Restauratie Hinsz-orgel van Hervormde Kerk Driesum is gereed
Friese Orgelkrant 1998
Onder de vele historische orgels die er in Fryslân te vinden zijn bevinden zich ook verscheidene instrumenten die eigenlijk nooit van zich doen spreken. De oorzaak hiervan houdt bijna altijd verband met ingrijpende veranderingen in later tijd of een vervallen staat door gebrek aan onderhoud. Het Hinsz-orgel van Driesum behoorde ook tot die categorie. Gedurende de laatste halve eeuw is het orgel steeds in wankele conditie geweest. Twee goedbedoelde maar minder kundig uitgevoerde herstellingen in de jaren '60 en '70 konden daarin geen verandering brengen.
In de jaren 1995 en 1997 is een grondige restauratie uitgevoerd door orgelmakerij Bakker & Timmenga te Leeuwarden. Hierdoor is het orgel weer in alle glans herboren en kan het weer getuigen van Hinsz' vakmanschap en kunstenaarschap.
Kort na de bouw van het orgel in de Hervormde Kerk Dantumawoude door Albertus Anthoni Hinsz in 1777 valt het besluit om ook in de uit 1713 daterende kerk van Driesum een orgel door Hinsz te laten maken: ….. ‘van deselve swaarte als dat van Damwolde’.
Pas op 27 augustus 1783 werd het nieuwe orgel in gebruik genomen. Het werd daarbij bespeeld door Gerrit Muizelaar, organist van de Martinikerk te Sneek.
Het nieuwe instrument was drie registers groter geworden dan het orgel van Dantumawoude. Ook het front was breder en rijker uitgevoerd.
De kas was gemaakt door C.J. Eisma, de ornamenten werden gesneden door Jan Yges en F. Roeland. Het orgel kostte 2250 gulden, terwijl kas en snijwerk nog een bedrag van 846 gulden vergden. Hinzs overleed kort na de bouw van het orgel. Zijn opvolgers (F.C. Schnitger jr. en H.J.H. Freytag) onderhielden het orgel tot 1800, daarna nam Albertus van Gruisen het onderhoud over.
Tussen 1848 en 1880 onderhield Willem Hardorff het orgel. Tweemaal werden extra werkzaamheden uitgevoerd: in 1858, waarbij waarschijnlijk wijzigingen werden aangebracht, en in 1868, toen het orgel moest worden schoongemaakt na een kerkrestauratie.
Kleine herstellingen vonden verder plaats in 1882, door R. Groustra, in 1888 door Bakker & Timmenga en in 1893 door Van Dam. F. Klimstra onderhield het orgel van 1901 tot 1928. Hij verving in 1907 de Vox Humana 8’ door een Octaaf 2’.
In 1951 werden door Vaas en Bron de oude spaanbalgen vervangen door een kleinere magazijnbalg.
Van verschillende veranderingen kan niet meer worden achterhaald oor wie ze zijn uitgevoerd. Behalve de hiervoor genoemde wijzigingen was de toestand van het orgel rond 1965 aldus:
- frontpijpen met aluminiumverf beschilderd,
- handklavier gewijzigd door W. Hardorff in 1858,
- pijpen van de Holpijp 8’ gebruikt om een Bourdon 16’ disc. Te kunnen samenstellen, geplaatst op de plaats van de Cornet,
- Een nieuwe Viola 8’ werd op de plaats van de Holpijp gezet,
- Verschillende Mixtuur-pijpen waren verdwenen.
Bij restauraties door W. Eppinga in 1967 en later nog door S. Bak gingen geen Hinsz-pijpen verloren, maar werden vooral 19e-eeuwse veranderingen aangepakt, zonder dat de oorspronkelijke situatie terugkeerde overigens.
Bovendien konden deze reparaties niet verhinderen, dat het orgel er steeds slechter op werd. Op het laatst was het met name in de winter vrijwel onbespeelbaar. In 1990 werd een rapport opgesteld om tot restauratie te komen.
Onderzoek van het pijpwerk wees uit, dat veel Hinsz-pijpen nog een prachtige klank bezaten. Het was alleen niet meer hoorbaar te maken, vanwege de slechte staat en de lekkages in de winladen.
In twee fasen is in de jaren 1995 en 1997 de restauratie van het orgel uitgevoerd. In 1995 zijn eerst de windladen gerestaureerd, waarbij ook de mechanieken en de windkanalen hersteld zijn. Toen al kon gehoord worden hoe mooi de klank van het orgel eigenlijk was. Met zes gestemde registers met Hinsz-pijpen zijn gedurende de anderhalf jaar de diensten begeleid. De overige onderdelen van het orgel kwamen in 1997 aan de beurt. De balgenkas werd tot de oorspronkelijke diepte hersteld en de balg van 1951 werd vervangen door een nieuwe spaanbalg volgens de Hinsz-maten van Dantumawoude. Al het pijpwerk werd hersteld, ontbrekende pijpen van Cornet, Mixtuur en Vox Humana werden nieuw bijgemaakt.
Ook werd aandacht besteed aan het uiterlijk van het orgel. In de oorlogsjaren ’40-’45 werd op last van hogerhand al het snijwerk afgeloogd. Ouderen wisten nog dat het wit was geweest, met wat goud hier en daar, net zoals nu nog in Dantumawoude te zien is.
Het snijwerk verkeerde in slechte staat en moest geheel afgenomen en gerestaureerd worden. Besloten is, nu alleen het snijwerk van de orgelkas weer wit te schilderen, met hier en daar wat goud-accenten. In een later stadium hoopt men ook het snijwerk op de balustrade nog te kunnen herstellen en te kleuren.
De dispositie van het orgel is nu weer de oorspronkelijke:
Manuaal, C-d’’’: Prestant 8’, Holpijp 8’, Fluitdoes 8’ (een soort Quintadeen), Octaaf 4’, Speelfluit 4’, Nassat 3’, Woudfluit 2’, Mixtuur 3-4-5- sterk bas en discant, Vox Humana 8’.
Aangehangen pedaal C-d’. Afsluiter, Tremulant, Windloser.
De stemming is volgens Neidhardt III, een mild-ongelijkzwevende temperatuur.
Het herboren orgel wordt nu weer elke zondag bij de erediensten van de Hervormde gemeente te Driesum gebruikt. Het is dan ook te horen tijdens de driedaagse orgelexcursie in Fryslân op 13, 14 en 15 augustus a.s.