Wie door het Zuidoosten van de provincie Friesland reist, zal merkwaardige bouwsels op kerkhoven en bij kerken kunnen ontdekken: klokkenstoelen. Een constructie van zware eiken balken of tegenwoordig veelal tropische houtsoorten met daarin één of twee klokken. Solide uitgevoerd zodat het lang meekan en vaak rustend op zwerfkeien. Die soliditeit is nodig omdat een luidende klok van 500 kilo aan een rechte luidas een reactiekracht kan uitoefenen van wel 1500 kilo. Hout was en is volop aanwezig in de nabijgelegen bossen, maar er zijn er ook wel klokkenstoelen van beton of ijzer gemaakt. Liever een lelijke dan geen klokkenstoel zal men in dat geval gedacht hebben.
Klokkenstoelen worden ook wel klokhuizen genoemd. Ze zijn vaak al erg oud. Jacob Stellingwerf tekende op zijn reizen door Friesland begin 18e eeuw menig kerk met een klokkenstoel ernaast. Hun oorsprong gaat terug tot in de middeleeuwen. Vele zijn, geteisterd door de natuurelementen, vaak gerestaureerd of vervangen. Diverse klokkenstoelen zijn helaas verdwenen. Er komen gelukkig ook nieuwe bij zoals onlangs in Kootstertille en Zwaagwesteinde. Hoewel het verspreidingsgebied groter is geweest, tot zelfs in Scandinavië. Nu komen ze bijna alleen nog voor in Drente, Groningen, de kop van Overijssel en Friesland. Verreweg de meeste zijn in Friesland te vinden en wel onder de lijn Buitenpost - Burgum - Sneek - Lemmer. Dat is het zuidoostelijke deel van Friesland (de Friese wouden) plus een stukje zuidwest Friesland (het merengebied). In totaal telt Friesland momenteel bijna zestig klokkenstoelen. De reden voor het bouwen zoekt men vaak in de armoede van die tijd. Geld om een eenvoudige kerk te bouwen was er nog wel, maar ook nog een toren bouwen werd te duur. De bodemgesteldheid speelt eveneens een rol. De slappe veengrond was niet in staat een zware toren te dragen. In het Friese merengebied treft men dan ook uitsluitend klokkenstoelen met slechts één klok aan. Wél is de stoel vaak van een fraai helmdak voorzien, een mooie gebogen dakvorm uitlopend in een punt met daarbovenop een kruis en een haan als windvaan. In de zuidoosthoek vindt men enkel klokkenstoelen met een zadeldak of schilddak, te vergelijken met het dak van een stelpboerderij.
Ook in Donkerbroek treffen we naast de hervormde kerk een klokkenstoel aan met een schilddak. Merkwaardigerwijs een kerk mét een kleine toren, echter zonder klok. De klokkenstoel met twee klokken. Jacob Stellingwerf tekende deze kerk met de 'stoel' al in 1723. Helaas valt niet te zeggen hoe oud de 'stoel' is. De grootste klok dateert uit 1520 en is gegoten door de beroemde Kamper klokkengieters Geert van Wou I, schepper van het monumentale gelui van de Domtoren in Utrecht en Johannes Schonenborch, zijn compagnon. Samen goten zij tal van klokken onder meer voor de kerken in de Noord-Duitse hanzestad Lübeck. Dat betekent, dat Franz Tonder en Dietrich Buxtehude hun klokken in de Jacobikriche en de Sankt Petri-Paulikirche hebben gehoord.
Ondank de klokkenvordering in de Tweede Wereldoorlog zijn er gelukkig nog een groot aantal klokken van deze gieters bewaard gebleven. Men vindt ze naast Donkerbroek in Goutum (1511), Lekkum (1512), Sexbierum (1513), Kimswerd (1516), Lutkewierum (1516), Gaastmeer (1519), OudBeets (1520) en in Tzum 1525).
Deze klok in Donkerbroek draagt het opschrift: "ihesus maria johannes wou fudere gherardus schonenborch qz johannes anno domini mccccxx laus deo", heeft een doorsnee van 112 cm en een gewicht van ca. 810 kilo.
De kleine klok is ouder en stamt vermoedelijk uit de veertiende eeuw. Dat zou kunnen betekent dat Donkerbroek al meer dan zeshonderd jaar een klokhuis moet hebben gehad. Overigens is de hoge leeftijd niet ongebruikelijk voor klokken. Als men doorreist naar het kerkhof van Langedijke vlak bij Appelscha, dan kan men daar de oudste klok van Nederland zien. Vermoedelijk in de dertiende eeuw gegoten door ene Nicolaas.
0m praktische redenen is in Donkerbroek besloten een elektrische luidinstallatie aan te brengen. Bemensing van het klokluiden was een probleem geworden. Nu hoort men weer dagelijks de klokken: 's morgens om acht uur de grote klok, 's middags om 12 uur de kleine en 's avonds om zes uur weer de grote. Zondag luiden beide klokken tezamen om de mensen ter kerke te noden. Op verzoek worden de klokken ook bij begrafenissen en op oudejaarsavond geluid. Vroeger werden de klokken veel vaker geluid. Naast het bovengenoemde schaft- of tijdluiden, dat de arbeidstijden voor met name de landarbeiders aangaf, bestond het gebruik de klokken te luiden bij een sterfgeval, het zgn. verluiden. Bij het overlijden van een man klepte men eerste de grote klok 3 x 3 slagen. Kleppen wil zeggen de klepel naar één kant van de klok toetrekken Bij een vrouw deed men dit met de kleine klok. Vervolgens werd de klok dan 'gewoon' geluid. Ook kende men gebruiken bij het overlijden van kinderen. Per dorp bestonden varianten op dit gebruik. Het verluiden moest door de mannen van een buurtschap gebeuren. Ook bij de begrafenis werden de klokken weer geluid. Daarnaast vond klokluiden bij brand en natuurgeweld plaats. De jeugd kon ooit op zaterdag bij wijze van vertier het zogenaamde 'vierkant luiden' oefenen. Hierbij werd de grote klok als stuurklok heel regelmatig geluid en de kleine klok moest hierbij net tussenin komen zodat er een regelmatige cadans ontstond, een ritme in de trant van "eerst ik dan jij". Dit vereiste een zekere behendigheid. Dit 'vierkant luiden' speelt momenteel nog een belangrijke rol bij het Sint Thomasluiden ofwel het oude jaar uitluiden. Dit wordt in wedstrijdvorm nog beoefend rond Heerenveen (in Katlijk, Nieuwehorne en Oudehorne) vanaf de kortste dag tot Nieuwjaar. Oorspronkelijk luidde men in deze periode de klokken om de boze geesten te verdrijven en 'de terugkomst van het licht' te vieren.
G.A. Wumkes. de bekende predikant en frisist, vertelt in zijn 'Stads- en dorpskroniek van Friesland' (1930) hierover nog een aardig verhaal. Op 22 december 1749 als de executeur van Oost Stellingwerf bij enige inwoners van Donkerbroek, die weigeren de quotie (een vorm van belasting) te betalen, deze bij executie wil innen, wordt de klok geklept en stroomt een grote volkshoop gewapend met stokken, palen en vorken toe, om de jongen die de klok klepte, maar door de 'eksteur' gevangen was genomen te bevrijden. Dat lukte, maar de baldadige werd echter op 26 december opnieuw gevangen genomen. Blijkbaar waren er meer kinderen die de klok geklept hadden en ondanks het beroep dat men doet op het feit dat de kinderen naar de gewoonte rond die tijd het Sint Thomasluiden vieren, worden zij gestraft met een gedwongen verblijf van 2 jaar in een tuchthuis.
Ook in Oosterwolde treffen we naast de hervormde kerk een klokhuis met twee klokken onder een schilddak aan. De machtige klokkenstoel werd in 1967 geheel vernieuwd. In 1936 werd de oude klok uit 1492 hergoten en het oorspronkelijke Latijnse opschrift kwam er weer in te staan. Vertaald lezen we: 'Ik beween de overledenen, ik roep de levenden, ik verbreek de bliksems, mijn stem is de stem van het leven, kom tot het heilige'. Het gebruik in vroegere tijdens kan men aan dit randopschrift aflezen. De andere klok, gegoten in 1728, werd in 1943 gevorderd en is niet teruggekomen. Hiervoor in de plaats kwam een nieuwe klok. In Oosterwolde worden de klokken eveneens elektrisch geluid. Dat gebeurt door de week om negen uur 's ochtends. Indien er 's zondags een dienst in de hervormde kerk van Oosterwolde is, wordt de zaterdag ervóór de klok om zes uur 's avonds een kwartier lang geluid. Op de zondag wordt een kwartier voordat de dienst om half tien begint, de klok enige tijd geluid. Om negen uur wordt de klok dan niét geluid. Is er op een zondag geen dienst, dan wordt op zaterdag en zondag de klok niet geluid. Verder wordt de klok op verzoek geluid bij begrafenissen.
De plaatselijke VVV-kantoren in het zuidoosten en zuidwesten van Friesland kunnen u inlichten omtrent mooie routes langs klokkenstoelen, kerken en kerkhoven in verstilde dorpen of buurtschappen en een lieflijk landschap. Elke klokkenstoel heeft een eigen gezicht, een ander verhaal en is omgeven met een tikkeltje mystiek. Luisterend naar een klok zei een verbaasde randstedeling: 'Het is net muziek, maar het swingt niet'. 'Nee', zei de klokkenluider, 'het geeft rust'.