'n Dagje Friesland: impressie van de Friese Orgeldag 2001
Friese Orgelkrant 2002
De weerprofeten hadden gelukkig ongelijk: er was storm en regen voorspeld, maar de zon scheen toen Leonard en ik vandaag een rondje Friesland deden in het kader van de door de Stichting Organum Frisicum georganiseerde Open Speeldag. Het schijnt wel te hebben geregend, hier en daar was de straat flink nat, maar die buien zijn kennelijk gevallen terwijl wij hoog en droog achter een van de Friese orgels zaten. ’t Was weer zeer de moeite waard!
Na een rit van bijna twee uur arriveerden we nét op tijd in Harlingen, waar organist Euwe Zijlstra ons allerhartelijkst ontving. De groen geschilderde orgelkas van Hinsz (1775/76) harmonieert prachtig met het stijlvolle kerkinterieur. Aan het Hinszorgel is door de eeuwen heen nogal wat gewijzigd, waardoor het instrument een wat hybride karakter heeft gekregen. Dankzij de fraaie akoestiek klinkt het orgel echter zeer overtuigend, ook al is bijvoorbeeld de Chalcodeon van Van Oeckelen (Euwe Zijlstra: “ideaal voor Toots Tielemans”) een vreemde eend in de bijt. Tussen maart 2000 en mei 2001 heeft Flentrop de eerste fase van een restauratie uitgevoerd: een technisch herstel, waardoor het instrument nu weer uitstekend bespeelbaar is. De tongwerken (merendeels De Koff, 1938) houden slecht stemming. Er wordt nagedacht over een tweede restauratiefase, waarbij de oorspronkelijke dispositie van Hinsz gereconstrueerd zou kunnen worden. Euwe Zijlstra gaf me nog het programma mee van een concert dat David Dunnett (de organist van Norwich Cathedral) deze zomer in Harlingen had gegeven. Daarbij was het hem vooral te doen om de fraaie vormgeving van het programma. Inderdaad, zo’n smaakvol vormgegeven programmablad zie je niet elke dag.
In Franeker was Theo Jellema niet persoonlijk aanwezig. Wel had hij voor de deelnemers aan de Friese orgeldag kopieën klaargelegd met een stukje geschiedenis van het orgel en wat praktische adviezen. Met name de raadgeving om de (op 16 voet gebaseerde) Mixtuur en de Cornet niet zónder de Bourdon 16’ te gebruiken, leek me een zeer nuttige tip voor mensen die niet zo vertrouwd zijn met dit orgeltype. In de kerk klinkt het Van Damorgel (1842) deftig. Met z’n 21 stemmen is het bepaald niet groot voor deze flinke kerk, maar de klank vult de ruimte op fraaie wijze: mild, maar met voldoende kracht. Omdat de klaviatuur zich aan de achterzijde bevindt, kun je als speler moeilijk beoordelen hoe de klankverhoudingen in werkelijkheid zijn: die moet je echt beneden beoordelen. Tot onze schrik kwamen we in Oosterbierum voor een dichte deur. We waren daar echter iets te vroeg, en blijkbaar was er vóór ons geen speler ingepland, zodat de koster even tijd had om thuis te eten. Keurig volgens schema liet hij ons binnen en konden we de trap bestijgen naar alweer een van Dam, ditmaal uit 1868. Net als de Bakker & Timmenga (1880) in Westernijkerk, die we tijdens een vorige Friese orgeldag bezochten, was ook deze Van Dam in onze ogen een typisch voorbeeld van een Fries dorpsorgel: twee klavieren, aangehangen pedaal, op het hoofdwerk een nog heel klassiek klinkend prestantenkoor, een ruige trompet, op het bovenwerk onder meer een doorslaande klarinet. Op het hoofwerk is, naast een doorlopende Violon 16’, ook nog een Bourdon 16’ discant aanwezig, ongetwijfeld bedoeld als partner voor de Cornet, die ook hier op 16 voet is gebaseerd. Het bovenwerk heeft een Aeoline 8’, zwevend gestemd ten opzichte van de Viola. De kerk van Oosterbierum zal de komende jaren geheel gerestaureerd worden, eerst van buiten, dan van binnen. ’t Is inderdaad nodig!
De toren van Menaldum is al van verre te zien; toch moesten we even zoeken voor we het pad naar de kerk vonden. De kerk ligt wat besloten, je loopt er heen via een sfeervol kerklaantje. Eerlijk gezegd had ik geen idee wat ons daar te wachten stond (wanneer verschijnt “Het Friese orgelbezit van Achlum tot Zweins”?), alleen dat het orgel een Hardorff uit 1861 is. Welnu, het bleek een riant tweeklaviers te zijn met om en nabij de dertig stemmen! Fraaie zachte geluiden op het bovenwerk, ook hier weer flinke power in het hoofdwerk: een heerlijk instrument voor Mendelssohn en tijdgenoten.
Ons laatste adres was Sint Jacobiparochie (Sint Jabik in het Bildts dialect). Ook hier waren we te vroeg en konden we op ons gemak eerst even luisteren hoe het orgel in de kerk klinkt. Dat was maar goed ook, want dit Van Damorgel (1843) wordt net als z’n één jaar oudere grote broer in Franeker aan de achterzijde bespeeld. In Franeker zit je nog in de kerk, maar in Sint Jabik bevindt de klaviatuur zich buiten de kerkruimte: de organist zit min of meer opgeborgen in de toren. Wie het orgel uitsluitend aan de klaviatuur beoordeelt, is waarschijnlijk snel uitgekeken op dit kleinood (13 stemmen op twee klavieren en aangehangen pedaal). In de kerk blijkt het orgel echter verrassend fijnzinnig te klinken, heerlijk transparant en zeer muzikaal. Het pedaalklaviertje, met een omvang van C tot f klein, is moeilijk te hanteren, mede vanwege de gecentreerde ligging (waarbij groot C dus ongeveer ligt op de plek waar je F zou verwachten). Toen wij de kerk binnenkwamen, werd in de consistorie een internationaal gezelschap van jonge studenten uit alle hoeken van de wereld ontvangen door de burgemeester. Later kwamen de jongelui de kerk binnen. Met genoegen hebben we een deel van onze speeltijd afgestaan aan onder meer een meisje uit Nieuw-Zeeland, dat uitstekend piano speelde, nu voor 't eerst van haar leven achter zo'n historisch pijporgel plaats nam en "from memory" een tweestemmige inventie van Bach ten gehore bracht. Zojuist hebben m'n vrouw en ik een zoute haring geconsumeerd, meegebracht uit St. Jacobiparochie. Ook die was van goede kwaliteit! Een zeer geslaagde dag, waaraan we bij gezondheid volgend jaar graag een vervolg zullen geven. Mede namens zoonlief hartelijk dank aan de Stichting Organum Frisicum, die tekende voor de organisatie van de Friese speeldag! Ad Fahner, onvermoeibaar coördinator van dit geheel: graag tot een volgende keer.