
Wat na 1991 gebleven is, zijn de orgellessen die Gerben nog steeds geeft, al is het aantal leerlingen niet zo groot meer. Ook geeft hij nog steeds orgelconcerten, maar ook dat aantal heeft hij teruggebracht. Tegenwoordig verzorgt hij tijdens de zomermaanden op zaterdagmiddag nog met enige regelmaat een orgelconcert op ‘zijn’ orgel in de doopsgezinde kerk van Leeuwarden. Zo nu en dan geeft hij elders nog een orgelconcert. Begin oktober 2003 bespeelde hij bijvoorbeeld het Mense Ruiterorgel in de gereformeerde kerk van Hurdegaryp (Hardegarijp).
Een nieuwe activiteit waaraan hij zijn hart inmiddels helemaal heeft verpand, is het verzorgen van lezingen. Zonder enige twijfel houdt hij bij voorkeur een lezing over zijn favoriete componist, Johann Sebastian Bach. En dan het liefst over diens Matthäus Passion. Bach voerde deze compositie voor het eerst op Goede Vrijdag 15 april 1729 in de Thomaskirche te Leipzig uit. Het drie uur durende werk zou daarna nog twee keer onder Bachs leiding worden uitgevoerd.
Hoewel Bach ook onderdelen van de Matthäus Passion gebruikte voor het zogenoemde parodieprocedé, is Gerben Bergstra in navolging van o.a. Albert Schweitzer vooral geïnteresseerd in het verband bij Bach tussen muziek en tekst. Dat geldt voor zijn Passionen, maar bijvoorbeeld ook voor het Weihnachtsoratorium. Telkens komt Gerben hier op terug. Een paar keer loopt hij tijdens ons gesprek naar zijn geluidsinstallatie om dat verband aan de hand van de afgespeelde muziek te illustreren. Hij wijst op bepaalde tegenmelodieën, op het gebruik van staccato bij dramatische hoogtepunten en zo meer. Door de CD’s die Gerben me laat horen, komen we over zijn favoriete uitvoeringen te spreken. Het is wel duidelijk, dat de passieuitvoeringen van grote namen als Philippe Herreweghe en Ton Koopman overheersen. We vergelijken die met de uitvoeringen die ik heb: een oude Matthäusuitvoering van Wolfgang Gönnenwein uit 1968/69 en een nieuwere onder leiding van Stephen Cleobury (met The King’s College Choir en the Brandenburg Consort) uit 1994, ook beslist geen slechte uitvoeringen. Alleen van de Johannes Passion heb ik een uitvoering door Ton Koopman. Gerben vertelde al, dat hij de Matthäus Passion 27 keer als dirigent heeft uitgevoerd, maar ook als basso continuospeler (onder andere in de Eglise Saint Germain aux les Roux te Parijs) heeft hij aan ‘de Matthäus’ meegewerkt. Daarom kan hij alleen met CD’s van de hoogste kwaliteit genoegen neemt.
Gerben kent Philippe Herreweghe niet alleen van CD’s. Door zijn directie van grote oratoria kreeg Gerben meer en meer te maken met de historisch gerichte of ‘authentieke’ uitvoeringspraktijk. ‘Dat was voor mij aanleiding om in Utrecht STIMU-cursussen te gaan volgen. Stimu staat voor Stichting Muziekhistorische Uitvoeringspraktijk. In de jaren 1975 – 1980 volgde ik directiecursussen bij onder andere Philippe Herreweghe en Jos van Immerseel. Het ging er daarbij om meer inzicht in authentieke uitvoeringspraktijk te krijgen. Zo’n twintig jaar heb ik me dus bijgeschoold in de muziekhistorische of authentieke uitvoeringspraktijk, zowel wat koor- en orkestdirectie als orgelspel betreft. Machtig interessant’, merkt Gerben terugblikkend op. De tijd is voorbij gevlogen. Onmerkbaar hebben we drie uur over Gerbens muziekleven zitten praten. Geboeid heb ik naar de verhalen over zijn verleden en heden zitten luisteren. Ik drink mijn koffiekopje leeg, neem afscheid en rijd – met veel muziek in mijn hoofd – naar huis.