Het is traditie geworden om in de Friese Orgelkrant de balans op te maken van de stand van zaken ten aanzien van orgelrestauraties. Vorig jaar werd tevens een blik vooruit geworpen. Het is prachtig dat er
in Friesland zoveel mooie oude orgels zijn. Zeker in het jaar dat de Stichting Organum Frisicum tien jaar bestaat geeft dat een feestelijk gevoel. Daarnaast is er echter ook reden voor zorg en oplettendheid.
Die vele mooie orgels moeten namelijk wél kunnen blijven spelen. Verval is een vorm van bedreiging die deze doelstelling behoorlijk kan aantasten. Maar er zijn ook andere vormen van bedreiging ten aanzien van
het Friese orgelbezit. In de eerste plaats hebben we te maken met een zeer woelige tijd als het op kerkelijk leven aankomt. Ontkerkelijking noemen we de massale kerkverlating die we om ons heen zien gebeuren.
Als gevolg hiervan vallen allerlei zekerheden om, de een na de ander. Drie kerkgebouwen in een dorp, vroeger dacht niemand erover na. Het was een vaststaand feit. Dat is voorgoed voorbij. Met veel pijn wordt
van het ene na het andere kerkgebouw afscheid genomen. Soms blijft het gebouw wel staan en gaat het in particuliere handen over. Nieuwe eigenaars zijn soms bereid het orgel intact te laten. Maar welke garanties
zijn er, dat er goed voor gezorgd wordt? Aan klimaatbeheersing worden hoge eisen gesteld, als het om een orgel gaat. Onderhoud en stemming zijn ook noodzakelijk. Hierover is door particuliere eigenaars voor zover
bekend nog nooit een advies gevraagd! De kerksluitingen leiden ook tot verkoop van orgels. De Friese orgellandkaart dunt uit. Maar wat we de laatste jaren gezien hebben is nog maar een begin. Ingeschat kan worden,
dat nog vele orgels hun functie zullen verliezen en dat er een nieuwe plaats voor zal moeten worden gevonden.
Niet genoeg kan gezegd worden dat deze ontwikkeling uiterst spijtig is. Te vaak wordt gedacht, dat die conclusie alleen geldt voor een kleine groep orgelgekken. Het Friese orgel is niet alleen een orgel dat in
Friesland staat, het is er ook gemaakt. Friesland heeft vijf eeuwen lang een vrijwel ononderbroken traditie van orgelbouw gekend. Er is, met name in de l9e en vroege 20e eeuw een ongekende productie geweest. Die
Friese orgelbouw is al jaren lang onderwerp van diepgaande studie door veel deskundigen. Algemeen wordt erkend dat de ambachtelijke en artistieke kwaliteit van het Friese orgel tot het beste behoort, dat in
Nederland gemaakt is. En voor wie van getallen houdt: ongeveer een kwart van alle in Nederland beschermde orgel met de status van rijksmonument is van Friese oorsprong!
Dan is er tenslotte nog een derde gevaar dat de orgels bedreigt. Hand over hand neemt een nieuwe trend in de kerken afscheid van het orgel als kerkelijk muziekinstrument. Want voor de kerkelijke leegloop moet
toch een oorzaak te vinden zijn. Welnu het orgel kan zich niet verdedigen en wat is er dan makkelijker om te zeggen: ‘Het orgel is ouderwets. Als we dat niet meer gebruiken, zal alles beter gaan’. Nu hebben wij
niets tegen het gebruik van andere muziekinstrumenten in de kerkdienst. Integendeel, wanneer er kwalitatief goede medewerking door andere instrumenten mogelijk is, moet dit worden toegejuicht. En het orgel zou
best een stapje terug mogen doen. Maar laten we het wel in gebruik houden, wat selectiever misschien, maar ook vanuit de wetenschap dat het gemaakt werd met het oog op de taakstelling dat het samenzang moet kunnen
leiden.
Meer en meer wordt intussen duidelijk, dat er een zware en omvangrijke taak zal komen te rusten op de schouders van bestuurders van instellingen die het orgel een warm hart toedragen. Dit geldt bijvoorbeeld
organistenverenigingen, maar zeker ook de Stichting Organum Frisicum. Het werk dat tot nu toe gedaan is, heeft veel losgemaakt en de belangstelling tot leven gebracht. Maar naast de huidige activiteiten zal er
het hele jaar door een betrokkenheid bij de orgelproblematiek moeten ontstaan. Er zullen scenario’s moeten worden ontwikkeld die ervoor zorgdragen, dat orgels toegankelijk zijn, dat leerlingen en geïnteresseerden
op gezette tijden kunnen spelen, zich kunnen bekwamen in het orgelspel, gestimuleerd door een mooi kerkinterieur, een goede akoestiek en een prachtig orgel.
Er zal toezicht moeten zijn, inspectie op gezette tijden, om te zien of het orgel bruikbaar blijft, of ander multifunctioneel gebruik van de ruimte geen bedreigende bijkomstigheden met zich meebrengt. Ligt er
daarnaast ook nog een taak voor de overheden? Natuurlijk, er zijn lopende regelingen voor restauratie en onderhoud, en ook nieuwe wetgeving die op komst is, gaat nog steeds uit van financiële overheidsinspanning
ten gunste van restauraties. Toch blijven er grote problemen bestaan in dit werkveld. Voortdurend moet worden vastgesteld dat de vraag te groot is voor de steeds slinkende budgetten. Dankbaar waren we voor de extra
financiële impuls die de Provincie Fryslân gaf met de tijdelijke regeling onder de naam Frysk Erfskip. Meerdere orgels hebben ervan kunnen profiteren. Maar die ‘pot’ is al weer leeg, terwijl de lijst met wachtende
restauratie-aanvragen nog steeds lang is. Er is echter nog een ander soort betrokkenheid denkbaar. Een betrokkenheid waarbij het gaat om de erkenning van de waarde van het Friese orgelbezit. De erkenning van het
feit, dat dit orgelbezit deel uitmaakt van de Friese cultuur, en daarin zelfs tot een belangrijk fenomeen kan worden gerekend. Vanuit die betrokkenheid zou men zich een aansturing kunnen voorstellen, waarbij
meegedacht zou kunnen worden over sanering, verplaatsing en behoud van het bestand. Dat zal in de nabije toekomst hoognodig worden. Alleen op een dergelijke wijze kan het Friese orgellandschap deze minder gunstige
tijd doorstaan en toch als eenheid zijn indrukwekkend karakter behouden. De belangstelling van de specifieke liefheb-bers neemt nog steeds toe, zelfs internationaal. Maar voor het behoud op de lange termijn is een
ander soort belangstelling nodig, dichtbij en van binnen uit. De Stichting Organum Frisicum hoopt hieraan blijvend en groeiend bijdragen te kunnen leveren.